ECLI:NL:GHAMS:2008:BG5033

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003777-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens contractvervoer zonder taxameter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, een bedrijf dat toeristische tours verzorgt voor transitpassagiers op Schiphol, werd beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste taxameter in de auto. De tenlastelegging was gebaseerd op het feit dat op 17 april 2006 zeven personen door de verdachte in een taxi werden vervoerd zonder dat de taxameter zichtbaar was voor de reiziger. De advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte pleitten voor vrijspraak, stellende dat het vervoer onder de uitzonderingsbepaling van artikel 127, tweede lid, van het Besluit personenvervoer 2000 viel.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en kwam tot de conclusie dat het door de verdachte aangeboden vervoer inderdaad moet worden geclassificeerd als 'contractvervoer'. Dit houdt in dat het vervoer niet onder de verplichting valt om een taxameter te hebben, mits er vooraf schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de tarieven. De verdachte had de tours tegen vaste tarieven aangeboden, wat voldoende was om onder de uitzonderingsbepaling te vallen. Het hof oordeelde dat de belangen van de klanten voldoende waren gewaarborgd, waardoor de aanwezigheid van een taxameter niet noodzakelijk was.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleverde. De uitspraak benadrukt de nuances in de wetgeving omtrent taxivervoer en contractvervoer, en hoe deze van invloed zijn op de rechtspositie van vervoerders in Nederland.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-003777-07
datum uitspraak: 11 november 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem sector kanton van 22 mei 2007 in de strafzaak onder parketnummer 15-610247-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
gevestigd aan de [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 mei 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte en door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 17 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als eigenaar van een auto waarmee taxivervoer werd verricht, in die auto geen taxameter aanwezig heeft gehad, die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, nu in het onderhavige geval geen sprake is van taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000. Ook de raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van de verdachte bepleit, omdat zij met de rechter in eerste aanleg van oordeel is dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu de uitzondering van artikel 127 tweede lid van het Besluit personenvervoer 2000 zich voordoet. Daarbij heeft zij overigens aangegeven dat het misschien zuiverder is dit te laten leiden tot ontslag van rechtsvervolging
Het hof overweegt naar aanleiding hiervan het volgende.
Uit artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000 komt naar voren dat als ‘taxivervoer’ in de zin van deze wet moet worden verstaan: personenvervoer dat tegen betaling, maar niet volgens een dienstregeling, wordt verricht per motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen. Uit het proces-verbaal van 6 november 2006 dat is opgemaakt door [verbalisant], inspecteur bij de sector handhaving van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, blijkt vervolgens dat door de verdachte op 17 april 2006 zeven personen in een taxi zijn vervoerd in het kader van een bij verdachte geboekte Tour Schiphol-Amsterdam. Ter terechtzitting is naar voren gekomen dat deze tours tegen betaling worden verricht.
Gelet op het voorgaande is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van mening dat in het onderhavige geval wel degelijk sprake is van taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de toepasselijkheid van de uitzondering als bedoeld in artikel 127 tweede lid van het Besluit personenvervoer 2000 nimmer kan leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde, maar slechts tot ontslag van rechtsvervolging. Reeds hierom moet het verweer van de raadsvrouw worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
[verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]) is een bedrijf dat onder meer toeristische tours door Nederland verzorgt ten behoeve van transitpassagiers die via de luchthaven Schiphol op doorreis zijn naar andere bestemmingen. Zij heeft daartoe een concessieovereenkomst gesloten met de Schiphol Group en is gevestigd op de luchthaven Schiphol. De tours kunnen tegen vaststaande tarieven worden geboekt aan de balie op Schiphol en via het internet. Als schriftelijk bewijs van de overeenkomst ontvangt de klant van [verdachte] een voucher.
In het onderhavige geval wordt [verdachte] verweten dat in haar voertuigen geen taxameters aanwezig zijn. Op grond van artikel 127, eerste lid, onder a, van het Besluit personenvervoer 2000 moet in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht een taxameter aanwezig zijn, die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt hiermee beoogd de passagier zekerheid te bieden omtrent het tarief dat hij moet betalen en de passagier te beschermen tegen markt- en betalingsexcessen. Het zogeheten ‘contractvervoer’ wordt vrijgesteld van deze verplichting door het bepaalde in het tweede lid van genoemd artikel. Om onder deze uitzonderingsbepaling te kunnen vallen, moet het vervoer gedurende een bepaalde periode meermalen worden verricht waarvoor schriftelijk in een overeenkomst tarieven zijn vastgelegd.
Nu, gelet op de bewoordingen van genoemde uitzonderingsbepaling niet zonder meer duidelijk is waar het straattaxivervoer met taxameter ophoudt en het contractvervoer zonder taxameter begint, dient het hof in het onderhavige geval te bepalen tot welke categorie vervoer het door de verdachte in deze zaak aangeboden vervoer behoort, zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het doel van de verplichte taxameter.
Blijkens de namens verdachte verstrekte documentatie wordt het door de verdachte aangeboden toeristische vervoer verzorgd tegen vooraf aangekondigde vaste tarieven. De tours worden vooraf door transitpassagiers geboekt bij de vervoerder, hetzij per internet hetzij aan de Schiphol-balie. Er wordt niet bij de chauffeur geboekt of betaald. Als bewijs van de gesloten overeenkomst ontvangt de klant een voucher, waarmee hij toegang krijgt tot de overeengekomen vervoersdienst. De belangen van de klanten van de verdachte, waaronder de zekerheid omtrent het te betalen tarief en de bescherming tegen markt- en betalingsexcessen, zijn hiermee in voldoende mate gewaarborgd, zodat de verplichte aanwezigheid van een taxameter in de door verdachte gebruikte auto’s niet noodzakelijk lijkt.
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat het door de verdachte aangeboden vervoer geacht moet worden te behoren tot de categorie “contractvervoer” en mitsdien valt onder de uitzonderingsbepaling van artikel 127, tweede lid, van het Besluit personenvervoer 2000.
Het bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel en mr. J. Bevaart, in tegenwoordigheid van mr. J. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2008.