ECLI:NL:GHAMS:2007:BB2203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/00537
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • D.B. Bijl
  • R.J. Wessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake belastingaanslag en boetebeschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2007 uitspraak gedaan over een verzetschrift dat was ingediend door belanghebbende X, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer, gedateerd 18 december 2006, waarin een verzoek om herziening van een belastingaanslag en boetebeschikking werd afgewezen. De belastingaanslag betrof de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. Het Hof heeft vastgesteld dat het verzet ongegrond is, omdat herziening niet mogelijk is om een verzuim bij het instellen van een rechtsmiddel te herstellen. De gemachtigde heeft ter zitting van 24 mei 2007 het verzet toegelicht, maar het Hof oordeelde dat de argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer bevestigd, waarbij werd gesteld dat belanghebbende tijdig beroep in cassatie had kunnen instellen tegen de uitspraak van 29 augustus 2005, maar dit niet had gedaan. De beslissing van het Hof is op dezelfde datum ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

rw
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK OP VERZETSCHRIFT
1. Op 29 december 2006 is ter griffie van het Gerechtshof een verzetschrift ontvangen van X te Z, belanghebbende, ingediend door A, gemachtigde. Het verzet is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (de Wet) door de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer gedane uitspraak, gedagtekend 18 december 2006 en ter post bezorgd op 21 december 2006.
2. Bij deze uitspraak heeft het Hof het verzoek om herziening, ingekomen ter griffie op 6 december 2006, van de uitspraak van de Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer van 29 augustus 2005, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 en de daarbij behorende boetebeschikking, afgewezen met de volgende overwegingen:
“Een verzoek tot herziening kan het Hof honoreren als er sprake is van feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak en die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden (zie art. 8:88 van de Awb).
De verzoeker verwijst naar een recent oordeel van de Nationale Ombudsman en een recente uitspraak van de rechtbank te Haarlem. Deze beide beslissingen zijn echter van na de uitspraak van het Hof van 29 augustus 2005 en kunnen geen invloed hebben op het oordeel van het Hof dat mevrouw X haar bezwaar tegen de aanslag over 2001 te laat heeft ingediend en dit bezwaar dus niet-ontvankelijk is.
Om deze redenen kan het verzoek om herziening niet honoreren.”
3. Het verzet is behandeld ter zitting van 24 mei 2007, alwaar gemachtigde omtrent het verzet is gehoord. Gemachtigde heeft ter zitting een beroepschrift overgelegd, gedagtekend 25 september 2006, gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van 22 september 2006, betreffende een schadevergoeding.
4. Belanghebbende gaat in haar verzetschrift alleen in op de tijdigheid van het bezwaarschrift. Wanneer belanghebbende het in dit opzicht niet eens was met de uitspraak van het Hof van 29 augustus 2005 had belanghebbende daartegen beroep in cassatie kunnen instellen bij de Hoge Raad. De mogelijkheid van herziening van een uitspraak is niet gegeven om alsnog een verzuim tot het instellen van een rechtsmiddel te herstellen.
5. Gelet op de stukken van het geding acht het Hof hetgeen is overwogen in de bestreden uitspraak van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer zoals onder 2 weergegeven juist. Hetgeen gemachtigde in het verzetschrift en ter zitting heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
6. Beslissing:
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 31 mei 2007 door mr. D.B. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Cassatie:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.