GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLANOFORM GRONDEXPLOITATIE B.V., als rechtsopvolgster na fusie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Veluweborch B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ BOERS VEENENDAAL,
gevestigd te Veenendaal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECTONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ LEERVEEN B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLANOFORM VASTGOEDONTWIKKELING B.V., als rechtsopvolgster na fusie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Planoform Holding B.V.,
gevestigd te Arnhem,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOERS HOLDING B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUADRANT LEERSUM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUADRANT WINKELS LEERSUM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
8. de maatschap naar burgerlijk recht QUADRANT REGISTERGOEDEREN,
gevestigd te Veenendaal,
9. [Geïntimeerde maat 1],
wonende te [woonplaats],
10. [Geïntimeerde maat 2],
wonende te [woonplaats],
11. [Geïntimeerde maat 3],
wonende te [woonplaats],
12. [Geïntimeerde maat 4],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. B.J.H. Crans, gevestigd te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHV LEERSUM B.V.,
gevestigd te Leersum,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.W. van Rijswijk, gevestigd te Amsterdam.
en de daarmee gevoegde zaak met zaaknummer 106.003.999-01 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHV LEERSUM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.W. van Rijswijk, gevestigd te Amsterdam,
t e g e n
1. de maatschap QUADRANT REGISTERGOEDEREN,
gevestigd te Veenendaal,
2. [Geïntimeerde maat 1],
wonende te [woonplaats],
3. [Geïntimeerde maat 2],
wonende te [woonplaats],
4. [Geïntimeerde maat 3],
wonende te [woonplaats],
5. [Geïntimeerde maat 4],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. B.J.H. Crans, gevestigd te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft in deze gevoegde zaken op 9 augustus 2007 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot aan die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Planoform c.s. hebben vervolgens een akte na tussenarrest (met een productie) genomen. Daarop heeft SHV een antwoordakte na tussenarrest genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1 In rechtsoverweging 4.11 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat nader onderzocht moet worden of de door SHV gehuurde winkelruimte aan maatschap Quadrant is aangeboden tegen gunstiger condities dan aan SHV. Het hof achtte het denkbaar dat op grond van bijkomende verkoopcondities zou blijken dat de verkoop aan maatschap Quadrant niet gunstiger was dan het aanbod aan SHV.
2.2 Planoform c.s. hebben bij akte toegelicht waarom zij van mening zijn dat de voorwaarden waaronder de supermarkt aan maatschap Quadrant werd overgedragen minimaal gelijk waren aan de condities waartegen het object aan SHV is aangeboden. Uitgangspunt daarbij is dat het object op 27 oktober 1999 aan SHV is aangeboden voor een bedrag van fl. 5.683.400,- (exclusief btw). De koopsom die maatschap Quadrant heeft betaald bedroeg fl. 4.000.000,-. (exclusief btw).
2.3 Volgens Planoform c.s. dient bij de koopprijs van maatschap Quadrant nog een aantal kostenposten te worden opgeteld, te weten bouwkosten bijwerk (fl. 206.000,-), bijkomende kosten (fl. 212.500,-), verkoop/verhuurkosten (fl. 81.000,-), kosten in verband met toeslagen directievoering (fl. 75.000,-), winstrisico (fl. 625.000,-) en renteverlies (fl. 150.000,-). In totaal gaat het om een bedrag van fl. 1.349.500,-. Naar het hof begrijpt betreft dit het aandeel van maatschap Quadrant in de totale stichtingskosten voor het project “Centrumplan Leersum”, waarvan de litigieuze object deel uitmaakt.
2.4 Naar het oordeel van het hof hebben Planoform c.s. verzuimd toe te lichten waarom deze bedragen (volledig) dienen te worden opgeteld bij de koopsom die maatschap Quadrant diende te betalen voor de onderhavige object. Waarom die kosten bij de koopsom zouden moeten worden opgeteld, valt zonder een nadere toelichting ook niet goed te begrijpen. Onduidelijk is dus gebleven welke financiële verplichtingen in verband met het object op de maatschap hebben gerust, en zo dat het geval was, waarom deze op één lijn kunnen worden gesteld met de koopsom. Anders dan Planoform c.s. aanvoeren is het hof derhalve van oordeel dat de koopsom die maatschap Quadrant heeft betaald niet met de bedoelde bedragen dient te worden vermeerderd.
2.5 Voorts heeft Planoform nog aangevoerd:
- dat zij door de verkoop aan maatschap Quadrant een substantieel rentevoordeel heeft genoten (fl. 230.520,-) omdat maatschap Quadrant de volledige koopprijs en de bouwtermijnen voor oplevering heeft voldaan, terwijl SHV pas bij oplevering 90% van de koopsom wenste te betalen en het restant binnen drie maanden nadien;
- dat SHV eiste dat de verkoper een boete van fl. 3.500,- per dag zou verbeuren in geval van overschrijding van de opleveringsdatum, terwijl de maatschap Quadrant een dergelijke eis niet stelde. Gelet op de termijnoverschrijding van 127 dagen die uiteindelijk heeft plaatsgevonden, had dit een boete van fl. 440.500,- opgeleverd;
- dat er door toedoen van SHV niet is onderhandeld over het bod van fl. 5.683.400,- en dat het waarschijnlijk was geweest dat na onderhandelingen de koopprijs was uitgekomen op een bedrag tussen fl. 5.300.000,- en fl. 5.350.000,-.
2.6 Planoform c.s. verliezen met het bovenstaande betoog uit het oog dat dient te worden vergeleken tussen het aanbod dat op 27 oktober 1999 aan SHV is gedaan en de koopovereenkomst zoals deze uiteindelijk met maatschap Quadrant is gesloten. Dit betekent dat dient te worden geabstraheerd van de voorwaarden die SHV aan het sluiten van de koopovereenkomst had willen stellen (betaling bij en na oplevering en het boetebeding bij overschrijding van de opleverdatum). Ook is niet relevant of SHV al dan niet in (nadere) onderhandelingen een lagere koopprijs zou hebben weten te bedingen. Het hof wil nog wel aannemen dat de verkoop aan maatschap Quadrant een rentevoordeel heeft opgeleverd omdat maatschap Quadrant de koopprijs eerder heeft voldaan dan SHV op grond van het aanbod van 27 oktober 1999 had behoeven te doen, maar het bedrag dat daarmee gemoeid is, is, ook in de ogen van Planoform c.s., op zichzelf bij lange na niet voldoende om te kunnen zeggen dat het aanbod aan SHV gelijkwaardig was aan de kooprijs die maatschap Quadrant heeft betaald.
2.7 Het vorenstaande brengt mee dat Planoform c.s. hun stelling dat het object niet tegen gunstiger condities aan maatschap Quadrant is verkocht dan deze aan SHV is aangeboden, onvoldoende feitelijk hebben onderbouwd. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat het verschil dat op het eerste gezicht bestaat tussen het bod aan SHV en de koopprijs die maatschap Quadrant (een bedrag van fl. 1.683.400,-) feitelijk niet aanwezig is. Het hof acht het bij deze stand van zaken niet (meer) noodzakelijk over deze kwestie nog een deskundigenbericht te gelasten.
2.8 De conclusie luidt dan ook dat de verkopers (Veluweborgh, Boers en Leerveen) de koopoptie hebben geschonden en uit dien hoofde aansprakelijk zijn jegens SHV voor de door deze geleden schade. Dit betekent dat de grieven V en VI in de zaak met zaaknummer 106.004.024/01 falen.
2.9 Zoals in het tussenarrest onder 4.12 reeds is overwogen dient voorts de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van de overige procespartijen te worden onderzocht.
Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding
2.10 Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding zijn de gezamenlijke bestuurders van Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum. Planoform Vastgoedontwikkeling is voorts de bestuurder van Veluweborgh en Boers Holding is de bestuurder van Boers. De vraag rijst of aan deze bestuurders een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken dat grond oplevert voor aansprakelijkheid en schadeplichtigheid jegens SHV.
2.11 De kantonrechter heeft ter zake van de aansprakelijkheid van Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding het volgende overwogen (rechtsoverweging 3.14). Planoform Vastgoedontwikkeling is als gevolmachtigde bij de intentieovereenkomst van 12 december 1995 betrokken geweest. Verder kenden Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding de koopoptie en waren zij, als bestuurders van Veluweborgh, Boers, Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum verantwoordelijk voor de transacties tussen deze partijen op 16 december 1999. Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding hebben kennelijk willens en wetens meegewerkt aan de wanprestatie van deze partijen. Om die reden acht de kantonrechter Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding aansprakelijk jegens SHV.
2.12 Grief VII in de zaak met zaaknummer 106.004.024/01 heeft onder meer betrekking op de aansprakelijkheid van Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding. Volgens Planoform c.s. heeft de kantonrechter verzuimd de maatstaf toe te passen inhoudend dat aansprakelijkheid slechts aan de orde is indien de bestuurder een voldoende ernstig persoonlijk verwijt valt te maken.
2.13 Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding zijn bestuurder van vrijwel alle partijen die bij de totstandkoming van koopoptie betrokken waren en van de partijen die de overeenkomst van 13 juli 2000 hebben gesloten. Bij het sluiten van de intentieovereenkomst is Planoform Vastgoedontwikkeling bovendien feitelijk opgetreden voor Veluweborgh. Naar het oordeel van het hof moet bij die stand van zaken worden geconcludeerd dat Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding op de hoogte waren van de koopoptie en ook wisten dat het object op 13 juli 2000 aan Maatschap Quadrant werd verkocht, zonder dat SHV daaraan voorafgaand in de gelegenheid werd gesteld op vergelijkbare voorwaarden het object te kopen. Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding hebben niettemin nagelaten in te grijpen teneinde de wanprestatie jegens SHV te voorkomen, hoewel (naar mag worden aangenomen) zij daar als bestuurders wel toe in staat waren. Daar komt bij dat zij moeten hebben geweten dat er voor SHV een aanzienlijk belang in het geding was. Evenmin kan het aan hen in juli 2000 zijn ontgaan dat de over te dragen onroerende zaak in handen kwam van een maatschap waarvan de leden aandeelhouder van Boers Holding waren. Dat impliceert een zo nauwe betrekking tussen de betrokken partijen dat Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding een zwaarder verwijt treft dat zij de contractuele verplichtingen van de door hen bestuurde vennootschappen hebben genegeerd. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat hen een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter heeft Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding dan ook terecht aansprakelijk geacht.
2.14 Planoform c.s. voeren nog aan dat van een ernstig persoonlijk verwijt geen sprake is omdat Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding ervan mochten uitgaan dat de koopoptie was uitgewerkt nadat SHV afwijzend had gereageerd op het aanbod van 15 juni 1999. Planoform Vastgoedontwikkeling en Boers Holding hebben in het bijzonder onvoldoende toegelicht waarom zij daarop zonder meer mochten vertrouwen, mede gelet op het feit dat SHV bij fax van 29 oktober 1999 had laten weten dat SHV wél het recht op eerste koop wenste te behouden. Voor het overige vloeit uit het voorafgaande voort dat de argumenten van Planoform c.s. geen doel treffen.
Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum
2.15 Ten aanzien van Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum moet worden onderzocht of zij op zodanige wijze en onder zodanige omstandigheden hebben geprofiteerd van de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen dat zij jegens SHV aansprakelijk zijn geworden voor de voor SHV dientengevolge opgetreden schade. De kantonrechter heeft Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum aansprakelijk geacht omdat zij willens en wetens aan de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen hebben meegewerkt.
2.16 Grief VII in de zaak met zaaknummer 106.004.024/01 ziet ook op dat oordeel. Volgens Planoform c.s. heeft de kantonrechter uit het oog verloren dat het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig is. Of een dergelijk handelen jegens die derde onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
2.17 De kantonrechter heeft de aansprakelijkheid van Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum kennelijk gebaseerd op de enkele omstandigheid dat deze vennootschappen op 16 december 1999 willens en wetens hebben meegewerkt aan de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum kunnen echter, gelet op hetgeen het hof eerder in zijn tussenarrest heeft overwogen, de transacties van 16 december 1999 niet redengevend zijn. Waar het om gaat is of Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum hebben meegewerkt aan de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen op 13 juli 2000 én of er bijkomende omstandigheden kunnen worden aangewezen, die de aansprakelijkheid van Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum rechtvaardigen.
2.18 SHV heeft ten aanzien van die bijkomende omstandigheden echter niets anders aangevoerd dan dat Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum deel uitmaken van de organisatie van Planoform c.s. Dat is niet voldoende om aansprakelijkheid op grond van het profiteren van wanprestatie aan te nemen. In het bijzonder is ook niet gebleken dat Quadrant Leersum en Quadrant Winkels Leersum voordeel hebben gehad bij de schending van de koopoptie. Grief VII in de zaak met zaaknummer 106.004.024/01 is derhalve in zoverre gegrond.
Maatschap Quadrant, [geïntimeerde maat 1, maat 2, maat 3 en maat 4]
2.19 Ten aanzien van maatschap Quadrant, [geïntimeerde maat 1, geïntimeerde maat 2, geïntimeerde maat 3 en geïntimeerde maat 4] (hierna tezamen: maatschap Quadrant c.s.) dient te worden onderzocht of zij op zodanige wijze en onder zodanige omstandigheden de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen jegens SHV mede hebben veroorzaakt, dat zij uit dien hoofde aansprakelijk zijn geworden voor de voor SHV dientengevolge opgetreden schade. Voorts dient nog de (afzonderlijke) vraag te worden beantwoord of [geïntimeerde maat 4] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Leerveen, Boers Holding, Quadrant Winkels en Quadrant Winkels Leersum aansprakelijk is omdat hem een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.
2.20 Het hof zal eerst de vraag beantwoorden of [geïntimeerde maat 4] aansprakelijk is omdat hem als bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. [Geïntimeerde maat 4] is, zoals gezegd, bestuurder van (onder meer) Leerveen en Boers Holding; ter zake van Leerveen is komen vast te staan dat zij toerekenbaar tekort is geschoten jegens SHV, terwijl het hof ter zake van Boers Holding heeft geoordeeld dat deze als bestuurder van Boers een ernstig persoonlijk verwijt te maken valt. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde maat 4] de koopoptie kende. Voorts is onbestreden gebleven dat [geïntimeerde maat 4] als gevolmachtigde bij diverse relevante koopovereenkomsten als vertegenwoordiger heeft meegetekend. Het belang dat voor SHV aan de orde was bij nakoming van de koopoptie moet dan ook bij [geïntimeerd maat 4] bekend zijn geweest. Hij heeft niettemin nagelaten in te grijpen teneinde de wanprestatie jegens SHV te voorkomen, hoewel (naar mag worden aangenomen) hij daar als bestuurder van Leerveen en Boers Holding wel toe in staat was. Het hof concludeert dan ook dat aan [geïntimeerde maat 4] een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Anders dan de kantonrechter acht het hof [geïntimeerde maat 4] dan ook aansprakelijk jegens SHV. Dit betekent dat de grieven 3 en 4 in de zaak met zaaknummer 106.003.999/01 in zoverre slagen.
2.21 Ter zake van de onder 2.19 eerstgenoemde vraag heeft de kantonrechter overwogen dat (kort gezegd) de koopoptie niet op maatschap Quadrant, [geïntimeerde maat 1, maat 2, maat 3 en maat 4] is overgegaan en dat de bekendheid van hen met de koopoptie onvoldoende is om tot de slotsom te komen dat hun betrokkenheid bij de opvolgende transacties onrechtmatig is, omdat geen van hen direct, willens en wetens heeft meegewerkt aan de wanprestatie van Veluweborgh, Boers en Leerveen.
2.22 SHV komt met de grieven 3, 4 en 5 in de zaak met zaaknummer 106.003.999/01 op tegen dit oordeel. SHV voert aan dat maatschap Quadrant c.s. de koopoptie kenden. Voorts moeten volgens SHV alle omstandigheden van het geval worden meegenomen, waaronder de omstandigheid dat de koopoptie past in de in 1995 tussen de gemeente Leersum en Boers en Planoform Oost B.V. gesloten intentieovereenkomst, waarin werd uitgegaan van de (uiteindelijke) verkoop aan een Leersumse ondernemer. Volgens SHV is vanuit maatschap Quadrant (door [geïntimeerde maat 4]) de regie gevoerd en heeft zij de wanprestatie uitgelokt dan wel bevorderd. Volgens SHV hebben maatschap Quadrant c.s. flink baat gehad bij de transacties omdat zij veel goedkoper hebben gekocht. Tot slot beroept SHV zich op de verwevenheid van alle betrokken (rechts)personen.
2.23 Maatschap Quadrant c.s. hebben weersproken dat maatschap Quadrant en/of [geïntimeerde maat 4] de regie hebben gehad bij alle transacties. Maatschap Quadrant c.s. ontkennen ook dat [geïntimeerde maat 1 en geïntimeerde maat 2] de koopoptie kenden; de koopoptie was volgens hen slechts bekend bij [geïntimeerde maat 3 en geïntimeerde maat 4]. Laatstgenoemden meenden echter dat de koopoptie niet van toepassing was bij de verkoop aan maatschap Quadrant.
2.24 Ten aanzien van [geïntimeerde maat 4] overweegt het hof dat geen bespreking meer behoeft of hij aansprakelijk is op grond van (kort gezegd) het profiteren van wanprestatie, nu het hof [geïntimeerde maat 4] reeds op andere gronden aansprakelijk acht. Hetgeen hieronder wordt overwogen heeft dan ook slechts betrekking op maatschap Quadrant en de overige leden van de maatschap.
2.25 Gelet op de gemotiveerde betwisting door maatschap Quadrant c.s., is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat maatschap Quadrant c.s. de regiefunctie hadden bij de omstreden transacties en dat zij de wanprestatie hebben uitgelokt. Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de betwisting van maatschap Quadrant c.s. – evenmin worden aangenomen dat zij op onrechtmatige wijze geprofiteerd hebben van de wanprestatie van SHV. De omstandigheid dat maatschap Quadrant c.s. bekend waren met de koopoptie is daarvoor niet voldoende. De enkele stelling van SHV dat maatschap Quadrant c.s. “flink baat” hebben gehad bij de wanprestatie is onvoldoende onderbouwd. SHV heeft overigens ook niet een voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan op een van de hiervoor genoemde punten.
2.26 Nu het hof maatschap Quadrant c.s. (met uitzondering van [geïntimeerde maat 4]) niet aansprakelijk acht voor de door SHV geleden schade, is een schadevergoeding in natura, waar SHV in grief 6 in de zaak met zaaknummer 106.003.999/01 voor pleit, niet aan de orde. Deze grief faalt derhalve.
2.27 Tot slot dient nog aan de orde te komen grief VIII in de zaak met zaaknummer 106.004.024/01. Deze grief richt zich tegen rechtsoverweging 3.20 van het bestreden vonnis en beoogt blijkens de toelichting het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Planoform c.s. betogen dat de door hen opgeworpen grieven moeten leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Blijkens de toelichting heeft deze grief geen afzonderlijke betekenis, zodat zij geen afzonderlijke bespreking behoeft.
3.1 In het door SHV ingestelde hoger beroep (met zaaknummer 106.003.999/01) zijn de grieven 3 en 4 deels gegrond. Voor het overige is dat appel ongegrond.
3.2 Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voorzover daarin de vordering jegens [geïntimeerde maat 4] is afgewezen. Uit praktisch oogpunt kiest het hof ervoor daartoe de nrs. 4.2 en 4.3 van de beslissing van de kantonrechter te vernietigen en aan te vullen met een veroordeling ten aanzien van [geïntimeerde maat 4]. Ten aanzien van [geïntimeerde maat 4] zal door het hof alsnog een verklaring voor recht worden gegeven dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens SHV door zijn medewerking te verlenen aan schending van de koopoptie als vastgelegd in de overeenkomst van 12 december 1995. Voorts zal [geïntimeerde maat 4] worden veroordeeld (hoofdelijk) de door SHV geleden en te lijden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3 Het door Planoform c.s. ingestelde hoger beroep (met zaaknummer 106.004.024/01) is eveneens gedeeltelijk gegrond, namelijk voorzover Planoform c.s. daarin opkomen tegen de aansprakelijkheid van Quadrant Leersum en Quadrant Leersum Winkels. Dit heeft eveneens tot gevolg dat het bestreden vonnis vernietigd dient te worden ten aanzien van de nrs. 4.2 en 4.3 van het dictum en wel voorzover daarin is beslist ten laste van Quadrant Leersum en Quadrant Leersum Winkels.
3.4 Het hof zal voorts de kostenveroordeling in eerste aanleg ten laste van Quadrant Leersum en Quadrant Leersum Winkels vernietigen. De desbetreffende kosten dienen ten laste van SHV te komen.
3.5 De kosten in hoger beroep zullen in beide zaken worden gecompenseerd omdat in beide zaken geldt dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Planoform c.s. als groep rechtsbijstand hebben genoten; hetzelfde geldt voor maatschap Quadrant c.s.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 15 juni 2005 (rolnummer 370987 CU 04/8928) voorzover het betreft de nrs. 4.2 en 4.3 van het dictum en de kostenveroordeling ten laste van Quadrant Leersum en Quadrant Leersum Winkels, en in zoverre opnieuw rechtdoende;
- verklaart voor recht dat Planoform Vastgoedontwikkeling, Boers Holding en [geïntimeerde maat 4] jegens SHV onrechtmatig hebben gehandeld door medewerking te verlenen aan schending van de koopoptie als vastgelegd in de overeenkomst van 12 december 1995;
- veroordeelt Veluweborgh, Boers, Leerveen, Planoform Vastgoedontwikkeling, Boers Holding en [geïntimeerde maat 4] hoofdelijk om de door SHV geleden en te lijden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van die schade tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt SHV in de proceskosten van de eerste aanleg voorzover gevallen aan de zijde van Quadrant Leersum en Quadrant Leersum Winkels en begroot deze kosten op € 166,67 voor salaris en € 205,- voor salaris advocaat;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
bepaalt dat in zaak 106.004.024/01 iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt;
bepaalt dat in zaak 106.003.999/01 iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, R.E. de Winter en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2008 door de rolraadsheer.