arrestnummer: 2401/07
parketnummer: 23-002401-07
datum uitspraak: 24 december 2008
(Promis)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2007 in de strafzaak onder de parketnummers 13-450069-07 en 13-450484-06 (TUL) van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 29 maart 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 12 december 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op 05 januari 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beide adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten belast met voetsurveillance in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Hebben jullie niets beters te doen met je een streepje. Vieze teringlijer. Jullie discrimineren", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter, die de verdachte heeft vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
- de verdachte en twee andere personen fietsen op 5 januari 2007 op de rijbaan van de Beukenweg en het Beukenplein te Amsterdam tegen de richting van het verkeer in waarbij zij de doorgang voor het overige verkeer versperren. Dit wordt gezien door de met voetsurveillance belastte politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.1
- de drie personen stoppen bij de pinautomaat op het Beukenplein. De politieambtenaren gaan naar hen toe en houden de drie personen staande ter zake van de verkeersovertreding. De verdachte wordt gevraagd naar zijn identiteitsbewijs.1
- tijdens het gesprek horen de politieambtenaren dat de verdachte tegen [verbalisant 2] roept: “hebben jullie niets beters te doen”.1
- jegens politieambtenaar [verbalisant 2] is tevens op luide toon geroepen “Vieze teringlijer”, terwijl in de directe omgeving minimaal tien personen aanwezig waren.1
- door de gebezigde woorden voelde [verbalisant 2] zich aangetast in zijn eer en goede naam.2
- de verdachte wordt hierop aangehouden.3
Door de advocaat-generaal is ter terechtzitting betoogd dat de verdachte opzettelijk beledigend politieambtenaar [verbalisant 2] de woorden “vieze teringlijer” heeft toegevoegd, terwijl hij in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam was.
De verdachte heeft ontkend dat hij “vieze teringlijer” heeft gezegd tegen politieambtenaar [verbalisant 2]. Door de raadsman is betoogd dat deze uitspraak niet kan worden bewezen, dan wel dat de verdachte het voordeel van de twijfel moet worden gegund, nu het zijn woord tegen dat van de verbalisant is. Voorts heeft de raadsman - onder verwijzing naar de uitspraak in eerste aanleg - betoogd dat “vieze teringlijer” tegen een politieambtenaar zeggen in de gegeven omstandigheden niet beledigend is.
Beoordeling van de standpunten
Het hof overweegt dat voor de vaststelling van de feiten van de door de politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] opgemaakte processen-verbaal wordt uitgegaan nu hetgeen de verdachte omtrent de gebeurtenissen heeft verklaard niet door enig ander gegeven uit het dossier wordt ondersteunt.
Het hof acht op die grond bewezen dat de verdachte de woorden “vieze teringlijer” op luide toon heeft geroepen naar politieambtenaar [verbalisant 2].4
Voor de beoordeling of de gebezigde woorden opzettelijk beledigend zijn dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval en of die bewoordingen de strekking hebben een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. De beoordeling hiervan is in belangrijke mate afhankelijk van de in de maatschappij geldende normen.
Naar het oordeel van het hof is nauwelijks een omstandigheid denkbaar waarin de woorden “vieze teringlijer” geen vernederende, de eer en goede naam aanrandende strekking hebben. In de omstandigheid dat deze woorden zijn uitgesproken tegen een ambtenaar van politie toen de verdachte voor een verkeersovertreding werd staande gehouden in aanwezigheid van meerdere passanten kan aan de beledigende betekenis in redelijkheid niet getwijfeld worden. Het hof acht de woorden “vieze teringlijer” dus beledigend.
Uit al het vorenstaande volgt dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 januari 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 2], adspirant agent van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met voetsurveillance in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Vieze teringlijer”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 200,- euro subsidiair vier dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een ambtenaar in functie door hem op straat in het bijzijn van een menigte personen ‘vieze teringlijer’ toe te voegen. Belediging van een ambtenaar in functie is een ernstig feit omdat de betrokken ambtenaar wordt aangetast in zijn gezag terwijl het bovendien getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag bij de dader.
Het is niet ongebruikelijk dat voor soortgelijke zaken een geldboete wordt opgelegd van tweehonderd euro, zoals is geëist door de advocaat-generaal.
Door de raadsman is verzocht om de verdachte bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Het hof ziet echter in de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan voldoende aanleiding om de verdachte straf op te leggen, zodat het subsidiaire verzoek van de raadsman wordt gepasseerd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 november 2008 is verdachte eerder ter zake van andersoortige misdrijven veroordeeld.
Redenen om af te wijken van het eerder geformuleerde uitgangspunt zijn het hof niet gebleken en het hof acht, alles afwegende, een geldboete van tweehonderd euro passend.
Daarbij is rekening gehouden met het ter terechtzitting gebleken inkomen van de verdachte.
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kinderrechter te Amsterdam van 1 december 2006, parketnummer 13-450484-06, ten aanzien van de bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde twee weken jeugddetentie afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 (vier) dagen.
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie Amsterdam van 29 maart 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 1 december 2006 met parketnummer 13-450484-06 voorwaardelijk opgelegde twee weken jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. B.R. Koenders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2008.
Mr. Hoekstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Een Proces-verbaal met nummer 2007004392-1 van 5 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 4-5.
2 Een Proces-verbaal met nummer 2007004392-1 van 5 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina 7, onderaan.
3 Een Proces-verbaal met nummer 2007004392-4 van 5 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pagina 13.
4 Een Proces-verbaal met nummer 2007004392-1 van 5 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina 5, onder de kop ‘belediging door [verdachte]’.