ECLI:NL:GHAMS:2008:BG4144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003409-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake smokkel van verdovende middelen via luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren op 23 juni 1984, werd beschuldigd van de opzettelijke invoer van circa 1078,8 gram cocaïne, een schadelijke stof voor de gezondheid. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf herzien. Het hof heeft besloten om, in het belang van rechtsgelijkheid, voortaan de landelijke LOVS-richtlijn inzake drugskoeriers toe te passen, in plaats van de richtlijnen die door de rechtbank Haarlem waren ontwikkeld. Dit besluit is genomen omdat de omstandigheden veranderd zijn en de reden dat verdovende middelen via Schiphol het land zijn binnengesmokkeld niet langer voldoende rechtvaardiging biedt voor een afwijkende straftoemeting.

Tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als 'standaardkoerier' moet worden aangemerkt en heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarbij de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast zijn de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en is de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte gelast. Het hof heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-003409-08
datum uitspraak: 4 november 2008
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 25 juni 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-800610-08 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 23 juni 1984,
wonende op het adres:
[plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 25 juni 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 21 oktober 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte -voor het hem tenlastegelegde blijkens het proces-verbaal van de zitting, waarvan de aantekening mondeling vonnis op dit punt afwijkt, nu daarin een gevangenisstraf is vermeld van 6 maanden met aftrek- veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, heeft de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een verzekeringspapier, een instapkaart, een nota, een vliegticket en een biljet van EUR 50,00 verbeurd verklaard en heeft de teruggave gelast van vijf biljetten van EUR 50,00 aan de verdachte.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 1078,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Anders dan het hof tot nu toe heeft gedaan, zal het vanaf nu, om redenen van rechtsgelijkheid, in plaats van de door de rechtbank Haarlem ontwikkelde richtlijnen, in zaken van smokkel van verdovende middelen naar Nederland via de luchthaven Schiphol bij het bepalen van de op te leggen straf in beginsel uitgaan van de landelijke LOVS-richtlijn inzake drugskoeriers, zoals die tot nu toe gold voor alle drugskoeriers met uitzondering van Schipholzaken. De reden hiervoor is dat – anders dan tot nu toe geruime tijd het geval is geweest – onder de huidige omstandigheden de enkele reden dat verdovende middelen via de luchthaven Schiphol het land zijn binnengesmokkeld onvoldoende rechtvaardiging biedt voor een afwijkende straftoemeting ten opzichte van de straftoemeting in strafzaken waarin sprake is van het binnensmokkelen van verdovende middelen in Nederland op andere luchthavens of via andere grensovergangen of havens.
Gelet op het voorgaande wordt de verdachte, ten aanzien van wie niet aannemelijk is geworden dat hij als “pakezel” in de zin van genoemde LOVS-richtlijn moet worden beschouwd, aangemerkt als “standaardkoerier” in de zin van deze richtlijn en acht het hof oplegging van een hogere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd passend en geboden.
De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezengeachte met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een verzekeringspapier, een instapkaart (KLM), een nota en een vliegticket.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten: geld (Nederlands, 6 biljetten van elk EUR 50,00).
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.W.J. den Ottolander, mr. E. Mijnsberge en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. W. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2008.
Mr. N.F. van Manen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.