4.1. [X] heeft in het voorjaar van 2003 bij ING een financieringsvoorstel gevraagd in verband met de voorgenomen aankoop en verbouwing van een woning. ING heeft aan [X] bij brief van 24 april 2003 een indicatie (discussiestuk) doen toekomen met betrekking tot de voorwaarden en bepalingen waaronder ING eventueel bereid zou zijn aan [X] een financiering voor de aankoop van een woning te verstrekken. Daarin is als financieringsvorm en tariefstelling vermeld een aflossingsvrije hypothecaire lening ten belope van € 4.500.000,-, tegen een rente van 4,8% per jaar zes jaar vast en een aflossingsvrije hypothecaire lening ten belope van € 2.000.000,- tegen een rente van 3,3% per jaar één jaar vast.
Ten behoeve van de aankoop van de woning is [X] op 20 juli 2003 met ING een overeenkomst van geldlening onder hypothecair verband aangegaan ten belope van een bedrag van € 4.200.000,-(hierna de overeenkomst van geldlening) en is hem een rekening-courantfaciliteit op rekening nr. [...] verleend, eveneens onder hypothecair verband (hierna de rekening-courantfaciliteit).
In augustus 2005 is de rekening-courantfaciliteit verlengd en zijn partijen in dat kader (nader) overeengekomen dat de kredietlimiet € 1.500,000,- beliep en dat “de debetstand ad € 140.000,-” op rekening [...] (de op dat moment bestaande overschrijding van de kredietlimiet) vóór 1 september 2005 zou worden aangezuiverd.
Bij brief van 4 april 2006 heeft ING aan [X] onder meer het volgende geschreven:
“(…) sinds de start van de kredietverlening in januari 2004 zijn wij bij voortduring geconfronteerd met het niet door u voldoen van de renteverplichtingen. In de door u voor akkoord overeenkomst van 9 augustus 2005 heeft u zich verplicht om uiterlijk 1 september 2005 de achterstallige rente te voldoen, Op 31 augustus 2005 heeft u vervolgens slechts € 40.000,- overgeboekt terwijl de achterstand € 140.000,- bedroeg. (…)
Gelet op het bovenstaande hebben wij in het gesprek aangegeven niet bereid te zijn de kredietrelatie met u te continueren en verzoeken u voor algehele aflossing zorg te dragen. (…)
Bij brief van 16 mei 2006 heeft ING [X] laten weten het volledige uitstaande saldo ten belope van € 5.877.534,35 (exclusief rente vanaf 1 mei 2006) als onmiddellijk opeisbaar te beschouwen en aangekondigd dat ING het verpande effectendepot te gelde zou maken en haar notaris zou verzoeken de openbare verkoop van de ondergezette woning voor te bereiden als aflossing vóór 17 juni 2006 achterwege bleef.
Bij brief van 7 september 2006 heeft ING aan de raadsman van [X] geschreven geen verder uitstel te zullen verlenen en de executie van het woonhuis ter hand te zullen nemen.
In artikel 10 van de op de overeenkomst van geldlening van toepassing zijnde “Algemene voorwaarden van Geldlening” is ondermeer bepaald:
“Vervroegde opeisbaarheid van de lening
(…) De lening is terstond opeisbaar indien:
a. De lening niet op overeengekomen datum of binnen de door de bank gesteld termijn wordt betaald, indien anderszins niet wordt voldaan aan of wordt gehandeld in strijd met enige verplichting ingevolge enige overeenkomst met de bank of indien een andere door de bank aan schuldenaar, aan diens echtgenoot of aan een onderneming, behorende tot het concern waarvan schuldenaar deel uitmaakt, verstrekte lening wordt opgeëist; (…)”
In artikel 11 van de op de rekening-courantfaciliteit toepasselijke Algemene Bepalingen van Kredietverlening is het volgende bepaald:
“11.1 De Kredietfaciliteit eindigt automatisch en alle bedragen die uit hoofde van de Overeenkomst zijn verschuldigd, zijn terstond en ineens opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, indien een van de volgende gebeurtenissen zich voordoet: