ECLI:NL:GHAMS:2007:BC1420

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
768/07 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Garantstelling voor nakoming van financiële verplichtingen uit transactie met intellectuele eigendomsrechten

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, hebben Dicom Art Invest B.V. en Roodmus Software B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Dicom c.s.) hoger beroep ingesteld tegen een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De appellanten hebben vier grieven ingediend en vorderen dat het hof de eerdere vonnissen zal vernietigen en de vorderingen jegens IAG Group B.V. en VR Software B.V. alsnog zal toewijzen.

De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de vordering van Dicom c.s. jegens VR Software toegewezen, maar de vordering jegens IAG afgewezen. Dicom c.s. stellen dat IAG zich garant heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen door VR Software. IAG heeft de grieven bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de feiten die door de voorzieningenrechter zijn opgesomd niet zijn bestreden en dienen als uitgangspunt. Het hof oordeelt dat Dicom c.s. spoedeisend belang hebben bij hun vordering en dat IAG zich inderdaad garant heeft gesteld voor de verplichtingen van VR Software. Het hof vernietigt het vonnis voor zover het de vordering jegens IAG betreft en veroordeelt IAG hoofdelijk naast VR Software tot betaling van een bedrag van € 129.000,- aan Dicom, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van Dicom begroot en toegewezen aan IAG en VR Software.

De uitspraak van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en Roodmus wordt veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Het hof concludeert dat de intellectuele eigendomsrechten zelf niet ter discussie staan en dat de Handhavingsrichtlijn en artikel 1019h RV niet van toepassing zijn in deze zaak.

Uitspraak

25 oktober 2007
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DICOM ART INVEST B.V.,
gevestigd te Makkinga,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROODMUS SOFTWARE B.V.,
gevestigd te Makkinga,
APPELLANTEN,
procureur: mr. J.M. Schmidt,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IAG GROUP B.V.,
gevestigd te Hilversum,
procureur: mr. P.C. Veerman,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VR SOFTWARE B.V.,
gevestigd te Hilversum,
niet verschenen,
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
Appellanten zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als Dicom en Roodmus en gezamenlijk als Dicom c.s. en geïntimeerden zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als IAG en VR Software en gezamenlijk als IAG c.s.
Bij dagvaarding van 20 juni 2007 zijn Dicom c.s. in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 368620/KG ZA 07-785 AB/LW gewezen tussen Dicom c.s. als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie en IAG c.s. als gedaagden in conventie alsmede IAG als eiseres in reconventie en uitgesproken op 24 mei 2007. Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op het vonnis voor zover het is gewezen in conventie, voor zover daarbij de vordering jegens IAG is afgewezen en voor zover het vonnis betrekking heeft op de door VR Software te betalen proces- en beslagkosten.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
Aan VR Software is verstek verleend.
Dicom c.s. hebben overeenkomstig de appeldagvaarding vier grieven tegen dit vonnis aangevoerd, hun eis vermeerderd producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof de vonnissen zal vernietigen voor zover aan het appel onderworpen en – naar het hof begrijpt - de vorderingen van Dicom c.s. jegens IAG en de vordering tot betaling van proceskosten en beslagkosten jegens VR Software alsnog zal toewijzen met veroordeling van IAG c.s. in de (werkelijke) kosten van het geding in beide instanties op de voet van artikel 14 van de “Handhavingsrichtlijn” en/of artikel 1019h Rv.
IAG heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van Dicom c.s. in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
Ten slotte hebben de verschenen partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding.
3. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten opgesomd die door hem bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
4. Beoordeling
4.1. IAG (toen genaamd Integra Adviesgroep B.V.) en Roodmus (toen genaamd Zilveruil Software B.V.) hebben op 13 december 2004 een akte met als opschrift “Intentiever-klaring/Geheimhoudingsverklaring” (verder: de intentie-verklaring) ondertekend waarin de details zijn uitgewerkt van een transactie waarbij (de intellectuele eigendomsrechten op) het Strix softwarepakket per 1 november 2004 aan IAG of een door haar aan te wijzen andere partij zouden worden overgedragen tegen betaling aan Roodmus of een door haar aan te wijzen andere partij van een bedrag van € 260.000,- exclusief BTW, te voldoen volgens een in artikel 2 opgenomen betaalschema over de periode 1 november 2004 tot 31 december 2006.
Het softwarepakket, althans de daarop betrekking hebbende intellectuele eigendomsrechten zijn bij akte van dezelfde datum, 13 december 2004, (“akte van overdracht auteursrechten en merk”) door de aan Roodmus gelieerde onderneming Dicom overgedragen aan VR Software B.V. i.o., inmiddels VR Software, een daartoe door een werkmaatschappij van IAG opgerichte vennootschap.
Eveneens op 13 december 2004 is door Roodmus (partij 1), Dicom (partij 2), IAG (partij 3) en VR Software (partij 4) een addendum ondertekend waarin door dezen het volgende is verklaard:
“Gezien het bovenstaande wordt Partij 2 in de plaats gesteld van Partij 1 in de Intentieverklaring tussen Partij 1 en Partij 3 te Hilversum d.d. 13 december 2004. Tevens wordt Partij 4 in de plaats gesteld van Partij 3 in de Intentieverklaring tussen Partij 1 en Partij 3 te Hilversum d.d. 13 december 2004. Partij 3 staat garant voor alle verplichtingen die Partij 4 aangaat door de in de plaatsstelling als bedoeld in deze overeenkomst.” Eind 2005, begin 2006 is een achterstand op het betaalschema ontstaan. Tussen de raadslieden van partijen is daarover gecorrespondeerd. Op 22 maart 2007 heeft de advocaat van Dicom c.s. aan [X], directeur van IAG, bericht dat zowel VR Software als IAG “aansprakelijk (zijn) voor betaling” van de koopprijs. Daarop heeft [X] per e-mail het volgende geantwoord:
“(…) Beste Douglas, dat ontken ik ook niet alleen gaat het hier niet om INTEGRA – zeg maar de besloten vennootschap voor assurantiebemiddeling – maar om IAG Group BV (voorheen INTEGRA adviesgroep BV).”
VR Software is niet in staat om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
4.2. Dicom c.s. hebben in eerste aanleg een voorziening gevorderd die ertoe strekt dat IAG en VR Software hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het uitstaande bedrag van € 129.000,-, vermeerderd met rente en kosten. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorziening jegens VR Software, die ook in eerste aanleg verstek had laten gaan, toegewezen en jegens IAG afgewezen. Dicom c.s. komen in hoger beroep tegen laatstbedoelde afwijzing op en vorderen voorts vergoeding van de werkelijk door hen gemaakte proceskosten tegen beide geïntimeerden.
4.3. Voldoende aannemelijk is dat Dicom c.s. spoedeisend belang hebben bij een voorziening als door hen gevorderd. IAG c.s. hebben hetgeen Dicom c.s. daaromtrent hebben gesteld, waaronder met name dat de financiële situatie van IAG c.s. precair is, niet bestreden.
4.4. Dicom c.s. hebben in hoger beroep het onder 4.1 genoemde addendum in het geding gebracht. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of IAG zich daarin jegens Dicom c.s. garant heeft gesteld voor de nakoming door VR Software van financiële verplichtingen die voortvloeien uit de verwerving van het Strix softwarepakket.
4.5. Vast staat dat de partijen die bij de transactie met betrekking tot dit softwarepakket zijn betrokken, enerzijds IAG en VR Software en anderzijds Roodmus en Dicom, in wisselende samenstelling op 13 december 2004 drie stukken hebben ondertekend, te weten de onder 4.1 genoemde intentieverklaring, de “akte van overdracht auteursrechten en merk” en het zo juist besproken addendum waarin onder meer de gevolgen van de indeplaatstelling van IAG door VR Software zijn geregeld. Voor IAG en VR Software trad daarbij steeds R. [X] op.
Naar het voorlopig oordeel van het hof valt uit de inhoud en onderlinge samenhang van deze stukken niet anders te concluderen dan dat IAG zich door ondertekening van het addendum garant heeft gesteld voor de nakoming door VR Software van de (financiële) verplichtingen die voor deze zouden voortvloeien uit de transactie met betrekking tot het softwarepakket die in de intentieverklaring is uitgewerkt.
Dat IAG zich van deze strekking van haar verklaring bewust was, vindt steun in de onder 4.1 geciteerde e-mail van R. [X] van 22 maart 2007.
In dit verband merkt het hof nog het volgende op. In haar stellingen miskent IAG dat de akte van overdracht, waarbij inderdaad alleen Dicom en VR Software partij waren, blijkens de considerans en de inhoud slechts de uitvoering van de intentieverklaring bevat, dat daarin (behoudens de verwijzing in de considerans) geen betalingsverplichting is opgenomen doch dat die wel in de intentieverklaring te vinden is, terwijl IAG voor de nakoming van de intentieverklaring ook in haar eigen opvatting een garantie heeft afgegeven.
4.6. Het betoog van IAG inhoudende dat Roodmus ten onrechte naast Dicom in dit geding als eisende partij optreedt (vgl. pleitnota van IAG in eerste aanleg onder 9) moet worden gehonoreerd. Uit het addendum volgt dat Roodmus als partij door Dicom is vervangen. Nu daarin niet is bepaald dat Roodmus rechten jegens IAG of VR Software behoudt, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waaraan Roodmus een recht zou ontlenen om nog nakoming te vorderen.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat het hof anders dan de voorzieningrechter het zodanig aannemelijk acht dat de bodemrechter zal concluderen dat IAG uit hoofde van haar garantstelling gehouden is om het door VR Software onbetaald gelaten deel van de koopsom aan Dicom te voldoen, dat daarop in het onderhavige geding door toewijzing van de gevorderde voorziening strekkende tot betaling van de restantkoopsom à € 129.000,- aan Dicom vooruit kan worden gelopen. De vordering van Roodmus zal worden afgewezen.
4.8. Het onderhavige geding betreft de nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De intellectuele eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie; het geding strekt dan ook niet tot handhaving daarvan. Dit brengt mee dat de “Handhavingsrichtlijn” en het bepaalde in artikel 1019h Rv niet van toepassing zijn. Het hof zal de hoogte van de proceskosten berekenen op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.
4.9. Het hof komt tot de slotsom dat grieven 1 en 2 gedeeltelijk slagen en dat de jegens IAG gevraagde voorziening alsnog moet worden toegewezen in dier voege dat IAG, naast VR Software, hoofdelijk veroordeeld zal worden om aan Dicom de restantkoopsom te betalen, vermeerderd met rente en kosten. IAG heeft immers de hoogte van deze bedragen (hoofdsom, rente, buitengerechtelijke kosten) niet bestreden. Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden vernietigd voor zover jegens IAG gewezen.
Grief 3 faalt en het bij wege van eisvermeerdering gevorderde zal worden afgewezen.
IAG zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties voor zover aan de zijde van Dicom gevallen.
Grief 4 slaagt in zoverre dat de beslagkosten alsnog ook ten laste van VR Software zullen worden toegewezen.
Het vonnis voor zover aan het beroep onderworpen zal voor het overige worden bekrachtigd.
Roodmus zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties voor zover aan de zijde van IAG gevallen. Het hof begroot deze op nihil.
5. Beslissing
het hof:
vernietigt het vonnis voor zover aan het beroep onderworpen en voor zover daarbij de door Dicom jegens IAG gevraagde voorziening is geweigerd en Dicom c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten alsmede voor zover de beslagkosten niet ten laste van VR Software zijn toegewezen;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
veroordeelt IAG hoofdelijk naast VR Software om aan Dicom te betalen, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, een bedrag van € 129.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met een bedrag van € 1.624,80 ter zake van voordien reeds vervallen handelsrente en een bedrag van € 1.788,- ter zake van buitengerechtelijke kosten en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover sedert 26 april 2007 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt IAG hoofdelijk naast VR Software, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van Dicom begroot op € 2.910,85 aan verschotten en € 816,- voor salaris procureur in eerste aanleg en € 370,85 aan verschotten en € 894,- voor salaris procureur in hoger beroep, alsmede in de beslagkosten ten belope van € 642,24;
veroordeelt VR Software hoofdelijk naast IAG, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten ten belope van € 642,24;
bekrachtigt het vonnis voor zover aan het beroep onderworpen voor het overige;
wijst af het anders of meer gevorderde;
veroordeelt Roodmus in de kosten van het geding in beide instanties tot op heden aan de zijde van IAG begroot op nihil;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2007.