ECLI:NL:GHAMS:2008:BF2235

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.003.063/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over tuchtrechtelijke klacht tegen notarissen inzake hoogte van declaraties en mededinging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, waarbij een klacht van klager tegen notaris sub 2 gegrond is verklaard en een berisping is opgelegd. Klager, een notaris, heeft een klacht ingediend omdat hij van mening is dat notaris sub 2 hem een te hoge rekening heeft gestuurd voor het verstrekken van een testament, terwijl een andere erfgenaam voor dezelfde dienst een lagere rekening heeft ontvangen. Het hof overweegt dat de hoogte van de rekening van een notaris voor werkzaamheden, waarvoor hij een monopoliepositie heeft, moet worden bepaald door de aard en omvang van de werkzaamheden. Het hof stelt vast dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar handelt als hij een collega een nota toestuurt voor werkzaamheden, maar dat het maken van een onderscheid in tarieven voor dezelfde werkzaamheden niet is toegestaan. Het hof komt tot de conclusie dat de klacht van klager gegrond is, omdat de notaris op ongeoorloofde wijze de vrije mededinging heeft beperkt door een hogere rekening te sturen aan klager dan aan een derde. Het hof legt de maatregel van waarschuwing op aan de notaris, omdat hij zijn handelen inziet en belooft beterschap. De beslissing van de Kamer van Toezicht wordt vernietigd en de klacht wordt opnieuw gegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 23 september 2008 in de zaak onder nummer 200.003.063/01 NOT van:
MR. [naam],
notaris te [plaats]
APPELLANT,
gemachtigde: mr. E. van Huis,
t e g e n
MR. [naam],
notaris te [plaats]
gemachtigde: mr. M.J.E.C. Camps.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen: de notaris, is bij een op 6 maart 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift met bijlagen tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 7 februari 2008, waarbij de klacht van geïntimeerde, hierna te noemen: klager, gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping aan de notaris.
1.2. Van de zijde van klager is op 15 mei 2008 een verweerschrift en op 28 mei 2008 en 11 juni 2008 een aanvulling daarop, ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 augustus 2008. Klager, de notaris en hun gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. In 2002 is maatschap[Y] ontbonden. De notaris is nadien een maatschap met mr. [X] aangegaan.
3.2. Klager heeft bij brief van 19 september 2006 de notaris verzocht om een kopie van een testament. De notaris heeft niet voldaan aan dat verzoek, maar heeft aan klager een voorschotdeclaratie gestuurd van € 73,78. Vervolgens heeft klager een van de erfgenamen verzocht om een kopie van het testament op te vragen. Hiervoor heeft deze een nota van € 44,03 ontvangen.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij ten onrechte niet heeft voldaan aan het verzoek om toezending van een kopie van een testament, maar wel een voorschotnota van € 73,78 heeft verzonden, terwijl in dezelfde zaak op hetzelfde verzoek van één van de erfgenamen wel is gereageerd onder toezending van een nota van € 44,03. Het toezenden van een hogere nota aan klager is onredelijk en druist in tegen de afspraken die zijn gemaakt in aanwezigheid van de voorzitter van de kamer op 9 april 2004. Door aldus te handelen probeert de notaris de concurrentie ten voordele van zichzelf ter verstoren en te vervalsen. Klager is van mening dat zijn klacht geen betrekking heeft op een declaratiegeschil.
4.2. Klager biedt bewijs aan van zijn stellingen door middel van het horen als getuige van [naam] en een cliënt van hem, genaamd [naam]
4.3. Tenslotte verzoekt klager het hof om de notaris te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klager betwist en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft naar voren gebracht dat hij heeft gemeend juist te handelen. In het feit dat klager meer werk en kosten veroorzaakte dan anderen, vond de notaris grond hem voor de onderhavige werkzaamheden een hogere nota te sturen.Ter zake van het in rekening brengen van kosten aan collega’s verwijst de notaris naar de ringvergadering van 8 februari 2005 , waarin is besloten dat kosteloze dienstverlening niet - meer - aan de orde is. De notaris ziet thans wel in dat zijn handelwijze niet “de weg” is en zal voortaan afzien van het maken van bedoeld onderscheid.
5.3. De notaris heeft voorts betoogd dat de klacht betrekking heeft op facturen van volstrekt ondergeschikte bedragen en om een volstrekt ondergeschikte verstoring van de concurrentie, waardoor het geschil een zuiver declaratiegeschil is en behoort te worden voorgelegd aan de voorzitter van de Ring van Notarissen.
6. De beoordeling
6.1.Het hof overweegt dat ingevolge artikel 55, tweede lid, Wna een geschil over de hoogte van declaraties door de meest gerede partij aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie kan worden voorgelegd. De ringvoorzitter toetst dan volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hof kan gelet op het voorgaande een geschil over de hoogte van een declaratie in het algemeen slechts marginaal toetsen.
Het hof is echter van oordeel dat in het onderhavige geval een dergelijke marginale toetsing niet aan de orde is maar integrale toetsing is aangewezen, omdat klager niet klaagt over de hoogte van de in het geding zijnde nota ten opzichte van de verrichte werkzaamheden, maar over het feit dat voor het toesturen van een testament aan hem een hoger tarief in rekening is gebracht dan voor diezelfde werkzaamheden in dezelfde zaak aan een erfgenaam in rekening is gebracht.
6.2. Het hof is van oordeel dat een notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar handelt als hij een collega een nota toestuurt voor werkzaamheden als de onderhavige.
Daarmee komt de vraag aan de orde of het de notaris ook vrijstaat om een onderscheid in tarief te maken zoals onder 6.1. omschreven, dat ertoe leidt dat de collega-notaris meer moet betalen dan een derde die dezelfde werkzaamheden verlangt.
6.3. De notaris heeft niet duidelijk gemaakt wat hij bedoelt met de extra werkzaamheden die klager zou veroorzaken en waarom die werkzaamheden zouden rechtvaardigen een hogere nota te sturen voor een standaardhandeling als het opzoeken van een testament, die met die extra werkzaamheden kennelijk niets heeft uit te staan. Het hof moet daarom aannemen dat de specifieke kwestie van de verbroken samenwerking tussen klager en mr [X] en de nieuwe maatschap tussen mr [X] en de notaris bij de problemen een rol speelt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat bij de afwikkeling van de ontbonden maatschap de dossiers behorende tot het protocol van klager op het kantoor van mr. [X] zijn gebleven en dat de dossiers zodanig verweven zijn dat vaak moeilijk of niet onderscheiden kan worden welke notaris in welk dossier zijn werkzaamheden heeft verricht. In dit perspectief is tussen de kantoren overeengekomen dat het kantoor van mr. [X] en de notaris de informatie uit bedoelde dossiers gratis aan klager ter beschikking zal stellen. Dit mag er echter niet toe leiden dat aan klager voor andere werkzaamheden een hoger tarief in rekening wordt gebracht dan aan derden.
6.4. In beginsel moet de hoogte van de rekening van een notaris voor werkzaamheden als de onderhavige, waarvoor de notaris een monopoliepositie heeft, worden bepaald door de aard en de omvang van de werkzaamheden die aan de rekening ten grondslag liggen. Het tarief dat een notaris voor die werkzaamheden in rekening brengt dient dan ook bij gelijke aard en omvang der werkzaamheden in principe voor een ieder gelijk te zijn, met dien verstande dat kortingsafspraken met bepaalde (groepen) cliënten, voor zover deze niet in strijd komen met de mededingingswetgeving, wel zijn toegelaten.
De klacht is derhalve gegrond.
6.5. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de notaris thans het onjuiste van zijn handelen inziet en in het kader van een verbetering van de werkverhouding tussen de beide kantoren beterschap heeft beloofd; dit laat echter onverlet dat het hof het handelen van de notaris waarover te dezen geklaagd is laakbaar acht en wel dermate dat het hof de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht. Nu het hof op andere gronden tot een andere maatregel komt dan de kamer in de bestreden beslissing kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.6. Het hof zal het bewijsaanbod van klager passeren omdat het niet ter zake dienend is.
6.7. Het hof zal het verzoek van klager om de notaris te veroordelen in de kosten van deze procedure passeren omdat de Wna niet voorziet in de beoordeling daarvan.
6.8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 7 februari 2008, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en P. Blokland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 23 september 2008 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaken: 21 07 en 22 07 Wna
34 07 Wna
UITSPRAAK
inzake: mr. [naam],
notaris te [plaats]
klager;
tegen: mr. sub 1],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris sub 1,
en
mr. [sub2]]
notaris te [plaats]
hierna te noemen de notaris sub 2.
1 Verloop van de procedure
Op 9 juli 2007 heeft klager een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer. Deze klacht is gericht tegen de notarissen sub 1 en sub 2. Op 18 oktober 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen notaris sub 2.
De notarissen sub 1 en sub 2 hebben zich verweerd bij schrijven van 12 september 2007 en 25 oktober 2007 en is een repliek van 10 september 2007 ontvangen.
De klachtzaken zijn ter zitting van 4 december 2007 behandeld. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden tezamen met de behandeling van de klachtzaken van [naam] tegen de notarissen mr. [X] en mr. [naam], de klachtzaak van [naam] tegen de kandidaat-notaris A., de klachtzaak van [naam]tegen de kandidaat-notaris [A] en de klachtzaken van de notarissen mrs. [X], [naam] en [naam] en de kandidaat-notarissen mrs. [B] en [A] over en weer. Na de zitting zijn de klachtzaken weer gescheiden.
Klager is in persoon verschenen. De notarissen zijn eveneens in persoon verschenen.
2 Toetsingskader
In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
3 Standpunten
Zakelijk weergegeven en kort samengevat hebben klagers en de notarissen en kandidaat-notaris het volgende aangegeven.
Klager is van mening dat de notarissen sub 1 en sub 2 ten onrechte niet hebben voldaan aan zijn verzoek om toezending van een kopie van een testament. Het is ook niet correct dat niet is gereageerd en wel een rekening ten bedrage van € 73,78 is verzonden, terwijl op het verzoek van één van de erfgenamen wel is gereageerd en een bedrag van € 44,03 in rekening is gebracht.
Over het aspect, dat alleen al vanwege het opvragen van een testament een rekening wordt verzonden, heeft klager ook geklaagd in de klachtbrief van 18 oktober 2007. In deze klacht tegen notaris sub 2 is aangegeven dat aan het verzoek om een kopie van een testament toe te zenden niet is voldaan, maar dat wel een concurrentievervalsende nota van € 73,78 is verzonden.
De notarissen sub 1 en sub 2 stellen zich op het standpunt dat zij juist hebben gehandeld. In dat verband is aangegeven dat eerder werd verzocht een codicil op te zoeken. Toen dat echter niet werd gevonden werd geweigerd bij te dragen in de kosten van het zoeken. Ook is verder niet gereageerd op de gelegenheid om het weggenomen vertrouwen te herstellen. Dit heeft ertoe geleid dat eerst een schriftelijke opdrachtbevestiging wordt gevraagd alvorens de verzoeken in behandeling te nemen. Voor het overige wordt toegelicht dat het in rekening brengen van kosten is besproken in de vergadering van de KNB Ring Almelo en verder dat de eerder gemaakte afspraken over afgifte van dossiers worden nageleefd.
4 Overwegingen
Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
De klachten handelen over het verlangen van een schriftelijke opdrachtbevestiging, het op voorhand verzenden van een rekening en over de hoogte van die rekening. De Kamer stelt vast dat daarbij geen correspondentie betreffende notaris sub 1 (het kantoor te [plaats]) is overgelegd en ook is niet gebleken dat het gaat om in [plaats] opgevraagde kopieën. De Kamer is om die reden van oordeel dat de klacht niet ontvankelijk is voor zover deze is gericht tegen notaris sub 1.
Voorts is de klacht van 18 oktober 2007 niet-ontvankelijk omdat deze klacht een herhaling is van hetgeen reeds in de klacht 9 juli 2007 is aangevoerd. De Kamer beschouwt de klachtbrief van 18 oktober 2007 als aanvulling/verduidelijking van de klacht van 9 juli 2007.
Voor zover het gaat om de aan de orde gestelde werkwijze van notaris sub 2 overweegt de Kamer het volgende.
Uit hetgeen over en weer is aangegeven kan worden geconcludeerd dat steeds wanneer klager een afschift opvraagt van bijvoorbeeld een testament of een codicil, van hem wordt verlangd een opdrachtbevestiging te tekenen en verder worden door de notaris op voorhand kosten in rekening gebracht. In casu gaat het om een nota van € 73,78.
De Kamer stelt voorop dat zij betreurt dat de verstoorde relatie tussen klager en de notaris het kennelijk onmogelijk maakt om in goed onderling overleg tot afspraken terzake te komen. Partijen zouden wat behoren te doen aan de normalisering van hun relatie in plaats van elkander te bestoken met facturen en klachtprocedures. Daarmee zouden zij zich niet alleen veel negatieve emoties maar ook veel tijd en kosten kunnen besparen.
In normale verhoudingen komt het de Kamer volstrekt onnodig bureaucratisch voor om van een (naaste) collega notaris die een afschrift van een tot het protocol van een andere notaris behorende akte opvraagt (art. 49 Wna) in alle gevallen voorafgaand aan de uitvoering van dat verzoek, een schriftelijke opdrachtbevestiging en op voorhand betaling van de betreffende kosten te verlangen. In casu is voormelde routine van de notaris derhalve betreurenswaardig en slecht voor goede collegiale verhoudingen, maar daarmee nog niet klachtwaardig. De Kamer is daarom van oordeel dat de klacht wat dit onderdeel betreft ongegrond is.
Met betrekking tot de hoogte van de op voorhand verzonden rekening is de Kamer van oordeel dat het hier geen zuiver declaratiegeschil als bedoeld in artikel 55 Wna betreft. Vanwege het geheel van de omstandigheden en met name ook het aspect dat klager heeft aangegeven dat sprake is van oneerlijke concurrentie, acht de Kamer zich de meest gerede instantie om hierover te oordelen.
Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de Kamer het volgende.
De Kamer verstaat het klachtonderdeel aldus dat aan de notaris wordt verweten aan klager te hoge kosten in rekening te brengen voor monopolistische werkzaamheden (afschrift van een tot zijn protocol behorende akte) met het oogmerk de mededinging tussen hem en de notaris te verhinderen, te beperken of te vervalsen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen door klager en de notaris sub 2 is verklaard, blijkt dat de onderhavige rekening van de notaris (voordat het gevraagde afschrift is afgegeven) op volstrekt willekeurige wijze is vastgesteld en op een relatief te hoog bedrag (van € 73,78). Immers, uit een andere factuur blijkt dat voor dezelfde dienst aan een particulier een aanmerkelijk lager bedrag (van € 44,03) in rekening is gebracht. Daarbij zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die dit hogere bedrag in casu redelijkerwijs rechtvaardigen.
De notaris is verplicht overeenkomstig artikel 49 Wna afschrift te verstrekken van tot zijn protocol behorende notariële akten. Met betrekking tot dat protocol bekleedt hij de positie van monopolist. Die bijzondere marktpositie mag de notaris niet misbruiken door aan een collega notaris zulke hoge kosten voor een afschrift van een tot zijn protocol behorende akte in rekening te brengen, dat daardoor de vrije mededinging tussen notarissen wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Naar het oordeel van de Kamer is genoegzaam komen vast te staan dat de notaris door te handelen als voormeld op ongeoorloofde wijze de vrije mededinging tussen hem en klager verhindert, beperkt of vervalst. De klacht is op dit onderdeel derhalve gegrond.
Het antwoord op de vraag of alle kosten verbonden aan de door de notaris zelf gecreëerde bureaucratie rondom de uitvoering van een eenvoudige verzoek als het onderhavige bij een opdrachtgever in rekening kunnen worden gebracht en tegen welk honorarium, kan desgewenst conform artikel 55 Wna aan de ringvoorzitter worden verzocht.
Gelet op het voorgaande is dit klachtonderdeel derhalve gegrond. Naar het oordeel van de Kamer dient bij de beantwoording van de vraag of het verzuim het opleggen van een tuchtmaatregel rechtvaardigt niet alleen de ernst van het onderhavige feit te worden betrokken maar ook de overige omstandigheden van het geval. Daartoe behoort ook de onderliggende problematiek tussen partijen. Zij zijn al gedurende een aantal jaren over en weer niet in staat zijn gebleken zich ten opzichte van elkaar op zodanig professionele wijze te gedragen dat een werkbare relatie tussen de beide kantoren mogelijk is. Een veelheid van klachten over en weer en schade voor het aanzien van het notariaat tot gevolg.
In deze klachtzaak staat echter slechts het gedrag van de notaris ter beoordeling en de Kamer rekent ook de notaris zijn rol in de onderliggende problematiek zwaar aan. In dit verband is ook van belang dat notaris sub 2 ter zitting nog heeft benadrukt dat naar zijn mening sprake is van juridische onkunde en onzorgvuldige praktijkvoering door klager, waarbij, door te wijzen op de mogelijke verhoging van de leeftijdgrens tot welke kan worden doorgewerkt als notaris, duidelijk is geworden dat hij van oordeel is dat het tijd wordt dat klager stopt met zijn werk als notaris. Dit subjectieve oordeel van notaris sub 2 staat kennelijk aan een normale professionele relatie in de weg. Dit oordeel beïnvloedt het gedrag van de notaris sub 2 jegens klager. Dat rekent de Kamer de notaris aan. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval is in casu de tuchtmaatregel van een berisping passend en geboden.
Beslist wordt derhalve als volgt.
5 Beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo:
- verklaart de klacht tegen de notaris sub 2 ongegrond voor zover het gaat om het verlangen van een schriftelijke opdrachtbevestiging en betaling vooraf van vorenbedoelde werkzaamheden;
- verklaart de klacht tegen notaris sub 2 gegrond voor zover deze handelt over het op ongeoorloofde wijze verhinderen, beperken of vervalsen van de vrije mededinging;
- legt de notaris daarvoor de tuchtmaatregel van een berisping op.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. H.J. Vos, mr. F.H.J. Mulder, mr. W. Meijling en mr. C.J. Wesseling, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2008.
Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Afschrift verzonden: 7 februari 2008