ECLI:NL:GHAMS:2008:BH4414
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens recente veroordelingen en niet-goed trouw ontstaan van schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof oordeelde dat het verzoek afgewezen moest worden, omdat de schadevergoedingsmaatregelen die aan [appellant] waren opgelegd, voortvloeien uit misdrijven die binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoek zijn veroordeeld. De rechtbank Utrecht had eerder, op 21 juli 2008, het verzoek van [appellant] al afgewezen. Het hof benadrukte dat de veroordeling van [appellant] voor zedenmisdrijven, die resulteerde in schadevergoedingsmaatregelen, niet van belang was voor de beoordeling van de aanvraag, aangezien deze veroordeling minder dan drie jaar voor het verzoek had plaatsgevonden.
Daarnaast werd vastgesteld dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat zijn schuld aan het UWV te goeder trouw was ontstaan. Het hof wees erop dat [appellant] had moeten ingrijpen toen hij zich bewust werd van het onterecht doorlopen van zijn uitkering tijdens zijn detentie. Ondanks zijn beweringen over zijn verbeterde situatie en de hulp van Stichting Exodus, was dit niet voldoende om het verzoek te honoreren. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden, en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de schuldsaneringsregeling kan worden toegepast, vooral in gevallen waar recente veroordelingen en niet-goed trouw bij het ontstaan van schulden een rol spelen.