ECLI:NL:GHAMS:2008:BD3480

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/00601
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ontvankelijkheid bezwaar tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting. De belanghebbende, X, had een navorderingsaanslag ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam voor het jaar 1999, gebaseerd op een belastbaar inkomen van fl. 35.670. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in een uitspraak van 2 november 2006. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld op 31 augustus 2007.

Het Hof heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van belanghebbende buiten de wettelijke termijn was ingediend. De kern van het geschil was of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Belanghebbende stelde dat de aanslag onjuist was omdat de inspecteur een onvolledige controle had uitgevoerd en dat hij in de veronderstelling was gelaten dat de aanslag zou worden aangepast na ontvangst van aanvullende gegevens. Het Hof oordeelde echter dat de stelling dat de aanslag niet juist was, niet relevant was voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar.

Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank had het beroep van belanghebbende terecht ongegrond verklaard en het Hof bevestigde deze uitspraak. Er waren geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de kosten van het geding. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 07/00601
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X,
wonende te Z,
belanghebbende,
gemachtigde C. Boom (Boom Adviesgroep) te Purmerend,
tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 07/156 van de rechtbank Haarlem van 25 juli 2007 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 18 juni 2003 aan belanghebbende voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen van fl. 35.670.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 2 november 2006 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep tegen deze uitspraak ingesteld bij beroepschrift van 4 december 2006. Bij uitspraak van 25 juli 2007, op dezelfde datum aan partijen verzonden, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het beroep ongegrond verklaard.
Tegen voormelde uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 31 augustus 2007, op dezelfde datum bij het Hof binnengekomen.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 7 mei 2008. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Overwegingen
2.1. Het staat vast dat belanghebbende zijn bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn bij de inspecteur heeft ingediend. In geschil is of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
2.2.1. Belanghebbende is van mening dat daarvan sprake is nu de aanslag is opgelegd op basis van een onvolledige controle. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd zonder dat hij de beschikking had over de gegevens (rittenkaarten) die nodig waren om een juiste aanslag op te leggen. Bovendien heeft de inspecteur belanghebbende in de veronderstelling gelaten dat hij de aanslagen zou aanpassen naar aanleiding van de te ontvangen gegevens.
2.2.2. De inspecteur meent dat belanghebbendes stelling dat de aanslag onjuist is omdat de inspecteur een onvolledige controle heeft uitgevoerd geen verschoonbare termijnoverschrijding oplevert. Bij de behandeling van een (tijdig) bezwaarschrift hadden de aanvullende gegevens beoordeeld kunnen worden.
2.3. Wat belanghebbende heeft gesteld, levert geen grond op voor het verschoonbaar achten van het overschrijden van de bezwaartermijn. De stelling dat de aanslag niet juist was, is immers niet relevant voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar. Het rechtsmiddel van bezwaar biedt belanghebbende juist de mogelijkheid de hoogte van de aanslag te betwisten. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur iets heeft gedaan of nagelaten op basis waarvan hij, belanghebbende, kon menen dat hij buiten de wettelijke termijn van zes weken nog in bezwaar kon komen. Integendeel, de gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat er geen bepaalde reden was waarom er niet tijdig (pro forma) bezwaar is ingediend.
2.4. Op grond van het voorgaande sluit het Hof zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de inspecteur het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep terecht ongegrond verklaard.
2.5. Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mrs. J. den Boer voorzitter, P.F. Goes en H.N. van der Kolk, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. L.B.M. van Bakel als griffier. De beslissing is op 28 mei 2008 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.