GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 20 september 2007 in de zaak onder rekestnummer 506/07 NOT van:
[naam],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
[naam],
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. C.T. van Kordelaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellant, verder te noemen de notaris, is bij een op 8 mei 2007 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 4 april 2007, verzonden 10 april 2007, naar aanleiding van de brief van 17 oktober 2006 van de [naam], door de kamer aangeduid als klager, verder ook te noemen de [naam], aan de secretaris van de kamer. Bij deze beslissing heeft de kamer de klacht gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris.
1.2. Van de zijde van de [naam] is op 7 juni 2007 een brief ter griffie van het hof ingekomen, waarin staat vermeld dat de kamer in de eerder vermelde beslissing de [naam] ten onrechte als klager heeft vermeld.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juli 2007, alwaar de notaris en de gemachtigde van de [naam] zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Bij brief van 17 oktober 2006 heeft de [naam] de kamer krachtens artikel 7 lid 2 Reglement bevordering vakbekwaamheid – verder te noemen: het reglement - gemeld dat de notaris in het tijdvak 2004 – 2005 onvoldoende opleidingspunten heeft behaald.
4. Procesverloop in eerste aanleg
De kamer heeft bij beslissing van 4 april 2007 geoordeeld dat de notaris in strijd met het bepaalde in artikel 7 van het reglement heeft gehandeld.
De kamer is tot dit oordeel gekomen naar aanleiding van het voorleggen van de zaak aan de kamer door de voorzitter van de kamer, zoals vermeld in zijn brief van 24 oktober 2006 aan de [naam]. Zowel de [naam] als de notaris hebben ingestemd met het voorstel van de kamer om de zaak op de stukken af te doen.
5. Verwijt aan de notaris
De notaris wordt verweten dat hij in het tijdvak 2004 – 2005 te weinig opleidingspunten heeft behaald.
6. Het standpunt van de notaris in eerste aanleg
De notaris heeft tot zijn verdediging aangevoerd dat hij een cliënt intensief diende te begeleiden die van relatief kleine ondernemer is doorgegroeid tot marktleider in Nederland. Daardoor heeft hij een aantal cursussen, aangezien hij soms op het laatste moment verhinderd was, niet kunnen volgen.
7. Het oordeel van de kamer
In haar beslissing van 4 april 2007 heeft de kamer geoordeeld dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld, daarbij overwegende dat de notaris op grond van artikel 1. Verordening bevordering vakbekwaamheid (bedoeld zal zijn: Reglement bevordering vakbekwaamheid) verplicht is zich zodanig (bij) te scholen op vakinhoudelijk gebied dat hij beschikt over de kennis die gezien zijn functie noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening. Aan deze verplichting is in beginsel voldaan indien de notaris binnen een tijdvak van twee kalenderjaren een door de [naam] vast te stellen aantal opleidingspunten heeft behaald. Voor het tijdvak 2004 – 2005 is dit aantal punten gesteld op 40. De notaris heeft gesteld dat hij te weinig tijd heeft gehad om de bedoelde punten te behalen. De kamer is van oordeel dat de notaris in een termijn van twee jaar in staat moet worden geacht om zijn kantoororganisatie dusdanig op orde te hebben dat hij een periode van 5 dagen kan vrij maken om de door de [naam] goed gekeurde cursussen te volgen. De kamer heeft in haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat klacht gegrond is en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.
8. Het standpunt van de [naam] in hoger beroep
Namens de [naam] is naar voren gebracht dat met de brief van 17 oktober 2006 slechts is beoogd in het kader van het toezicht zoals bedoeld in artikel 7 reglement melding te doen van het niet behalen van het voorgeschreven aantal opleidingspunten door de notaris aan de kamer.
9. Het standpunt van de notaris in hoger beroep
De notaris heeft in hoger beroep gesteld het niet eens te zijn met de door de kamer opgelegde maatregel van waarschuwing. De notaris onderschrijft de noodzaak van de permanente educatie en heeft aangegeven het onjuiste van zijn handelen in te zien.
10. Beoordeling van het hoger beroep
10.1. Het hof is bij de beoordeling uitgegaan van het navolgende.
Artikel 7 lid 2 van het reglement luidt, voor zover van belang:
“Het bestuur van de [naam] deelt de Kamer van Toezicht mee dat een lid onvoldoende opleidingspunten heeft behaald.“
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van de [naam] – daarnaar gevraagd – verklaard dat de mededelingsplicht zoals het bovengenoemde artikel vermeldt, in de optiek van het bestuur van de [naam] ziet op het toezicht dat door de kamer wordt uitgeoefend. De gemachtigde heeft in dat verband benadrukt dat louter de mededeling op grond van artikel 7 lid 2 van het reglement niet kan worden beschouwd als een onderzoek waarin de voorzitter van de kamer aanleiding kan zien om overeenkomstig artikel 96 lid 6 Wna de zaak voor te leggen aan de kamer.
In het onderhavige geval is de notaris slechts om inlichtingen gevraagd door de voorzitter van de kamer. Er heeft geen onderzoek in de zin van artikel 96 lid 2 juncto lid 6 Wna plaats gevonden. De mededeling voornoemd heeft slechts een informatief karakter en aan de mededeling als zodanig is geen sanctie verbonden. Concluderend heeft de gemachtigde van de [naam] opgemerkt dat de kamer ten onrechte de enkele mededeling als een klacht heeft aangemerkt en tot gegrondheid van de klacht is gekomen
10.2. Het hof zal de gemachtigde volgen in haar betoog. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat van een onderzoek als bedoeld in artikel 96 leden 2 en 6 Wna geen sprake is geweest. Op grond van artikel 96 lid 2 Wna kan de voorzitter van de kamer in verband met de uitoefening van het toezicht een onderzoek gelasten. De voorzitter is daartoe verplicht indien het bestuur van de [naam] daarom verzoekt. In het onderhavige geval kan de brief van de [naam] gedateerd 17 oktober 2006 niet als zodanig verzoek worden aangemerkt. Dit geldt te meer nu in deze brief de regelgeving met betrekking tot het niet behalen van de opleidingspunten expliciet wordt vermeld.
De voorzitter van de kamer heeft geen onderzoek gelast en opgedragen aan een plaatsvervangend voorzitter, een en ander zoals bedoeld in artikel 96 lid 2 Wna. Hij heeft de zaak zonder zodanig onderzoek ter behandeling voorgelegd aan de kamer.
Uit het vorenstaande volgt dat de kamer ten onrechte de mededeling van de [naam] heeft behandeld als een klacht en ook overigens niet heeft voldaan aan het geen artikel 96 leden 2 en 6 voorschrijft. De beslissing van de kamer kan dan ook niet in stand blijven. Het hof zal de beslissing vernietigen.
10.3 Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
- vernietigt de beslissing van de kamer van 4 april 2007.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op donderdag 20 september2007 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM
Beschikking d.d. 4 april 2007 van de Kamer van Toezicht over de notarissen en
kandidaat-notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook de “Kamer”, in de zaak onder nummer K.19.06 van:
[naam],
gevestigd te [plaats],
nader ook: klager,
gemachtigde: mr C.T. van Kordelaar.
mr. [naam],
notaris te [plaats],
nader ook: de notaris.
Verloop van de procedure.
Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer naar de navolgende aan de Kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt:
- de op 19 oktober 2006 ter secretarie van de Kamer ingekomen brief van klager, hierna te noemen: de [naam], van 17 oktober 2006 met een bijlage;
-de brief van de voorzitter van de Kamer aan de [naam] van 24 oktober 2006;
- de brief van de notaris van 20 november 2006, waarin het antwoord;
In de openbare vergadering van de Kamer van 13 februari 2007 zijn de [naam] en de notaris niet verschenen.
De voorzitter van de Kamer heeft de behandeling gesloten en bepaald dat op 4 april 2007 een beschikking zal volgen.
Relevante vaststaande feiten.
a. De [naam] heeft vastgesteld dat een notaris verplicht is een aantal van 40 opleidingspunten te behalen voor het tijdvak 2004 – 2005.
b. In het tijdvak 2004 – 2005 heeft de [naam] een nieuwe regeling ingevoerd, inhoudende dat de door de notaris behaalde boventallige opleidingspunten met een maximum van 20 mogen worden toegerekend aan het volgende tijdvak.
c. De notaris heeft voor het tijdvak 2002-2003 een aantal van 42 punten behaald en voor het tijdvak 2004-2005 een aantal van 33 punten.
d. Bij brief van 20 april 2006 heeft de [naam] de notaris medegedeeld dat hij onvoldoende punten over het tijdvak 2004-2005 heeft behaald.
e. Krachtens artikel 7. Reglement bevordering vakbekwaamheid heeft de [naam] de Kamer hierover geïnformeerd en verzocht welke gevolgen aan deze melding wordt gegeven.
f. De voorzitter van de Kamer heeft op basis van het onder punt f. gestelde besloten om de melding van de [naam] ter behandeling aan de Kamer voor te leggen.
De klacht en de beoordeling daarvan
3.1 De [naam] stelt zich op het standpunt dat een aantal van 40 punten in twee jaar, hetgeen neerkomt op ongeveer 5 dagen cursus, het minimum is om de minimale kwaliteit van de beroepsuitoefening te kunnen garanderen. De notaris heeft de [naam] niet geïnformeerd om welke reden hij niet aan deze verplichting heeft voldaan.
3.2 De notaris heeft gesteld dat hij met compensatie slechts 5 punten te weinig heeft behaald en dat hij voldoende plichtsbesef heeft om er voor te zorgen dat zijn kennisniveau op peil blijft.
In zijn brief van 20 november 2006 heeft de notaris hierover – voor zover hier van
belang – het navolgende verklaard:”(…) In het tijdvak 2004 – 2005 heeft de onderneming van een cliënt van mij een exponentiële groei ondergaan; het betrof een relatief kleine onderneming die in één jaar tijd is doorgegroeid tot marktleider in Nederland. Deze groei is met name gerealiseerd door overnames van bestaande bedrijven. Deze intensieve begeleiding – naast de reguliere werkzaamheden op mijn kantoor – hebben ertoe geleid dat de cursussen die in dat tijdvak voor mij gepland stonden, vaak op het laatste moment door medewerkers van mijn kantoor zijn gevolgd. (…)”.
3.3 De Kamer overweegt hieromtrent dat de notaris op grond van artikel 1. Verordening bevordering vakbekwaamheid verplicht is zich zodanig (bij) te scholen op vakinhoudelijk gebied dat hij beschikt over de kennis die gezien zijn functie noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening. Aan deze verplichting is in beginsel voldaan indien de notaris binnen een tijdvak van twee kalenderjaren een door de [naam] vast te stellen aantal opleidingspunten heeft behaald. Voor het tijdvak 2004-2005 is dit aantal punten vastgesteld op 40.
3.4 De notaris heeft, onder verwijzing naar de door de [naam] in 2004 – 2005 ingevoerde nieuwe regeling, gesteld dat hij slechts twee opleidingspunten te weinig heeft behaald. Hij heeft hierover - kort gezegd - verklaard dat hij eind 2005 geen tijd had om de bedoelde punten te behalen.
De Kamer is van oordeel dat de notaris in een termijn van twee jaar in staat moet worden geacht om zijn kantoororganisatie zodanig in te richten dat hij een periode van 5 dagen kan vrijmaken in verband met het volgen door hem van de door de [naam] aangeboden of goedgekeurde cursussen. De klacht is dan ook gegrond.
3.5 De Kamer acht het verzuim van de notaris zodanig laakbaar en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt dat zij de notaris de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing oplegt.
3.6 Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.
De Kamer verklaart de klacht gegrond.
Legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beschikking is op 4 april 2007 gegeven door mr A.C. Monster, voorzitter mrs A.E. Patijn, C. Wisse en N. Vanderveen en C.M. Lambregtse, leden in tegenwoordigheid van de secretaris mr Y.H. L’Hoir.