ECLI:NL:GHAMS:2007:BC4514
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.H.M. Possen
- A. Bijlsma
- K. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Douanekamer en bindende tariefinlichting voor accijnsdoeleinden
In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, staat de bevoegdheid van de Douanekamer centraal in relatie tot een bindende tariefinlichting die door de inspecteur van de Belastingdienst is verstrekt. De belanghebbende, een besloten vennootschap, had op 3 november 2003 een verzoek ingediend voor een bindende tariefinlichting met betrekking tot een product dat onder de Gecombineerde Nomenclatuur valt. De inspecteur had echter de indeling van het product anders vastgesteld dan door de belanghebbende was aangevraagd, wat leidde tot een geschil over de juiste indeling en de bevoegdheid van de Douanekamer om hierover te oordelen.
De inspecteur stelde dat de bindende tariefinlichting geen betrekking had op in- of uitvoertransacties, wat door de belanghebbende niet werd betwist. De Douanekamer concludeerde dat de bindende tariefinlichting in wezen een besluit betrof inzake de binnenlandse heffing van accijns en dat de wettelijke bepalingen inzake de douane niet van toepassing waren. Dit leidde tot de vaststelling dat de Douanekamer niet bevoegd was om de zaak te behandelen, aangezien de relevante bepalingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing waren op de situatie van de belanghebbende.
De Douanekamer verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de belastingkamer van het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De uitspraak werd gedaan op 18 december 2007 door een meervoudige kamer, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving met betrekking tot bindende tariefinlichtingen en de bevoegdheid van de verschillende kamers binnen de gerechtelijke organisatie.