4.1 In deze zaak gaat het om het volgende.
[appellanten] hebben op 12 februari 2006 van [geïntimeerden] een woning gekocht aan de [adres] te [plaats]. De koopprijs was € 156.000,-. De woning is in 1970 gebouwd en is in 2001 door [geïntimeerden] uitgebreid met een aanbouw, waarvoor in 2003 bouwvergunning is verleend. Voorafgaande aan de koop heeft [A] van de firma [voorletters] [A] te [vestigingsplaats] (hierna: de firma [A]) de woning en de aanbouw bezichtigd. Op 10 maart 2006 heeft de levering plaatsgevonden. In de koopakte is onder meer het volgende beding opgenomen:
“5.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woonhuis met berging in de normale zin van gebruik. (..) Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn, noch voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan de koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst.”
[appellanten] hebben gesteld dat na de levering gebleken is van ernstige bouwkundige tekortkomingen aan de aanbouw. Zij hebben daartoe verwezen naar een in hun opdracht opgemaakt rapport van 18 mei 2006 van de firma [A]. Volgens dat rapport zijn “de navolgende onvolkomenheden (..) aangetroffen bij bovengenoemde aanbouw.
1. Fundering: Funderingsbalk ligt niet voldoende diep en heeft niet de benodigde afmeting t.b.v. bovenliggende constructieopbouw.
Deze funderingsbalk is onderbroken en is niet voorzien van betonijzer. Er is gebruik gemaakt losse betonelementen.
2. Buitenmuur: De opbouw van de buitenmuur uitgevoerd als spouwmuur is bedoeld als schoon metselwerk aan de buitenzijde. Dit is niet te realiseren omdat er boven het raam- en schuifdeurkozijn een vuil staltonlatei is gelegd. In deze situatie had dit boven het schuifdeurkozijn tenminste een dubbel hoeklijn moeten zijn.
Boven het deurkozijn is niets gelegd en draagt het metselwerk op het kozijn. Hierop is dit kozijn niet berekend.
Kozijnen van hout zijn niet op de juiste manier ingemetseld en niet voorzien van een spouwlat en een waterkerende strook van DPC-folie en aan de bovenzijde niet wateren afgedekt met lood.
3. Draagconstructie: Eén staltonlatei is onvoldoende opgelegd en boven het deurkozijn is geen staltonlatei gelegd.
4. Binnenvloer: Binnenvloer is gestort over de bestaande betontegelvloer en varieert in dikte van min 20 mm tot ca. 80 mm.
Deze vloer is niet voorzien van praktische betonwapening. (kruisnet)
5. Buitendeur: Buitendeur is te laag gesteld en kan niet over de nieuw aan te brengen vloer draaien. Tevens is er geen dorpel aan te brengen omdat dit kozijn direct op de funderingsbalk is gesteld.
6. Scheidingsmuur: Op de bestaande scheidingsmuur aan openbare weg is metselwerk opgemetseld maar hierop is de die fundering niet berekend.
7. Dakbalklaag: De houten dakbalklaag is ondeugdelijk bevestigd tegen prefab betonelementen en de balkkoppen zijn niet beschermd tegen vochtindringing bij de aansluiting met het metselwerk en de prefabbetonelementen.
Opmerkingen:
1. Funderingsconstructie moet tenminste vorstvrij worden aangelegd op een diepte van ca. 700mm onder aansluitend maaiveld. Tevens is de afmeting van de funderingsconstructie onvoldoende voor de bovenliggende constructie.
De aanlegbreedte van een fundering moet tenminste het volledige bovenconstructie kunnen dragen. Hier is sprake van een trottoirband die in het zand is gelegd.
2. Een staltonlatei moet minimaal 100mm oplegging hebben om het bovenliggende belasting te kunnen dragen.
3. Hout wat direct met metselwerk in aanraking komt dient te worden beschermd tegen vochtindringing. Dit geschied door de balkkoppen te behandelen met menie.”
Volgens [appellanten] waren de bouwkundige gebreken zodanig dat sloop en nieuwbouw noodzakelijk bleken. De daaraan volgens [appellanten] verbonden kosten, groot € 32.000,-, vormen de inzet van de onderhavige procedure, op de grondslagen als onder 2.2 genoemd.