ECLI:NL:GHAMS:2008:BF2219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.000.879/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke maatregel tegen notaris wegens niet tijdig reageren op klachten en declaraties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een notaris die werd beschuldigd van het niet tijdig reageren op klachten en declaraties. De klacht was ingediend door een klaagster die de notaris had ingeschakeld voor de afhandeling van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot. De notaris had twee voorschotdeclaraties verzonden, waarover een geschil was ontstaan. De klaagster had de zaak voorgelegd aan de voorzitter van de Ring Amsterdam, die de notaris had opgedragen om een lagere en meer inzichtelijke declaratie op te stellen. De notaris had echter geen bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en had ook geen uitvoering gegeven aan de opdracht. Dit leidde tot een klacht bij de kamer van toezicht over notarissen.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat de notaris niet alleen niet had gereageerd op de uitspraak van de Ringvoorzitter, maar ook niet had gereageerd op een fax van de raadsman van de klaagster. De notaris erkende dat hij door omstandigheden niet tijdig had gereageerd, maar bood zijn excuses aan. De kamer van toezicht verklaarde de klacht gegrond en legde de notaris een schorsing van drie maanden op.

In hoger beroep bevestigde het hof de beslissing van de kamer van toezicht. Het hof oordeelde dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld door niet te reageren op de klachten en dat er een patroon van klachten tegen de notaris bestond. Het hof vond het zorgelijk dat de notaris niet had geleerd van eerdere tuchtrechtelijke maatregelen en dat er nog steeds zorgen waren over zijn kantoororganisatie en psychische problematiek. De maatregel van schorsing werd als passend en geboden beschouwd, en het hof benadrukte dat de notaris snel orde op zaken moest stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 16 september 2008 in de zaak onder nummer 200.000.879/01 NOT van:
MR.[naam]
notaris te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. C.A.M.J. Raymakers ,
t e g e n
[naam],
wonende te [plaats]
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen: de notaris, is bij een op 4 januari 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 6 december 2007, waarbij de klacht van geïntimeerde, hierna te noemen: klaagster, tegen de notaris gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 14 januari 2008 een brief ter griffie van het hof ingekomen, waarin wordt medegedeeld dat klaagster niet ter zitting zal verschijnen.
1.3. Namens de notaris is op 20 juni 2008 nog een aantal stukken in het geding gebracht.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 juni 2008. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij de door de Ringvoorzitter aan hem opgedragen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd binnen de daartoe gestelde termijn.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij niet heeft gereageerd op de fax van 7 februari 2007 afkomstig van de advocaat van klaagster
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft erkend dat hij door omstandigheden niet tijdig heeft gereageerd op de uitspraak van de Ringvoorzitter inzake het declaratiegeschil.
5.2. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende het niet beantwoorden van de fax van de advocaat van klaagster van 7 februari 2007 heeft de notaris naar voren gebracht dat hij op 9 februari 2007 de advocaat van klaagster heeft bericht dat hij binnen 14 dagen zal reageren op zijn fax onder aanbieding van zijn excuses voor de verlate (re)actie.
6. De beoordeling
6.1. Het hof is van oordeel dat beide klachtonderdelen gegrond zijn. De notaris heeft erkend dat hij niet tijdig actie heeft ondernomen naar aanleiding van de uitspraak van de Ringvoorzitter in een tariefgeschil, die hem had opgedragen om uiterlijk op 13 oktober 2006 een aangepaste en gespecificeerde declaratie aan klaagster toe te zenden. Het hof neemt als vaststaand aan dat de notaris niet heeft gereageerd op de fax van 7 februari 2007 van de advocaat van klaagster, nu hij zijn stelling dat hij op 9 februari 2007 heeft bericht binnen 14 dagen op de fax te kunnen reageren, weliswaar heeft onderbouwd door een kopie van bedoelde brief van 9 februari 2007 over te leggen, maar dat hij verder niet meer naar klaagster of haar advocate heeft gereageerd, waardoor het faxbericht inhoudelijk als onbeantwoord dient te worden beschouwd . Dat klaagster binnen de door de notaris genoemde termijn van 14 dagen na 9 februari 2007 een klacht tegen hem heeft ingediend bij de kamer doet daar aan niet af.
6.2. Het hof is voorts van oordeel dat het klachtencomplex zoals het thans aan de orde is, kenmerkend is voor de handelwijze van de notaris. Het hof neemt daarbij in ogenschouw dat verschillende eerdere klachten tegen de notaris, inhoudende dat hem wordt verweten dat hij niet tijdig of geheel niet reageert, gegrond zijn verklaard.
Het hof vindt dit zeer zorgelijk. Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van de rapportage van 13 maart 2008 van mr. M.Y.C. Poelmann, in haar hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer belast met een onderzoek ex artikel 96 lid 2 van de Wet op het notarisambt. Uit het rapport blijkt dat de notaris een éénmanskantoor drijft met personeel dat geen juridische scholing heeft, terwijl op het kantoor ook geen systemen bestaan – het huidige computersysteem is verouderd – die het aansturen van en de controle op het personeel op adequate wijze mogelijk maken. Daarnaast ontbreken protocollen voor de diverse soorten zaken en dossiers, waardoor niet gesproken kan worden van een optimale kantoororganisatie. Ook het verslag van mr. [naam], die enige tijd als ambtshalve waarnemer van het kantoor is opgetreden, is wat dit betreft weinig hoopgevend. Ter terechtzitting is gebleken dat er geen toereikende instructie bestaat voor het personeel op het gebied van de Wet Mot en de WID. Ook op financieel gebied bestaan er de nodige zorgen.
6.3. Het hof heeft voorts kennis genomen van de tussenrapportage van dr. T.A. de Vries, eerstelijns GZ-psycholoog. Dit rapport beschrijft de psychische problematiek van de notaris en hoe die ertoe heeft geleid dat de notaris lastige zaken voor zich uit heeft geschoven . Ter terechtzitting heeft de notaris verklaard dat er maatregelen zijn genomen waardoor hij de dingen niet meer voor zich uitschuift, maar snel afhandelt. De notaris wordt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden sinds enige tijd bijgestaan door oud-notaris mr[naam].
De conclusie van zowel mr. Poelmann als van dr. De Vries luiden, dat de situatie niet dermate zorgelijk is dat de notaris zijn ambt als notaris zou dienen neer te leggen.
6.4. Alles overziend is het hof van oordeel dat er een keer ten goede is opgetreden, nu de notaris wordt begeleid zowel door mr. [naam] als door de psycholoog, en er op organisatorisch gebied er een aantal verbeteringen op gang is gebracht, zodat er thans (nog) geen reden is om de notaris uit zijn ambt te ontzetten. Wel is het hof van oordeel dat de notaris zo spoedig mogelijk verder orde op zaken dient te stellen, zowel ten aanzien van zijn kantoororganisatie als ten aanzien van zijn psychische problematiek. Daarom acht het hof de door de kamer opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van drie maanden passend en geboden.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing van kamer van 6 december 2007 onder verbetering van de gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en P. Blokland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 september 2008 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 6 december 2007 op de klacht met nummers 363584 / NT 07-5 AB van:
[naam],
wonende te [plaats]
raadsman mr. P.M. Smits,
tegen:
mr. [naam],
notaris te [plaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 19 februari 2007;
- verweerschrift met bijlagen van 2 april 2007.
Klaagster heeft afgezien van repliek. De notaris is daarom niet verzocht om dupliek.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 9 oktober 2007 zijn zowel klaagster, vergezeld van haar raadsman, als de notaris verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten uiteengezet. Uitspraak is bepaald op 6 december 2007.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Na het overlijden van haar echtgenoot heeft klaagster de notaris in maart 2004 opdracht gegeven de nalatenschap af te handelen.
b. De notaris heeft twee voorschotdeclaraties aan klaagster toegezonden. Over de hoogte van deze declaraties is een geschil ontstaan dat klaagster overeenkomstig artikel 55 lid 2 Wna (Wet op het notarisambt) ter beoordeling aan de voorzitter van de Ring Amsterdam van de KNB (Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie) heeft voorgelegd. Op 26 september 2006 heeft mr. M.E. Amson, Ringvoorzitter bij mandaat, de volgende beslissing gegeven:
“Het vorenstaande in overweging nemende, acht de Ringvoorzitter de declaratie van de notaris te hoog en onvoldoende inzichtelijk. Hij legt de notaris bij deze op aan klager en aan de Ringvoorzitter een lagere declaratie toe te zenden, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze hij zijn honorarium heeft berekend, welke werkzaamheden zijn verricht en door welke medewerker, met inachtneming van de daarvoor ten tijde van de afwikkeling der nalatenschap geldende kantoortarieven van de notaris, zijn kandidaat-notaris en zijn secretaresse, een en ander op
13 oktober 2006 (...)
Bezwaar
Op grond van de artikelen 6:4 en 7:1 van de AWB kan tegen deze beschikking bezwaar worden gemaakt. Dat geschiedt bij de feitelijke voorzitter van de Ring Amsterdam, mr. M.R. Meijer (...), en wel uiterlijk zes weken en een dag na de dag van verzending van deze beschikking. (...)”
c. De notaris heeft binnen de daarvoor gestelde termijn geen bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Ringvoorzitter. Evenmin heeft hij daaraan uitvoering gegeven.
d. Bij fax van 7 februari 2007 heeft de raadsman van klaagster de notaris geschreven:
“Nu u voor zover mij bekend tot op de dag van vandaag geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de KNB Ring Amsterdam d.d. 26 september 2006 in het tariefgeschil met
mw. [naam] en nu het voor zover mij bekend mr. Amson in de laatste week van november 2006 kennelijk niet gelukt is u te bewegen tot actie over te gaan, heb ik in overleg met cliënte besloten om de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, sector civiel, te vragen u in kort geding te veroordelen alsnog als die acties te ondernemen welke door de KNB werden voorgeschreven. (...) Uw eventuele verdere berichten wacht ik af. Maar heb ik vóór het einde van de week niets vernomen dan zal met verhinderdata van uw raadsman/raadsvrouwe geen rekening worden gehouden bij de aanvraag.”
2. De klacht
2.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij de door de Ringvoorzitter aan hem opgedragen
werkzaamheden niet heeft uitgevoerd binnen de daarvoor gestelde termijn.
2.2 Verder verwijt klaagster de notaris dat hij niet heeft gereageerd op de fax van haar
raadsman van 7 februari 2007.
3. Het verweer
3.1 De notaris erkent dat hij – door niet nader genoemde omstandigheden – niet tijdig heeft
gereageerd op de uitspraak van de Ringvoorzitter. Hij biedt hiervoor zijn verontschuldigingen aan.
3.2 De notaris stelt dat hij op 9 februari 2007 aan de raadsman van klaagster heeft geschreven dat hij binnen veertien dagen op de brief zou kunnen reageren.
4. De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht
onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De notaris heeft niet binnen de daarvoor gestelde termijn bezwaar gemaakt tegen de
beschikking van de Ringvoorzitter, die inmiddels onaantastbaar is geworden. De notaris dient dan ook gevolg te geven aan deze beschikking. De notaris heeft zijn declaratie echter niet gematigd. Evenmin heeft hij een specificatie opgesteld. Door de beschikking van de Ringvoorzitter naast zich neer te leggen heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit onderdeel van de klacht zal dan ook gegrond worden verklaard.
4.3 De notaris stelt dat hij de brief van de raadsman van klaagster van 7 februari 2007 heeft
beantwoord op 9 februari 2007, maar hij heeft geen kopie van deze brief overgelegd. De raadsman van klaagster heeft de kamer laatstelijk bij brief van 19 februari 2007 nog geschreven dat de notaris niet had gereageerd op zijn fax van 7 februari 2007 (1.d). Gelet op de concrete bewoordingen van de klacht had van de notaris mogen worden verwacht dat hij zijn weerspreking van deze klacht met feiten zou ondersteunen. Dat hij dit heeft nagelaten dient dan ook voor zijn rekening te blijven. Als vaststaand wordt derhalve aangenomen dat de notaris niet heeft gereageerd op de brief van 7 februari 2007. Hoewel het niet beantwoorden van een brief niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag, is daarvan in het onderhavige geval wel sprake. De kern van het verwijt aan de notaris is immers dat hij telkens niet reageert. Er is dan ook geen sprake van een incidenteel verzuim. Ook dit klachtonderdeel zal derhalve gegrond worden verklaard.
4.4 De notaris heeft voorafgaand aan de zitting aan de kamer een urenspecificatie overgelegd
en uitleg verschaft over de totstandkoming van zijn declaratie. Vervolgens heeft de notaris ter zitting aan de kamer gevraagd op welke basis hij zijn declaratie dient te matigen. Ook heeft hij de kamer om advies gevraagd over de door hem in deze te volgen handelwijze. Kennelijk miskent de notaris nog steeds de aard en de status van de beschikking van de Ringvoorzitter.
Hij heeft immers getracht om de klachtenprocedure te benutten als een verkapte bezwaarprocedure. De kamer neemt dit gebrek aan inzicht ernstig op, evenals het feit dat in de afgelopen jaren een gestage toevoer van klachten tegen de notaris, veelal over het niet reageren op verzoeken van zijn cliënten of het anderzins niet in actie komen wanneer dat wel geboden was, ertoe heeft geleid dat aan de notaris verschillende tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd, waaronder in juli 2006 een schorsing van drie maanden. Het lijkt erop dat de notaris nog steeds geen lering heeft getrokken uit deze tuchtrechtelijke terechtwijzingen, hetgeen de kamer zorgen baart. Het andermaal opleggen van de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden komt de kamer daarom passend voor.
4.5 Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De kamer van toezicht:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de notaris op de tuchtrechtelijke maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden;
- bepaalt dat deze schorsing zal worden uitgesproken op een nader te bepalen datum nadat is vastgesteld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, voorzitter, M. Bijkerk, E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2007.
Mr. E. van Bennekom Mr. A.J. Beukenhorst
Secretaris Voorzitter
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.