ECLI:NL:GHAMS:2008:BH3709
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- A. Smeeïng-van Hees
- A.E.F. Hillen
- A.M.C. Groen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondeugdelijkheid van een vordering door een Pensioenfonds in het kader van een conservatoir beslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2008 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen [appellant] en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Het hof oordeelde dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van het Pensioenfonds ondeugdelijk is. De zaak betreft een conservatoir derdenbeslag dat door het Pensioenfonds was gelegd op een bedrag van € 565.000,--. Het hof overwoog dat de appellant, bij het aangaan van de huurovereenkomst in november 2005, niet wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap Steengoed niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Het Pensioenfonds had onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die de stelling konden dragen dat de appellant bij het aangaan van de huurovereenkomst had moeten voorzien dat Steengoed haar verplichtingen niet zou nakomen. Het hof hield rekening met de omstandigheden dat de winkel pas in maart 2006 zou openen en dat de huurbetalingsverplichtingen pas per 1 maart 2007 ingingen. Het hof concludeerde dat er geen grond was voor persoonlijke aansprakelijkheid van de appellant, aangezien hij niet op de hoogte hoefde te zijn van de verslechtering van de financiële situatie van Steengoed. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en hefte het conservatoir beslag op, waarbij het Pensioenfonds werd veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.