ECLI:NL:GHAMS:2008:BO4586

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.007.347/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de geldigheid van biedingen bij de verkoop van bedrijfspanden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Lokhorst tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Lokhorst had deelgenomen aan een besloten inschrijving voor de verkoop van drie panden, georganiseerd door Horizon en begeleid door de notaris van AKD. Lokhorst heeft een bod uitgebracht, maar later aangegeven dat er een vergissing was gemaakt in de bedragen voor de panden. De notaris heeft het bod van Lokhorst als geldig verklaard, ondanks het ontbreken van een origineel uittreksel uit het handelsregister. Lokhorst vordert vernietiging van de koopovereenkomst en schadevergoeding, stellende dat de notaris in strijd met zijn verplichtingen heeft gehandeld. Horizon vordert in reconventie een contractuele boete wegens te late afname van het pand.

Het hof oordeelt dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen en dat Lokhorst geen beroep kan doen op de ongeldigheid van haar bod. Het hof stelt vast dat de notaris de inschrijvingsvoorwaarden redelijk heeft uitgelegd en dat Lokhorst niet heeft aangetoond dat haar bod onbevoegd was uitgebracht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake was van ongelijke behandeling en dat de notaris gerechtigd was om het bod van Lokhorst geldig te verklaren. Het hof laat Lokhorst toe tot bewijslevering over de gestelde vergissing, maar oordeelt dat de notaris en Horizon mochten vertrouwen op de juistheid van het bod van Lokhorst. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUW- EN AANNEMINGSBEDRIJF LOKHORST B.V,
Gevestigd te Beverwijk,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.B. Falkena, gevestigd te Amsterdam,
t e g e n
1. de stichting STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM NOORD-KENNEMERLAND/WEST FRIESLAND (HORIZON COLLEGE),
gevestigd te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A.F.J. Jacobs, gevestigd te Amsterdam,
2. [GEÏNTIMEERDE 2], notaris,
kantoorhoudend te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap AKD PRINSEN VAN WIJMEN N.V,
gevestigd te Rotterdam,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr V.H. Affourtit, gevestigd te Amsterdam.
De partijen worden hierna respectievelijk Lokhorst, Horizon, de notaris en AKD genoemd. De notaris en AKD gezamenlijk worden ook AKD c.s. genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 14 september 2007 is Lokhorst in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 4 juli 2007, in deze zaak onder zaaknr./rolnr. 342073/HA ZA 06-1803 gewezen tussen haar als eiseres in conventie, verweerster in reconventie enerzijds en Horizon als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en de notaris en AKD als gedaagden in conventie anderzijds.
Bij memorie van grieven heeft Lokhorst twaalf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, haar eis gewijzigd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen in conventie zoals in hoger beroep gewijzigd alsnog zal toewijzen en Horizon, de notaris en AKD hoofdelijk zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen ter voldoening aan het bestreden vonnis is betaald en hen tevens zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
AKD c.s. hebben bij memorie de grieven bestreden en bewijs aangeboden, met conclusie tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van Lokhorst, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
Horizon heeft eveneens bij memorie de grieven bestreden en bewijs aangeboden, met conclusie tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, zonodig met verbetering of aanvulling van de gronden, en veroordeling van Lokhorst, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep, inclusief de nakosten ten bedrage van € 131,= of € 199,=.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Feiten en behandeling van de daartegen gerichte grieven
2.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, a. tot en met r, een aantal feiten vastgesteld.
2.2 Grief I is gericht tegen de vaststelling onder 2.c. dat Horizon de verkoop van haar panden aan de Jan de Heemstraat, de Bergerweg/Van der Lijnstraat (hierna: de Bergerweg) en het Nassauplein heeft georganiseerd met behulp van Deloitte Real Estate B.V. (hierna: Deloitte). Lokhorst meent dat deze vaststelling onvolledig is en dat de rechtbank tevens had moeten vaststellen dat de verkoop door AKD en de notaris is georganiseerd en begeleid. De grief faalt omdat het de rechtbank vrij staat alleen die feiten vast te stellen die zij voor haar beslissing nodig acht.
2.3 Grief II strekt ten betoge dat de rechtbank onder 2.p. de beslissing van de notariële tuchtkamer van dit hof van 1 september 2005 niet volledig heeft weergegeven. Deze grief faalt alleen al omdat de rechtbank in dit kader de woorden “onder meer” heeft gebezigd, waarmee onmiskenbaar is aangegeven dat zij het in het licht van haar beslissing niet nodig heeft geacht de bedoelde beslissing in haar geheel weer te geven. Zoals hiervoor reeds werd overwogen stond haar dit vrij.
2.4 De overige vaststellingen van de rechtbank zijn tussen partijen niet in geschil. Het voorgaande brengt met zich dat ook het hof van de door de rechtbank vastgestelde feiten zal uitgaan.
2.5 Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
i. Deloitte heeft eind 2003/begin 2004 in opdracht van Horizon een besloten inschrijving georganiseerd voor de verkoop van drie aan Horizon toebehorende panden aan de Jan de Heemstraat, de Bergerweg en het Nassauplein te Alkmaar. De juridische begeleiding van de verkoop lag in handen van AKD, meer in het bijzonder van de notaris, die van dat kantoor deel uitmaakt.
ii. Aan de genodigde partijen, waaronder Lokhorst, was een informatie-memorandum ter beschikking gesteld, waarin onder meer de van toepassing zijnde inschrijvingsvoorwaarden waren opgenomen. Een van die voorwaarden was dat het bod moest worden gedaan bij inschrijvingsformulier en vergezeld moest zijn van onder meer een door de Kamer van Koophandel gewaarmerkt en origineel uittreksel zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Handelsregisterwet, niet ouder dan een maand, van de inschrijver.
iii. Op een zitting op 5 februari 2005 heeft Lokhorst een bod uitgebracht op de locatie Nassauplein van € 1.800.000,= en op de locatie Bergerweg van € 450.000,=. Haar inschrijfformulier was vergezeld van een kopie van een per fax van de Kamer van Koophandel aan haar verzonden, haar betreffend uittreksel uit het handelsregister. De notaris heeft tijdens de zitting alle voor de drie panden uitgebrachte biedingen voorgelezen.
iv. Na afloop van de zitting heeft Lokhorst Deloitte en de notaris bij faxbericht van 5 februari 2004 te kennen gegeven dat zij haar bod op de locatie Nassauplein geen gestand zou doen onder meer in verband met “een - abusievelijke - foute toekenning van bedragen naar objecten”.
v. De notaris heeft vastgesteld dat het bod van Lokhorst op de locatie Nassauplein het hoogste geldige bod was.
vi. Bij faxbericht en brief van 6 februari 2004 heeft Lokhorst aan Deloitte en de notaris uitgelegd dat haar vergissing erin bestond dat zij het bedrag voor de locatie Nassauplein en dat voor de locatie Bergerweg had verwisseld. Desalniettemin heeft Horizon haar bod aanvaard, waarna Lokhorst uiteindelijk door middel van een veroordeling in kort geding tot afname van het pand aan het Nassauplein is gedwongen.
3. Beoordeling
3.1 In dit geding vordert Lokhorst in conventie, kort samengevat, vernietiging c.q. nietigverklaring althans ontbinding van de koopovereenkomst met betrekking tot het pand aan het Nassauplein alsmede schadevergoeding. Zij heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat de notaris jegens haar in strijd met zijn verplichtingen heeft gehandeld door haar bod op het pand aan het Nassauplein geldig te verklaren, hoewel dat niet was vergezeld van het vereiste originele uittreksel uit het handelsregister en bovendien op een kenbare vergissing berustte. Dit handelen leidt tot schadeplichtigheid van alle geïntimeerden. Op grond van een en ander is tussen Lokhorst en Horizon bovendien geen geldige overeenkomst tot stand gekomen, althans dient die overeenkomst te worden ontbonden, aldus Lokhorst.
In reconventie heeft Horizon aanspraak gemaakt op de contractuele boete wegens de te late afname door Lokhorst.
3.2 De rechtbank heeft de vorderingen van Lokhorst afgewezen en die van Horizon toegewezen. Zij heeft daartoe, kort gezegd, overwogen (1) dat het voorschrift dat een origineel uittreksel uit het handelsregister moest worden overgelegd diende ter bescherming van de belangen van Horizon als verkoopster, zodat Lokhorst zich op de schending daarvan niet kan beroepen, (2) dat van een ongelijke behandeling door de notaris van inschrijvers op het punt van de geldigverklaring van biedingen en dus van willekeur niet was gebleken, (3) dat Horizon er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de in het inschrijvingsformulier neergelegde verklaring van Lokhorst overeenstemde met haar wil, mede omdat (4) niet was komen vast te staan dat reeds tijdens de zitting van 5 februari 2004 namens Lokhorst op voor de notaris kenbare wijze naar voren is gebracht dat het bod op het pand aan het Nassauplein op een vergissing berustte.
3.3 De grieven III, IV en V bestrijden alle het oordeel van de rechtbank inzake het beroep van Lokhorst op de ongeldigheid van haar bod wegens het ontbreken daarbij van een origineel uittreksel uit het handelsregister. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.4 In de leden 5 en 6 van artikel 3 van de inschrijvingsvoor-waarden is – voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
5. Een bieding mag uitsluitend schriftelijk worden gedaan door middel van een inschrijvingsformulier, dat volledig ingevuld dient te zijn en ondertekend door de daartoe bevoegde persoon onder bijvoeging van de in lid 6 bedoelde bijlagen;
6. De volgende bescheiden dienen tezamen met het inschrijvingsformulier te worden ingeleverd:
(…)
d. een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene(n), die het inschrijvingsformulier ondertekend heeft/hebben;
e. een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanbieder;
f. een door de Kamer van Koophandel gewaarmerkt en origineel uittreksel zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 Handelsregisterwet (niet ouder dan 1 maand) van de inschrijver; en
g. de vigerende statuten (doorlopende tekst) van de inschrijver.
3.5 Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in dit geval aan Lokhorst geen beroep toekomt op een eventuele schending van het in artikel 3 lid 6 onder f. bepaalde. Dat voorschrift moet weliswaar redelijkerwijs niet zo beperkt worden uitgelegd dat het alleen de verkoper zou beschermen tegen onbevoegdheid van de koper, maar Lokhorst is in het spiegelbeeldige belang dat eveneens door de bepaling wordt beschermd, namelijk het belang van de tot de inschrijving genodigde rechtspersonen om ervan verschoond te blijven dat een onbevoegde namens haar bij de verkoop biedingen uitbrengt, niet getroffen. Gesteld noch gebleken is immers dat namens Lokhorst onbevoegd een bod is uitgebracht. Bovendien heeft de notaris, zoals deze onweer-sproken heeft gesteld, na de zitting ter controle van de juistheid van de overgelegde kopie nog zelf een origineel uittreksel bij de Kamer van Koophandel opgevraagd. Een en ander brengt voorts met zich dat ook niet kan worden gezegd dat, zoals Lokhorst aanvoert, de notaris in dit verband jegens haar zorgplichten heeft geschonden die zijn gericht op de vrije wilsvorming, rechtszekerheid en rechtsbescherming.
3.6 Vervolgens is dan de vraag aan de orde of de notaris zich wellicht, zoals Lokhorst stelt, jegens Lokhorst aan willekeur heeft schuldig gemaakt. Voor het oordeel daarover is allereerst van belang wat de inschrijvingsvoorwaarden bepalen over de gevolgen van schending van het hier aan de orde zijnde voorschrift.
3.7 De leden 7 en 8 van artikel 3 luiden als volgt:
7. De notaris controleert of het inschrijvingsformulier volledig is ingevuld en of alle bijbehorende bijlagen zijn bijgevoegd. Indien een inschrijvingsformulier niet volledig is ingevuld en/of één of meer bijlagen bij het inschrijvingsformulier ontbreken, kan een bod door de notaris als ongeldig aangemerkt worden.
8. De notaris beslist op voor partijen bindende wijze over de geldigheid van een bod en over de juiste lezing van het geboden bedrag.
3.8 Daarnaast luidt artikel 6 als volgt:
Uitbrengen van een bod/inschrijving
1. Een bod dient te worden uitgebracht door overhandiging ter zitting vóór 16.00 uur aan de notaris van een gesloten enveloppe met daarin het inschrijvingsformulier met bijbehorende bijlagen. (…)
2. De inschrijver mag niet voor of namens een derde (…) bieden.
3. Een bod dient onvoorwaardelijk en zonder enig voorbehoud te zijn. Het bod dient precies aan te geven voor welke kavel(s) het geldt. De inschrijver kan op meerdere kavels een bod uitbrengen. Het geboden bedrag dient per kavel in gehele euro te worden vermeld. Een niet in gehele euro uitgebracht bod wordt steeds naar boven op gehele euro afgerond. Een bod dat is uitgedrukt in relatie tot een ander bod, zodanig dat het bod gelijk is aan het andere bod vermeerderd met een bedrag en/of percentage is ongeldig.
(…)
5. Een bod dat in strijd is met het bepaalde in de inschrijvingsvoorwaarden is ongeldig.
3.9 Op het eerste gezicht lijkt het bepaalde in de tweede volzin van artikel 3 lid 7 tegenstrijdig te zijn met het bepaalde in het vijfde lid van artikel 6. Naar het oordeel van het hof dienen de inschrijvingsvoorwaarden op dit punt redelijkerwijs aldus te worden uitgelegd dat het zevende lid van artikel 3 ziet op de formaliteiten waaraan het inschrijvingsformulier moet voldoen. Als aan die formaliteiten niet is voldaan kán de notaris het bod ongeldig verklaren, maar is hij daartoe niet verplicht. Het vijfde lid van artikel 6 ziet daarentegen op de inhoudelijke vereisten die gelden voor het in het inschrijvingsformulier neergelegde bod. Als daaraan niet is voldaan is het bod onherroepelijke ongeldig.
3.10 Het voorgaande impliceert dat aan de notaris een zekere beleidsvrijheid toekwam bij het oordeel of het feit dat geen origineel uittreksel was overgelegd, tot ongeldigverklaring van het bod moest leiden. Bij het gebruik van die vrijheid dienden de onder 3.5 genoemde belangen leidend te zijn. Dat de notaris er niet voor heeft gekozen het bod van Lokhorst op grond van deze formaliteit te laten afvallen, laat zich daarmee verenigen, nu hem bij zijn controle na de zitting aan de hand van een recent origineel uittreksel was gebleken dat de gegevens van Lokhorst in de overgelegde kopie juist waren en door Lokhorst niet was aangevoerd dat het bod onbevoegd was uitgebracht.
3.11 Bij het voorgaande is van belang dat niet is gebleken dat de notaris in andere vergelijkbare gevallen dit voorschrift wel van doorslaggevend belang heeft geacht.
3.11.1 Bij het door Lokhorst genoemde bod van Vos Projectontwikkeling BV op het pand aan het Nassauplein ontbrak niet alleen een origineel uittreksel, maar ontbraken ook getekende koop- en leveringsakten die op dat pand betrekking hadden, terwijl bovendien op het inschrijfformulier de woorden “locatie Nassauplein” waren doorgehaald. Dat de notaris onder deze omstandigheden het bod op de locatie Nassauplein als niet uitgebracht heeft beschouwd is gerechtvaardigd. Aan de betwisting door Lokhorst van de aanwezigheid van de doorhaling ten tijde van de voorlezing van de biedingen ter zitting gaat het hof voorbij, omdat Lokhorst, op wie de bewijslast van onrechtmatig handelen rust, deze niet nader gemotiveerde betwisting niet van een bewijsaanbod heeft voorzien.
Afgezien van Vos Projectontwikkeling BV was Lokhorst voor de locatie Nassauplein de hoogste bieder.
3.11.2 Voor de beide andere locaties, apart en gezamenlijk, was Bot Bouw Initiatief BV veruit de hoogste bieder, terwijl uit de beschrijving van de inhoud van haar envelop (envelop 4) blijkt dat zij aan alle formaliteiten had voldaan, zodat het geldigheidsprobleem bij deze locaties niet speelde. Voor de drie locaties gezamenlijk waren slechts biedingen uitgebracht die lager waren dan het bod van Bot Bouw Initiatief BV voor twee locaties, zodat die andere biedingen niet behoefden te worden beoordeeld.
3.12 De omstandigheid dat de notaris in artikel 29 van het proces-verbaal van de verkoop heeft vermeld dat de biedingen van Projectontwikkeling Maatschappij Randstad Noord BV en Bouw- en Aannemingsbedrijf Teerenstra BV ongeldig waren vanwege het ontbreken van originele uittreksels, kan aan het voorgaande niet afdoen. Het valt te begrijpen dat de notaris ten aanzien die biedingen, die lager waren dan die van Bot Bouw Initiatief BV respectievelijk Lokhorst, niet de controle op de juistheid van de gegevens van de bieder heeft uitgevoerd die nodig was om een in beginsel ongeldig bod toch als geldig aan te merken.
3.13 Het verwijt van willekeur is dus niet terecht. Gelet op hetgeen hiervoor omtrent de onderscheidene biedingen is overwogen, geldt hetzelfde voor Lokhorsts verwijt van handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, wat overigens ook zij van de toepasselijkheid van dat beginsel in een geval als het onderhavige.
3.14 Al met al moet de slotsom zijn dat de rechtbank terecht het beroep van Lokhorst op de ongeldigheid van haar bod in verband met de vereiste overlegging van een origineel uittreksel heeft verworpen. De grieven III, IV en V falen derhalve.
3.15 Grief VI ziet op het door de rechtbank gehonoreerde beroep van AKD c.s. op het gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in artikel 3:35 BW. In de toelichting op deze grief heeft Lokhorst een aantal omstandigheden geschetst op grond waarvan het de notaris en Horizon duidelijk moet zijn geweest dat het bod van Lokhorst op het pand aan het Nassauplein op een vergissing berustte.
3.16 Het hof stelt voorop dat het met de rechtbank van oordeel is dat het peilmoment waarop moet worden getoetst of de gestelde vergissing kenbaar was, niet ligt na de zitting van 5 februari 2004, maar tijdens die zitting. Dat was immers het moment waarop de in het inschrijvingsformulier neergelegde verklaring zich openbaarde. Dat direct na de zitting aan de notaris mededeling is gedaan van de vergissing is dus niet relevant.
3.17 Het standpunt van Lokhorst dat de vergissing die zij stelt te hebben gemaakt begrijpelijk is vanwege het verschil tussen de volgorde van de locaties in het informatiememorandum en die in het inschrijfformulier, deelt het hof niet. Nog daargelaten dat van een professionele marktpartij als Lokhorst mag worden verwacht dat zij een betrekkelijk rechtlijnig inschrijfformulier als het onderhavige goed leest en juist invult, bieden de beide volgorden geen afdoende verklaring voor de gestelde fout: in het memorandum was de volgorde: Bergerweg – Jan de Heemstraat – Nassauplein, en in het formulier: Jan de Heemstraat – Nassauplein – Bergerweg. Als de vergissing was veroorzaakt door de volgorde op het inschrijfformulier zou men verwachten dat alle biedingen van Lokhorst fout zouden zijn geweest, wat niet het geval was.
3.18 Wanneer de biedingen die op elk van de drie panden zijn uitgebracht met elkaar worden vergeleken valt op dat voor alle panden geldt dat het hoogste en het laagste bod zeer ver uiteen liggen. Voor het pand aan de Jan de Heemstraat geldt dat het hoogste bod bijna 4,8 keer zo hoog is als het laagste, voor het pand aan de Bergerweg is die factor (het bod van Lokhorst buiten beschouwing gelaten) 2,6 en voor het pand aan het Nassauplein (Lokhorst weer buiten beschouwing gelaten) 2,4. De factor 3,3 die resulteert als bij het pand aan het Nassauplein het bod van Lokhorst als hoogste bod wel wordt meegenomen is in dit rijtje niet heel opvallend. Ook als alle biedingen op het pand aan het Nassauplein op een rijtje worden gezet springt het bod van Lokhorst daar niet bijzonder uit. Tussen het hoogste bod van Lokhorst en het in hoogte daarop volgende bod van Bouw- en Aannemingsmaatschappij Teerenstra BV ligt (afgerond) vijf ton en tussen laatstgenoemd bod en het in hoogte daarop volgende ligt (afgerond) vier ton. Dit alles is in overeenstemming met de door de rechtbank geformuleerde ervaringsregel dat bij een verkoop bij besloten inschrijving de biedingen sterk uiteen kunnen lopen. Alles bijeengenomen deelt het hof het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat het door Lokhorst uitgebrachte bod in vergelijking tot de andere biedingen extreem hoog was.
3.19 Het voorgaande wordt niet anders door de verklaring van de notaris ter comparitie in eerste aanleg, dat er na de bekendmaking van het bod van Lokhorst op het pand aan het Nassauplein rumoer ontstond in de zaal, omdat men het kennelijk een hoog bod vond. Dat een bod hoog is wil immers niet zeggen dat het te hoog is om serieus te worden genomen. Hetgeen de notaris heeft verklaard over de subjectieve waardering van een herontwikkelingsvastgoed als het onderhavige pand is immers op zichzelf niet door Lokhorst bestreden. Die subjectiviteit vergroot de kans op een bod dat in de ogen van anderen dan de bieder (zeer) hoog is.
3.20 In dit verband is nog belangrijk dat Lokhorst weliswaar een subgrief heeft geformuleerd tegen de overweging van de rechtbank dat niet is gebleken dat het door Lokhorst gedane bod op de locatie Nassauplein niet aansluit bij de hoogste waarde die aan het perceel kan worden toegekend, maar tegen die overweging inhoudelijk niets heeft ingebracht. Ook het hof moet er derhalve vanuit gaan dat Lokhorst niet meer heeft betaald dan de hoogst mogelijke waarde. Dit zo zijnde komt het betoog van Lokhorst in wezen erop neer dat de notaris en Horizon hadden moeten begrijpen dat Lokhorst nooit een zo van de andere biedingen afwijkend bod had willen uitbrengen. Dat betoog kan niet worden aanvaard.
3.21 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat op de notaris en Horizon niet de plicht rustte nader te onderzoeken of de verklaring van de professionele marktpartij Lokhorst wel met haar wil overeenstemde; zij mochten zonder nader onderzoek vertrouwen op de juistheid van de verklaring.
3.22 Over het voorgaande kan anders worden geoordeeld indien juist is dat - zoals Lokhorst heeft gesteld, maar Horizon en AKD c.s. hebben betwist – [X] reeds ter zitting van 5 februari 2004 namens Lokhorst aan de notaris heeft duidelijk gemaakt dat bij het invullen van het bod op het pand aan het Nassauplein door Lokhorst een vergissing was gemaakt. Hierbij kan betekenis toekomen aan de omstandigheid dat de biedingen van Lokhorst als eerste werden voorgelezen. Lokhorst zal overeenkomstig haar aanbod tot het bewijs van haar stelling worden toegelaten.
3.23 In afwachting van de resultaten van de bewijslevering wordt de uiteindelijke beoordeling van grief VI, de beoordeling van de grieven VII tot en met XII en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.24 Wel kan thans reeds worden opgemerkt dat Lokhorst wel een grief heeft gericht tegen de toewijzing van de gevorderde boete in reconventie, maar in het petitum van het reconventionele deel van het bestreden vonnis geen melding heeft gemaakt. Lokhorst wordt uitgenodigd haar bedoelingen op dit punt te verduidelijken.
4. Beslissing
Het hof:
laat Lokhorst toe tot het bewijs dat [X] ter zitting van 5 februari 2004 aan de notaris heeft duidelijk gemaakt dat bij het invullen van het bod op het pand aan het Nassauplein door Lokhorst een vergissing was gemaakt;
beveelt dat een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. J.C.W. Rang, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam op donderdag 15 januari 2009 te 09.30 uur;
bepaalt dat de procureur van Lokhorst dient na te (laten) gaan of partijen, hun advocaten en de door Lokhorst voor te brengen getuigen op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn – uiterlijk op 25 november 2008 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de maanden januari tot en met maart 2009 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.E. de Winter, J.C.W. Rang en E.J.H. Schrage en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 11 november 2008.