ECLI:NL:GHAMS:2007:BX5611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000670-06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag/moord na gebrek aan bewijs en niet-herkenning door getuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot doodslag/moord, naar aanleiding van een schietincident dat plaatsvond op 28 mei 2005. De aangever, die aangifte deed, verklaarde dat hij de verdachte had herkend als de schutter tijdens een spiegelconfrontatie. Echter, tijdens de rechtszittingen bleek dat de getuigen de verdachte niet konden identificeren als de schutter, noch tijdens een meervoudige simultane fotoconfrontatie, noch ter terechtzitting van het hof. Het hof oordeelde dat de verklaring van de aangever niet als bewijs kon worden gebruikt, omdat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde kon ondersteunen. Het hof stelde vast dat het signalement van de schutter te algemeen was en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de schutter was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, omdat de verdediging niet in de gelegenheid was gesteld om de aangever te ondervragen, wat in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De uitspraak werd gedaan door de 2e meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 6 april 2007.

Uitspraak

Over arrestnummer:
parketnummer: 23-000670-06
datum uitspraak: 6 april 2007
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 26 januari 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13-447479-05 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum },
wonende [woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 28 november 2005, 15 december 2005 en 12 januari 2006 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 29 november 2006, 7 maart 2007 en 23 maart 2007.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 15 december 2005 en 12 januari 2006 op vordering van de officier van justitie en de op de terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2007 op vordering van de advocaat-generaal toegestane wijzigingen tenlastelegging. Van die dagvaarding en vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 20 mei 2005 heeft [aangever] aangifte gedaan ter zake van poging doodslag/moord. Hij heeft verklaard dat hij verdachte – een magere jongen met een bril – en de jongen met het lange haar op 28 mei 2005 omstreeks 02.00 uur uit een Volkswagen Polo zag stappen, dat zij aan de overkant van het café, waar hij, aangever, zich bevond in een klein straatje gingen staan, dat de jongen met de bril een vuurwapen achter zijn rug vandaan haalde, dat hij het pistool doorlaadde en dat hij 4 of 5 keer met het pistool in zijn, aangevers, richting schoot. Op woensdag 8 juni 2005 heeft hij verdachte middels een spiegelconfrontatie herkend als zijnde de persoon die op hem heeft geschoten.
Vaststaat dat de verdediging - ondanks inspanningen van het openbaar ministerie daartoe - niet in de gelegenheid is geweest om [aangever] te ondervragen. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat in dat geval niet in de weg aan het gebruik tot het bewijs van de verklaring van [aangever], mits de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen én dit steunbewijs betrekking heeft op het onderdeel van de belastende verklaring dat de verdachte betwist.
In het dossier bevinden zich voor de betrokkenheid van verdachte aan het tenlastegelegde geen andere bewijsmiddelen dan de door de getuigen opgegeven omschrijving van de schutter als zijnde een magere, brildragende Marokkaan. Dit signalement is evenwel zodanig algemeen dat niet valt uit te sluiten dat het een andere persoon dan verdachte betrof. Daarbij komt nog dat de verdachte niet is herkend als schutter door de getuigen [getuigen 1] en [getuige 2] tijdens een meervoudige simultane fotoconfrontatie, noch door de getuige [getuige 2] ter terechtzitting van het hof.
Nu zich in het dossier geen steunbewijs bevindt dat betrekking heeft op het onderdeel dat verdachte betwist, namelijk dat hij de schutter is, kan de verklaring van [aangever] niet voor het bewijs worden gebruikt.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de 2e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.H.A. Scholten, mr. N.A. Schimmel en mr. H.P. Wooldrik, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 april 2007.
Mr. Wooldrik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.