GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 18 november 2008 in de zaak onder nummer 106.011.719/01 NOT van:
[naam]
wonende te [plaats]
APPELLANT,
MR. [naam],
notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
Van de zijde van appellant, verder te noemen: klager, is bij een op 5 november 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder te noemen de kamer, van 23 oktober 2007, waarbij klager niet ontvankelijk is verklaard in zijn klacht zoals weergegeven onder 4.1. en de klacht als weergegeven onder 4.2 ongegrond is verklaard en de behandeling van de klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen: de notaris, als weergegeven onder 4.3. tot nader bericht van klager is aangehouden.
1.2. Van de zijde van klager is op 5 december 2007 een aanvulling op het verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 13 december 2007 een brief ter griffie van het hof ingekomen, waarin de notaris het hof verzoekt de heer [naam] te doen horen als getuige. Tevens is van de zijde van de notaris op 28 januari 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van klager is op 8 mei 2008 een reactie op het verweerschrift van de notaris ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De behandeling van de zaak is op 8 mei 2008 aangehouden tot 28 augustus 2008.
1.6. Klager en de notaris zijn op de zitting van 28 augustus 2008 verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat deze niet op de hoogte was van belangrijke financiële zaken. Gelet op de daling van de aandelenkoersen na het overlijden van de erflater op 16 juni 2002 had de notaris de aandelen moeten verkopen, opdat de nalatenschap niet onnodig benadeeld zou worden.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij geen leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap, geen controles heeft uitgevoerd ondanks verzoeken daartoe van klager en informatie uit het testament niet of niet tijdig heeft verstrekt.
4.3. Ten slotte verwijt klager de notaris dat hij geen, dan wel niet tijdig informatie verstrekt heeft over belangrijke financiële zaken. Zo heeft klager naar zijn zeggen nog altijd niet alle bankafschriften kunnen inzien, is de financiële berekening van de nalatenschap niet juist en heeft hij geen eindafrekening ontvangen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klager betwist en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris is van mening dat hij de belangen van de erfgenamen goed heeft behartigd door zo snel mogelijk zoveel aandelen te verkopen als nodig was om de successierechten te kunnen betalen. Het – verder – liquideren van de aandelen was niet aan de orde, omdat de mede-erfgenaam, daaraan geen medewerking wenste te verlenen.
5.3. De notaris verwerpt het standpunt van klager dat hij geen leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap. Weliswaar is de heer [naam], echtgenoot van de mede- erfgenaam behulpzaam geweest bij voor de afwikkeling van de boedel, maar dit laat onverlet dat de notaris verantwoordelijk bleef.
5.4. Met betrekking tot de klacht over het niet, dan wel niet tijdig verstrekken van informatie over financiële zaken heeft de notaris betoogd dat hij nog steeds bereid is een staat van rekening en verantwoording op te maken. Hieraan zijn echter kosten verbonden die volgens hem voor rekening van klager dienen te komen, omdat de andere erfgenaam heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een dergelijk overzicht en niet voor de kosten daarvan wil opkomen.
6.1. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klager wel ontvankelijk is in zijn klacht ten aan zien van de aandelenportefeuille. De vervaltermijn zoals genoemd in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) is niet verstreken, omdat de klacht mede betrekking heeft op handelen/nalaten van de notaris in de periode na 28 juli 2003; dat is minder dan drie jaar voor de indiening van het inleidend klaagschrift.
Onbetwist is gesteld dat de nalatenschap voor een belangrijk deel bestond uit effecten. Na het overlijden heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij op grond van de voorhanden zijnde gegevens een voorlopige schatting is gemaakt van de te betalen successierechten. In overleg met de medeerfgenaam is een aantal aandelen verkocht om de betaling van de successierechten veilig te stellen. Het resterende pakket aandelen kon buiten medewerking van de mede-erfgenaam niet worden verkocht. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het hof zal de beslissing van de kamer op dit punt vernietigen.
6.2. Ook het klachtonderdeel met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap treft geen doel. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de notaris geen of te weinig leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap.
6.3. Het hof zal het verzoek van de notaris om de heer [naam] als getuige te horen, passeren, omdat dat verzoek niet ter zake dienend is.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de beslissing van de kamer voor zover klager niet ontvankelijk is verklaard in het eerste klachtonderdeel en verklaart klager alsnog ontvankelijk in dat klachtonderdeel ;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en G. Kleykamp - Van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 18 november 2008 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
DHR. [naam]
wonende te [plaats]
hierna te noemen: klager,
MR. [naam],
notaris te [plaats]
hierna te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure
Bij ongedateerd schrijven, binnengekomen op 28 juli 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris. Bij schrijven van 2 september 2007, met bijlagen, heeft de notaris op de klacht gereageerd.
Op 19 september 2007 heeft de kamer de klacht behandeld in aanwezigheid van klager en de notaris.
Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij binnen vier weken de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.
Op 16 juni 2002 is de heer[naam], erflater, overleden. Klager en zijn zus zijn de erfgenamen.
Nadat bij een eerder testament de heer [naam], echtgenoot van de mede-erfgenaam aangewezen was tot executeur testamentair is de notaris bij het later gewijzigd testament door de erflater aangewezen als executeur testamentair.
De erfenis van erflater bestond voor een groot deel uit aandelen.
Bij emailbericht van 1 november 2003 heeft klager aan de notaris laten weten nog steeds niet te beschikken over het totaaloverzicht van de financiële middelen in de erfenis van erflater.
In het emailbericht van 2 november 2003 aan de notaris heeft klager onder meer een berekening van de financiële middelen van de erflater uitgewerkt.
Bij brief van 14 maart 2005 heeft klager de notaris verzocht een bedrag van € 85999,96 over te maken op zijn rekening.
Bij brief van 27 april 2005 heeft de notaris gereageerd op een brief van klager van 14 maart 2005
Bij brief van 27 juni 2005 aan de notaris heeft klager onder meer kenbaar gemaakt dat afschriften van een effectenrekening en een spaarrekening ontbreken.
3. De inhoud van de klacht en de reactie van de notaris daarop
3.1 De klacht houdt - zakelijk weergegeven - in, dat de notaris niet op de hoogte was van belangrijke financiële zaken, dat hij geen, dan wel niet tijdig informatie verstrekt heeft over belangrijke financiële zaken en dat hij geen leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap.
Klager had er bij de notaris op aangedrongen dat de aandelenportefeuille van de erflater verkocht werd vanwege de ongunstige situatie op de financiële markt maar daar heeft de notaris niets mee gedaan. Volgens klager is op die manier ongeveer eenderde deel van de erfenis verloren gegaan en zijn de belangen van de erven derhalve niet goed behartigd.
3.2 De notaris heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd waartoe onder meer wordt verwezen naar zijn verweerschrift van 2 september 2007 en hetgeen ter zitting is medegedeeld. Bedoeld verweer zal eveneens in de hierna volgende beoordeling aan de orde komen.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Allereerst verwijt klager de notaris dat hij niet op de hoogte was van belangrijke financiële zaken; gelet op de daling van de aandelenkoersen na het overlijden van de erflater op 16 juni 2002 had de notaris de aandelen moeten verkopen zodat de erfenis niet onnodig benadeeld zou worden. De notaris is van mening dat hij de belangen van de erfgenamen goed behartigd heeft door zo snel mogelijk zoveel aandelen te verkopen als nodig was om de successierechten te kunnen betalen. Aan een beoordeling van dit verwijt aan het adres van de notaris komt de kamer echter niet toe. Artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt namelijk - voor zover hier van belang - dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende 3 jaren na de dag waarop klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis genomen heeft. Dat klager reeds voor 28 juli 2003, welke datum door de Kamer wordt aangemerkt als datum waarop de driejaarstermijn een aanvang nam, van een en ander kennis genomen had leidt de kamer af uit de mededeling van klager ter zitting dat de aandelen op het moment van overlijden van de erflater (16 juni 2002) in de categorie “offensief” terecht waren gekomen en pas in september 2002 terugzakten naar “matig”, terwijl de notaris daar niets mee deed, en dat de kwestie van de aandelenkoersen hoe dan ook vóór het begin van 2003 was afgewikkeld.
Klager is dan ook niet ontvankelijk in deze klacht.
4.2 Ten tweede verwijt klager de notaris dat hij geen leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap, geen controles heeft uitgevoerd ondanks verzoeken daartoe van klager en informatie uit het testament niet of niet tijdig heeft verstrekt.
De notaris verwerpt het standpunt van klager dat hij geen leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap. Wél is het zo dat de heer [naam], echtgenoot van de mede-erfgenaam, behulpzaam is geweest bij voor de afwikkeling van de boedel, maar dat de notaris verantwoordelijk bleef.
Uit de voorliggende stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is voor de kamer onvoldoende aannemelijk geworden dat de notaris geen of te weinig leiding heeft gegeven aan de afwikkeling van de nalatenschap zodat deze klacht ongegrond is.
De overige klachten zijn te weinig geconcretiseerd aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, zodat de kamer deze ongegrond verklaart.
4.3 Tot slot verwijt klager de notaris dat hij geen, dan wel niet tijdig informatie verstrekt heeft over belangrijke financiële zaken. Zo heeft klager naar zijn zeggen nog altijd niet alle bankafschriften kunnen inzien, is de financiële berekening van de nalatenschap niet juist en heeft hij geen eindafrekening ontvangen.
De notaris brengt daartegen in dat hij bereid is een rekening en verantwoording op te maken maar dat daar kosten aan verbonden zijn die volgens hem voor rekening van klager dienen te komen, omdat de andere erfgenaam heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een rekening en verantwoording en niet voor de kosten daarvan wil opdraaien.
Ter zitting is door partijen afgesproken dat klager zich binnen acht weken na datum zitting nogmaals tot de notaris zal wenden met zijn vragen hieromtrent en dat de notaris deze vragen naar beste vermogen zal beantwoorden. Verder zal de notaris ten behoeve van klager een rekening en verantwoording opmaken, die als boedelkosten aangerekend zal worden, en hem inzage geven in de bankafschriften. Teneinde klager en de notaris hiertoe de gelegenheid te geven, wordt de verdere behandeling van dit klachtonderdeel aangehouden. Klager zal vervolgens zo spoedig mogelijk aan de kamer laten weten of verdere behandeling en beoordeling van dit klachtonderdeel nog nodig is of dat het als ingetrokken kan worden beschouwd.
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
- verklaart de klacht als weergegeven onder onder 4.1 niet ontvankelijk
- verklaart de klacht als weergegeven onder 4.2 ongegrond
- houdt de verdere behandeling van de klacht als weergegeven onder 4.3 aan tot nader bericht van klager.
Aldus gegeven te Maastricht op 23 oktober 2007 door mr. W.J.J. Beurskens, plaatsvervangend voorzitter,
mr. R.P.G. Houterman en mr. C.L.J.R. Douven, kroonleden,
mr. C.J. Leussink, notarislid, en mr. P.J.N.T. Zeestraten, plaatsvervangend notarislid,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M. Geurts, secretaris.
Zijnde de plv. voorzitter niet in staat
mede te ondertekenen