GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MMF TRANPARANT, gevestigd te Haarlem,
APPELLANTE in het principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel hoger beroep,
procureur: mr. C.E. Dingemans,
1. [X], wonende te [...],
2. [Y], wonende te [...],
3. [Z], wonende te [...],
GEÏNTIMEERDEN in het principaal hoger beroep,
APPELLANTEN in het incidenteel hoger beroep,
procureur: mr. F.C. van Uden.
1. Het geding in hoger beroep
Appellante in het principaal hoger beroep/geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep wordt hierna MMF Transparant genoemd. Geïntimeerden in het principaal hoger beroep/appellanten in het incidenteel hoger beroep worden hierna [XYZ] en afzonderlijk respectievelijk [X], [Y] en [Z] genoemd.
Bij dagvaarding van 18 januari 2007 is MMF Transparant in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank te Haarlem in het kort geding tussen partijen ([XYZ] als eisers in conventie/verweerders in reconventie en MMF Transparant als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie) onder zaak-/rolnum¬mer 130015/KG ZA 06 567 heeft gewezen en dat is uitgesproken op 22 december 2006.
MMF Transparant heeft bij memorie elf grieven voorgesteld, bescheiden in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog de vordering in conventie zal afwijzen en die in reconventie zal toewijzen, alsmede [XYZ] zal veroordelen tot terugbetaling aan MMF Transparant van al hetgeen zij uit hoofde van het vonnis heeft betaald of door [XYZ] is verhaald, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [XYZ] in de kosten van het geding in beide instanties.
Daarop hebben [XYZ] geantwoord, de grieven bestreden en hunnerzijds – in incidenteel hoger beroep - eveneens appel ingesteld. Daarbij hebben zij één grief voorgesteld, de eis in conventie van [Z] vermeerderd, bescheiden in het geding gebracht en voorts geconcludeerd,
- dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover in conventie gewezen, met uitzondering van de kostenveroordeling, en alsnog de vorderingen a en b van elk van hen zal toewijzen, alsmede
- dat het hof dat vonnis voor het overige zal bekrachtigen,
met veroordeling van MMF Transparant in de kosten van het geding in hoger beroep, zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep.
Vervolgens heeft MMF Transparant in het incidenteel hoger beroep geantwoord en geconcludeerd, dat het hof de grief in het incidenteel hoger beroep zal verwerpen en [XYZ] zal veroordelen in de kosten gevallen in het incidenteel hoger beroep.
Partijen hebben de zaak door hun procureurs doen bepleiten op 5 oktober 2007, aan de hand van door ieder van partij¬en overgelegde pleitnotities. Partijen hebben bij die gelegenheid nog bewijsstukken in het geding gebracht.
Partijen hebben na de pleidooien onderzocht of zij de zaak in der minne konden regelen. Vervolgens hebben zij het hof gevraagd arrest te wijzen.
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Volgens grief I is hetgeen de voorzieningenrechter onder 2.5 heeft overwogen onvolledig. Daarmee is hetgeen de voorzieningenrechter overwoog niet onjuist. Ook overigens bestaat tussen partijen over voormelde feiten geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4.1 Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter onder 5.3, dat het [XYZ] duidelijk geweest moet zijn welke dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag lag: de inhoud van het gesprek dat zij op 31 augustus 2006 hebben gevoerd met de toen nog aan een zustervennootschap van MMF Transparant verbonden [R], die volgens MMF Transparant toen reeds bezig was zich los te maken van die zustervennootschap en die voornemens was zelf een met MMF Transparant concurrerende onderneming te beginnen. Die dringende reden moet daarom geacht worden op 30 oktober 2006 onverwijld aan [XYZ] te zijn meegedeeld.
Niet kan worden volgehouden dat ook enig ander verwijt onverwijld aan [XYZ] is meegedeeld. Volgens MMF Transparant heeft zij het ontslag mede gegeven wegens ‘het zich gedragen in strijd met de rechtmatige belangen van MMF op een wijze die niet te tolereren valt’. Dit is echter te vaag om te kunnen concluderen dat die andere verwijten (te hoge prijzen, werken in strijd met geldende afspraken binnen MMF Transparant, schending briefgeheim, zwartmaken directie MMF Transparant en buiten MMF Transparant om verkopen) onverwijld zijn meegedeeld. Een en ander betekent dat bij het beantwoorden van de vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven slechts de eerder vermelde dringende reden aan de orde kan komen.
4.2 Ten overvloede zij nog overwogen dat die andere verwijten gemotiveerd betwist worden en in het kader van dit kort geding niet nader onderzocht kunnen worden, zodat daarom ook niet van de gegrondheid ervan kan worden uitgegaan.
4.3 Volgens het van het gesprek door [R] gemaakte verslag hebben de betrokkenen onder meer van gedachten gewisseld over de mogelijkheid dat [XYZ] zich bij [R] zouden aansluiten en dat zij gevieren een met MMF Transparant concurrerende onderneming zouden beginnen. Zij bespraken daarbij dat zij, [XYZ], gunstig zouden kunnen inkopen bij HCP, één van de leveranciers van MMF Transparant, dat [XYZ] binnen een jaar een jaaromzet van 3 tot 4 miljoen euro ‘auf die Beine stellen können’ en dat het daarbij gaat om ‘Aufträge, die momentan über MMF Transparant B.V. abgewickelt werden’.
Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter terzake (rechtsoverweging 5.4). Anders dan MMF Transparant meent, moet er voorshands van worden uitgegaan dat het hier ging om niet meer dan een oriënterend gesprek zonder relevante concrete afspraken of voorbereidingen voor de beoogde onderneming. Deze niet concrete plannenmakerij levert nog geen schending van het concurrentiebeding ([X] en [Y]) of handelen in strijd met goed werknemerschap ([Z]) op en kon dan ook niet als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd worden.
Dat [XYZ] in de nieuwe onderneming 3 tot 4 miljoen euro zouden kunnen omzetten met ‘Aufträge im Verbundbereich, Flexo- und Tiefdruck’ en ‘einige hundert Tonnen bedrucktes BOPP-antifog’, betekent op zichzelf evenmin dat zij vertrouwelijke omzetgegevens van MMF Transparant hebben prijsgegeven aan [R], die overigens nog steeds aan voormelde zustervennootschap was verbonden en – naar aangenomen mag worden – in ieder geval globaal van het reilen en zeilen van MMF Transparant op de hoogte was. Dat [R] op het punt stond bij die zustervennootschap te vertrekken en dat [XYZ] mogelijk wisten dat de belangen van [R] en die zustervennootschap en/of MMF Transparant niet langer parallel liepen, maakte hem niet plotseling tot iemand die niet uit zichzelf al op de hoogte was.
Ook daarnaast valt er in het verslag geen handelen of nalaten van [XYZ] te lezen dat het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigde.
4.4 Het voorgaande brengt mee dat er vooralsnog vanuit moet worden gegaan dat het ontslag gegeven is zonder een dringende reden of gelijktijdige mededeling van een dergelijke reden, zodat het ontslag - naast onregelmatig ook - kennelijk onredelijk was en aanleiding gaf tot schadeplichtigheid aan de zijde van MMF Transparant.
Van onrechtmatige concurrentie door [Z] is niet gebleken en gezien de schadeplicht kan MMF Transparant geen rechten meer aan de concurrentiebedingen met [X] en [Y] ontlenen. De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht de vordering in conventie toe- en die in reconventie afgewezen.
4.5 Gelet op al het hiervoor overwogene moeten de grieven I tot en met VII en X in het principaal hoger beroep stranden.
4.6 Het hof acht voldoende aannemelijk dat de bodemrechter ten minste dezelfde bedragen als de voorzieningenrechter zal toewijzen. Daarbij heeft het hof alle omstandigheden in aanmerking genomen, zoals de geldende opzegtermijn, de duur van het dienstverband en de leeftijd van [XYZ]. Tot die omstandigheden behoort ook het diffamerende karakter dat een ontslag op staande voet nu eenmaal heeft. De wijze waarop het ontslag is voorbereid en waarop [XYZ] zijn ‘verhoord’ en vervolgens naar huis ‘begeleid’ kan hierbij vooralsnog in het midden blijven, al wekt de gang van zaken niet de indruk van een procedure waarbij de belangen van de betrokken werknemers behoorlijk in het oog zijn gehouden.
Dat [X] en [Y] inmiddels ander werk hebben gevonden, kan aan dit oordeel niet afdoen.
Het hof ziet evenmin aanleiding voor het toewijzen in kort geding van een hoger bedrag, ook niet ten aanzien van [Z]. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat inmiddels een bodemprocedure aanhangig is gemaakt waarop het hof niet (verder) wil vooruitlopen. Het toegewezen bedrag moet vooralsnog worden beschouwd als een toereikende overbrugging tot het eindvonnis in de bodemprocedure, in ieder geval totdat in die procedure meer duidelijkheid is verschaft.
Dit een en ander betekent dat ook de grieven VIII en IX in het principaal hoger beroep alsmede de grief in het incidenteel hoger beroep falen.
4.7 Grief XI in het principaal hoger beroep heeft geen zelfstandige betekenis.
Noch de grieven in het principaal noch die in het incidenteel hoger beroep kunnen doel treffen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. MMF Transparant zal als de in het principaal hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten daarvan worden verwezen en [XYZ] in die van het incidenteel hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst MMF Transparant in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van [XYZ] tot op heden begroot op € 3.818,-;
verwijst [XYZ] in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [XYZ] tot op heden begroot op € 1.341,-;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, M. Coeterier en E.E. van Tuyll van Serooskerken Röell en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 november 2007.