GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel,
procureur: mr. C. Wildeman,
[E.],
(laatstelijk) wonende te [...],
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANT in het incidenteel appel,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna de Volkskrant en [E.] genoemd.
Bij dagvaarding van 16 maart 2004 is de Volkskrant in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam in deze zaak onder rolnummer KG 04/162 P gewezen tussen [E.] als eiser en de Volkskrant alsmede W. Schenk, P. Broertjes en Politieregio Amsterdam Amstelland als gedaagden en uitgesproken op 19 februari 2004.
Bij memorie heeft De Volkskrant tegen dit vonnis twee grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [E.] alsnog geheel zal afwijzen met veroordeling van [E.] in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord, tevens incidenteel appel, heeft [E.] de grieven bestreden, zelf twee grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof, kort samengevat, met verbetering van gronden en behoudens voor zover het de compensatie van proceskosten betreft het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en de Volkskrant zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
De Volkskrant heeft bij memorie van antwoord in het incidenteel appel de grieven van [E.] bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel appel.
Partijen hun zaak ter zitting van het hof van 29 augustus 2007 doen bepleiten, de Volkskrant door haar procureur en [E.] door mr. M.M.E. Span, advocaat te Haarlem, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid zijn van de zijde van de Volkskrant nog nieuwe producties in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Voor de grieven wordt verwezen naar de desbetreffende memories.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 1, a tot en met g, de feiten opgesomd die door haar bij de beoordeling van het geschil van partijen tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
4.1. Op 7 januari 2004 heeft het Centrum voor onderzoek naar de georganiseerde misdaad een seminar georganiseerd. Op dit seminar heeft commissaris J. Pronker, chef van de dienst Centrale Recherche van de Politie Amsterdam-Amstelland (verder Pronker) onder de titel ‘Liquidaties binnen het criminele milieu’ een lezing gegeven, waarbij W. Schenk (verder Schenk), die als journalist bij de Volkskrant werkzaam is, aanwezig was. Na afloop van de lezing heeft een vraaggesprek plaatsgevonden tussen Schenk en Pronker.
Naar aanleiding van bedoeld vraaggesprek heeft Schenk een artikel geschreven dat op 8 januari 2004 in de Volkskrant is verschenen met de kop: “Willem H. Sleutelrol in liquidaties, Recherchechef Pronker mist nu nog bewijs”. In dit artikel wordt [E.] aangeduid als [E.]. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
Oud-Heineken ontvoerder Willem H. speelt vrijwel zeker een sleutelrol in de reeks liquidaties die zich afspeelt in het criminele circuit van Amsterdam. Recherchechef Jan Pronker van de Amsterdamse politie zegt te weten welke strijd zich afspeelt, maar het lukt hem niet daarvoor het ‘wettig en overtuigend’ bewijs te leveren. Vorig jaar vielen bij elf aanslagen dertien doden, onder wie Cor van Hout, een andere Heineken-ontvoerder. Willem H. vecht samen met Hell’s Angels een strijd uit met de bende van de Joegoslaaf Sreten J., bijgenaamd Jotcha. Een slepend conflict over een gestolen partij drugs heeft tot de golf van executies geleid, aldus Pronker. Daarnaast is er tussen Hollandse criminelen onderling ruzie over investeringen in vastgoed. In dit verband laat Pronker ook de naam van de gefortuneerde vastgoedhandelaar [E.] vallen, die in gezelschap van H. door de pers is gefotografeerd. Ook deze vete kostte een aantal levens.”
Schenk heeft het artikel vóór publicatie telefonisch ter autorisatie aan Pronker voorgelegd. Tijdens dit telefoongesprek heeft Pronker ingestemd met de hem toegeschreven citaten.
Bij brief van 15 januari 2004 heeft de raadsman van [E.] de Volkskrant gesommeerd het artikel te rectificeren. Aan deze sommatie heeft de Volkskrant geen gevolg gegeven.
4.2. Voor zover in hoger beroep nog van belang vordert [E.] in dit geding een voorziening die strekt tot rectificatie van het hierboven genoemde artikel. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen en heeft de Volkskrant op straffe van een dwangsom veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in het door haar uitgegeven dagblad en op haar website www.volkskrant.nl.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de Volkskrant in hoger beroep op. De grieven van [E.] zijn gericht tegen de motivering van het vonnis en tegen de compensatie van proceskosten tussen [E.] en de Volkskrant.
4.3. Het betoog van [E.] dat de Volkskrant geen (relevant) belang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep moet worden verworpen. Het belang van de oorspronkelijke gedaagde partij om van een veroordeling in eerste aanleg bevrijd te worden is in dit verband toereikend; het feit dat het appel is gericht tegen een in eerste aanleg gegeven en reeds uitgevoerde ordemaatregel en dat door de Volkskrant in hoger beroep niet voortvarend is geprocedeerd maakt dit niet anders.
4.4. [E.] heeft zich op het standpunt gesteld dat in het artikel van Schenk de beschuldiging wordt geuit dat hij betrokken is bij liquidaties in het criminele milieu, en dat een dergelijke aantijging geen steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. [E.] heeft daarbij gewezen op het feit dat de uitlating “Ook deze vete kostte een aantal levens” aansluit op de mededeling dat [E.] betrokken is bij deze vete en stelt dat hiermee en met name door het gebruik van het woord ‘ook’ een direct verband wordt gelegd tussen [E.] en liquidaties in het criminele milieu.
4.5. Anders dan de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat dit standpunt moet worden verworpen. In de door [E.] gewraakte, hierboven geciteerde, passage met betrekking tot, kort gezegd, ruzie tussen Hollandse criminelen over investeringen in vastgoed, valt weliswaar te lezen dat [E.] bij die investeringen en het daarover ontstane conflict betrokken is doch daaruit valt niet op te maken dat [E.] in de visie van de betrokkenen (Pronker en/of Schenk) tevens een rol zou spelen bij liquidaties die in het kader van dat conflict zouden hebben plaatsgevonden.
Dit brengt reeds mee dat de passage niet als een onjuiste publicatie van een gegeven van feitelijk aard in de door de voorzieningenrechter en [E.] bedoelde zin kan worden aangemerkt en de rectificatie derhalve ten onrechte is bevolen.
4.6. Hieruit volgt dat de grieven van de Volkskrant slagen. Het incidenteel appel van [E.], waarin wordt verdedigd dat de voorzieningenrechter de hierbedoelde publicatie als aan de Volkskrant toe te rekenen onrechtmatige daad had behoren te kwalificeren faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van [E.] zal alsnog geheel worden afgewezen. [E.] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst de door [E.] tegen de Volkskrant ingestelde vordering alsnog geheel af;
veroordeelt [E.] in de kosten van het geding in beide instanties tot op heden aan de zijde van De Volkskrant begroot op € 241,- aan verschotten en € 703,36 voor salaris procureur in eerste aanleg, € 358,40 aan verschotten en € 2.682,- aan salaris procureur in het principaal appel en € 894,- aan salaris procureur in het incidenteel appel;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2007.