ECLI:NL:GHAMS:2008:BG9167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006505-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling, poging tot afpersing en opzettelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisadministratie, was betrokken bij een ernstige strafzaak die zich afspeelde tussen 12 september 2005 en 15 september 2005. Hij werd beschuldigd van het medeplegen van gijzeling, poging tot afpersing en opzettelijke vrijheidsberoving van twee slachtoffers, mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2]. De verdachte en zijn mededaders hebben mevrouw [slachtoffer 1] in haar woning overmeesterd, haar vastgebonden en haar gedwongen om losgeld in de vorm van cocaïne te eisen van haar familie. Gedurende de gijzeling werd de vrouw onder bedreiging met geweld gehouden en was zij in grote angst voor haar leven en dat van haar kinderen. De verdachte heeft ook geprobeerd om na de vrijlating van het slachtoffer via e-mail geld van haar af te persen, wat de ernst van zijn daden verder vergrootte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol heeft gespeeld in de gijzeling en dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers hebben veroorzaakt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, maar het hof heeft deze straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het psychologisch onderzoek waaruit bleek dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. De uitspraak van het hof benadrukt de impact van de misdrijven op de slachtoffers en hun naasten, en de bereidheid van de verdachte en zijn mededaders om geweld te gebruiken voor financieel gewin.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-006505-07
datum uitspraak: 30 december 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-529140-05 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1956],
niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 oktober 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 9 januari 2008, 4 april 2008, 16 juni 2008, 12 september 2008, 19 september 2008, 29 september 2008, 6 november 2008 en 16 december 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg 11 oktober 2007 op vordering van de officier van justitie en de op de terechtzitting in hoger beroep 6 november 2008 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijzigingen tenlastelegging. Van die dagvaarding en vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
onder 1
in de periode van 12 september 2005 tot en met 15 september 2005 te Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten de familie en vrienden van die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, die [slachtoffer 1] in haar huis op de [adres] te Amsterdam op de grond gelegd en haar enkels en haar handen vastgebonden met tape en haar mond afgeplakt met tape en een muts over haar hoofd getrokken en haar een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp getoond en die [slachtoffer 1] laten stappen in een kist waarna deze kist werd afgesloten en vervolgens die [slachtoffer 1] in deze kist in een auto vervoerd naar vakantiepark Stoombroek, Landal Greenpark te Braamt en voorts die [slachtoffer 1] tegen haar wil vastgehouden in een kamer in een vakantiehuisje van voornoemd park en die [slachtoffer 1] geboeid en vastgebonden aan een bed met handboeien, tie-wraps en touw en die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp getoond, en in de woning van die [slachtoffer 1] een brief achtergelaten waarin hij, verdachte, en zijn mededaders losgeld (300 kilo cocaïne) hebben geëist in ruil voor haar, [slachtoffer 1], vrijlating;
onder 2
in of omstreeks de periode van 14 september 2005 tot en met 23 oktober 2005 te Amsterdam en elders in Nederland en in Brazilië, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of haar familie,
voordat de door hem, verdachte, en anderen gegijzelde [slachtoffer 1] werd vrijgelaten op 15 september 2005 tegen haar heeft gezegd dat haar, genoemde [slachtoffer 1] en/of haar kinderen iets zou worden aangedaan als genoemde [slachtoffer 1] en/of haar familie niet geldbedragen, te weten allereerst een geldbedrag van € 60.000,- en/of € 50.000,- en daarna een geldbedrag van € 5.000.000,- en/of € 3.000.000,- over zal/zullen gaan maken en/of in contanten zal/zullen gaan overdragen en dat hij, verdachte, vervolgens bij genoemde [slachtoffer 1] na haar vrijlating per e-mail heeft aangedrongen over te gaan tot betaling en heeft verwezen naar eerdere mededelingen dat genoemde [slachtoffer 1] en/of haar kinderen iets zal worden aangedaan en via e-mailcontacten ontmoetingen heeft gearrangeerd en afgesproken, te weten op 14 oktober 2005 en op 19 oktober 2005 tussen genoemde en een ander persoon om voornoemd geld over te dragen en die andere persoon telkens naar die afgesproken locaties is gegaan teneinde geld in ontvangst te nemen;
onder 3
op 12 september 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders die [slachtoffer 2] in de woning van zijn buurvrouw [slachtoffer 1] op het adres [adres] te Amsterdam, een pistool of een daarop gelijkend voorwerp, getoond en die [slachtoffer 2] op de grond gelegd en zijn enkels en handen vastgebonden met tape en zijn mond afgeplakt met tape en een muts over zijn hoofd getrokken en de muts afgeplakt met tape en de polsen en enkels van [slachtoffer 2] vastgemaakt met tie-wraps aan een ijzeren tafel.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
medeplegen van gijzeling
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
poging tot afpersing.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van een over de verdachte uitgebracht Psychologisch Onderzoek Pro Justitia van 2 oktober 2007, opgesteld door prof. dr. J.J. Baneke, klinisch & forensisch psycholoog, met als conclusie inhoudende dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte voor het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland is doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze straf in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan mede blijkt uit het hiervoor vermelde rapport van 2 oktober 2007 dat is opgesteld door prof. dr. J.J. Baneke naar aanleiding van een door hem gehouden onderzoek.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met drie mededaders schuldig gemaakt aan het medeplegen van gijzeling, waarbij met een vrouwelijk slachtoffer, namelijk mevrouw [slachtoffer 1] als onderpand de betaling van losgeld in de vorm van cocaïne is geëist. Hij heeft voorts met twee mededaders een tijdens de ontvoering aanwezige buurman van het slachtoffer, namelijk de heer [slachtoffer 2], van de vrijheid beroofd, en tenslotte heeft hij nog geruime tijd (na de vrijlating van het slachtoffer op 15 september 2005) getracht het eerstgenoemde slachtoffer via een e-mailaccount grote geldbedragen af te persen.
Met betrekking tot de gijzeling geldt, dat de verdachte een in de uitvoering leidende rol heeft gespeeld bij de volvoering van een misdrijf, dat niet alleen naar zijn aard maar ook in feite tot een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer heeft geleid. Naast deze schending is bovendien aan de naasten van het slachtoffer grote vrees aangejaagd.
De verdachte en zijn mededaders zijn bereid en in staat gebleken een ander te degraderen tot een instrument, dat door hen op gewelddadige wijze is ingezet met het oog op het nastreven van hun zucht naar geld. Dat het doel in dit geval niet kon worden bereikt is vooral te danken aan de reactie van de familie en vrienden van het slachtoffer - en mogelijk de opstelling van het slachtoffer zelf - die zich niet hebben laten meeslepen in de noodlottige logica van een dergelijk misdrijf, maar de hulp en bijstand van de politie hebben gezocht. Daarmee werd de weg voor de gijzelnemers om in beslotenheid contact te leggen afgesloten. Juist de met de evenbedoelde reductie van het slachtoffer tot instrument samenhangende machteloosheid heeft op de emoties en geestelijke stabiliteit van het slachtoffer de meest vergaande invloed gehad.
In het ter berechting voorliggende geval gaat het niet om een slachtoffer dat door enige betrokkenheid in het een of andere criminele milieu bekend is met de overige zich in dat milieu bewegende personen en, zo bezien, met die betrokkenheid moet worden geacht enig risico op slachtofferschap te hebben ingecalculeerd, maar om iemand die tot middel is gemaakt om een volkomen buiten haar liggend doel te verwezenlijken en uitsluitend is uitgekozen omdat zij en haar naasten door de verdachte c.s. als zijnde vermogend zijn ingeschat.
De ernst van het feit wordt mede gekleurd door het gegeven dat het slachtoffer - een vrouw - door drie mannen in haar eigen woning in het bijzijn van haar kinderen is overmeesterd en gegijzeld. Daarmee is de kring van direct getroffenen met de meest kwetsbaren uitgebreid.
Het hof betrekt voorts in zijn overwegingen dat het slachtoffer temidden van haar mannelijke gijzelnemers onder vernederende omstandigheden ruim achtenveertig uur in grote angst en onzekerheid heeft moeten doorbrengen.
In het verlengde van hetgeen hiervoor ten aanzien van de keuze van het slachtoffer is overwogen, rekent het hof ook de verdachte aan dat het slachtoffer -naar de verdachte op enig moment wist- een goede bekende van een van de mededaders betrof, waardoor de ontvoerders goed op de hoogte waren van de gangen van het slachtoffer. Een van verdachtes mededaders heeft de tussen het slachtoffer en die mededader bestaande relatie uitgebuit door voorafgaand aan en tijdens de gijzeling de contacten met de naasten van het slachtoffer te onderhouden, met het heimelijke doel zicht te krijgen en te houden op de gangen van het slachtoffer en haar naasten. Volgens plan zou die mededader uiteindelijk de (dubbel)rol van verbindende schakel tussen het slachtoffer/naasten enerzijds en de gijzelnemers anderzijds vervullen. Het is ook dit bijzonder lage element dat de ernst van de bewezen geachte gijzeling kleurt.
Aangenomen moet worden dat in dit aspect een oorzaak zal zijn gelegen dat het vertrouwen dat door het slachtoffer in haar medemens pleegt te worden gesteld ernstig zal zijn beschadigd.
Het hof betrekt voorts in zijn overwegingen dat het slachtoffer temidden van haar mannelijke gijzelnemers onder vernederende omstandigheden ruim achtenveertig uur in grote angst en onzekerheid heeft moeten doorbrengen. Het hof heeft evenwel onder ogen gezien dat de gijzeling niet gepaard is gegaan met nog meer geweld dan reeds in het bewezen geachte misdrijf besloten ligt.
Tenslotte rekent het hof de verdachte zwaar aan dat hij, toen de gijzeling niet verliep overeenkomstig het beraamde plan, heeft geprobeerd mevrouw [slachtoffer 1] te houden in de greep die hij vanuit de gijzeling reeds op haar had, en in de periode na haar vrijlating het vuur van haar angsten voor wat haar en haar kinderen nog zou kunnen overkomen in verschillende
e-mailberichten heeft aangeblazen. Het hof heeft er anderzijds wel oog voor dat deze e-mailberichten via het door mevrouw [slachtoffer 1] geopende e-mailaccount in samenwerking met de politie werden beantwoord.
Met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsbeneming van de -toevallig in de woning van mevrouw [slachtoffer 1] aanwezige- buurman, overweegt het hof dat ook hij grote angsten moet hebben uitgestaan. Zoals de aanwezigheid van de kinderen de verdachte en zijn mededaders niet tot afzien van de actie en een snel vertrek hebben kunnen brengen, zo is ook de aanwezigheid van de buurman voor hen geen reden geweest om terug te treden. Zij hebben de buurman geboeid in de woning achtergelaten.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 september 2008 is verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Blijkens de justitiële gegevens van de verdachte zoals die op Curaçao op zijn naam zijn geregistreerd, is hij aldaar wel eerder veroordeeld ter zake van drugsgerelateerde strafbare feiten. De verdachte heeft het bestaan van deze veroordelingen ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
In het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen is de duur van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde langjarige gevangenisstraf begrijpelijk. Niettemin ziet het hof aanleiding om van de door de advocaat-generaal opgelegde en gevorderde straf af te wijken, mede gelet op hetgeen hier te lande voor soortgelijke feiten door de strafrechter aan straf wordt opgelegd.
Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf -in beperkte mate- ten voordele van de verdachte rekening gehouden met de medewerking van de verdachte aan het onderzoek in deze zaak, met de omstandigheid dat hij geruime tijd in Brazilië onder voor hem bezwarende omstandigheden gedetineerd is geweest en met de omstandigheid dat hij ter terechtzittingen van het hof jegens de slachtoffers van zijn schuldbesef heeft doen blijken.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 282, 282a en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. H.W.J. de Groot en mr. R.P. IJland-van Veen, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 december 2008.
Mr. IJland-van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.