GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN MEERENDONK 4PL B.V.,
voorheen genaamd: VAN DEN MEERENDONK OP- EN OVERSLAG B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL VAN
GEÏNTIMEERDE SUB 1,
procureur: mr. J.J.O. Zandt,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIDO TRANSPORT B.V., gevestigd te Scherpenzeel,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTE IN HET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
procureur: mr. F.B. Falkena,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VINITES B.V., gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante, VDM, is bij exploot van 26 oktober 2005 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat door de rechtbank te Haarlem onder zaaknummer/rolnummer 90563/HAZA 03-305 is gewezen en dat is uitgesproken op 12 oktober 2005, met dagvaarding van geïntimeerden, Spido en Vinites, voor dit hof.
In het vonnis waarvan beroep is Spido aangemerkt als eisende partij in conventie en verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie, VDM en Vinites zijn aangemerkt als gedaagde partijen in conventie en eisende partijen in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2 VDM heeft bij memorie veertien grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd. Van deze grieven draagt de helft een subsidiair karakter. VDM heeft bij deze memorie producties in het geding gebracht en haar eis (in reconventie) vermeerderd met conclusie, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de rechtbank te Haarlem onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vordering van Spido dan wel de vordering van Spido zal afwijzen althans gedeeltelijk zal afwijzen en haar, VDM’s, vordering op Spido zal toewijzen, met veroordeling van Spido in de proceskosten van de beide instanties.
1.3 Spido heeft daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden, alsmede een bewijsaanbod gedaan en producties in het geding gebracht, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van VDM in de proceskosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.
Spido heeft van haar kant eveneens hoger beroep ingesteld en wel onder de voorwaarde dat VDM in hoger beroep in het gelijk zou worden gesteld. Spido heeft daartoe één grief aangevoerd met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog haar vordering jegens Vinites zal toewijzen, met veroordeling van Vinites in de proceskosten van de beide instanties.
1.4 Vinites heeft op haar beurt bij memorie van antwoord de grieven bestreden, alsmede een bewijsaanbod gedaan en een productie in het geding gebracht, met conclusie, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van VDM in de proceskosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep. Bovendien heeft Vinites gevorderd Spido te veroordelen als nader in haar memorie omschreven.
1.5 VDM heeft bij memorie geantwoord in het incidenteel hoger beroep van Spido met conclusie tot referte alsmede tot veroordeling van Spido in de proceskosten van, naar het hof begrijpt, het incidenteel hoger beroep.
1.6 Partijen hebben hun zaak doen bepleiten bij monde van hun raadslieden. Voor VDM heeft het woord gevoerd mr. G.J.W. de Vries, advocaat te Rotterdam, voor Spido mr. P.J.A. Plattel, advocaat te Arnhem en voor Vinites, mr. J. Koekkoek, advocaat te Haarlem, allen mede aan de hand van pleitnotities. Partijen hebben bij die gelegenheid nog inlichtingen verschaft.
1.7 Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
Voor zover het de bedoeling van VDM is geweest om opnieuw de bevoegdheid van de rechtbank aan de orde te stellen, heeft te gelden dat daartoe in deze fase van het geding geen ruimte bestaat. Dit hof heeft bij arrest van 23 september 2004 in het door VDM ingestelde hoger beroep de bevoegdheid van de rechtbank aanvaard. Aan die beslissing is VDM thans in deze instantie gebonden.
3.1 VDM kan niet worden ontvangen in haar hoger beroep voor zover dit is gericht tegen Vinites. Hoger beroep is op de voet van artikel 332 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) slechts toegestaan tegen een wederpartij uit de eerste aanleg. Vinites had die hoedanigheid in de eerste aanleg niet, zij was toentertijd mede-gedaagde van VDM. Het hof zal VDM om die reden niet ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep tegen Vinites.
3.2 Omdat de kop van de memorie van Vinites geen gewag maakt van een incidenteel hoger beroep, de vordering die Vinites aan het slot van haar memorie onder woorden brengt evenmin blijk geeft van haar wens incidenteel hoger beroep in te stellen en Vinites een en ander bij gelegenheid van de pleidooien nog eens heeft bevestigd, heeft het hof begrepen dat het niet in haar bedoeling lag hoger beroep tegen Spido in te stellen.
Voor het geval Vinites zou hebben bedoeld om van haar kant hoger beroep tegen haar wederpartij uit de eerste aanleg Spido in te stellen overweegt het hof dat Vinites op grond van artikel 339 Rv in dit hoger beroep evenmin kan worden ontvangen. Omdat Spido thans haar mede-geïntimeerde is, biedt dit hoger beroep daartoe geen ruimte, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat Spido in de eerste aanleg haar wederpartij was. Vinites had desgewenst zelfstandig hoger beroep tegen Spido moeten instellen.
3.3 VDM kan in haar hoger beroep worden ontvangen, voor zover dit is gericht tegen Spido.
VDM heeft zich met haar oude naam gepresenteerd in dit geding en nagelaten om kenbaar te maken dat zij inmiddels van naam was veranderd. Dat is op zichzelf onjuist. De stellingen van Spido bevatten evenwel geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat Spido bij haar beroep op de onjuistheid van de tenaamstelling enig in rechte te respecteren belang heeft (vgl. HR 25 november 2005 NJ 2006, 559). Dit beroep moet dan ook worden verworpen. Rectificatie van de tenaamstelling bij exploot kan achterwege blijven. Het hof heeft in de kop van dit arrest reeds tot uitdrukking gebracht dat de tenaamstelling van VDM verbeterd moet worden gelezen.
Ten overvloede zij hieraan nog toegevoegd dat geen enkele aanwijzing bestaat dat in hoger beroep een andere rechtspersoon optreedt dan in eerste aanleg.
3.4 Voor het geval het hof daaraan zou toekomen overweegt het nu reeds dat het bepaalde in artikel 339 Rv meebrengt dat Spido niet kan worden ontvangen in haar incidenteel hoger beroep dat ertoe strekt dat mede-geïntimeerde Vinites alsnog wordt veroordeeld tot betaling aan haar. Daartoe had Spido een zelfstandig hoger beroep moeten instellen.
3.5 Een en ander betekent dat het hoger beroep zich in deze zaak afspeelt tussen VDM als appellante en Spido als geïntimeerde.
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de desbetreffende memories.
5. Waarvan het hof uitgaat
De rechtbank heeft in het vonnis van 12 oktober 2005 in rechtsoverweging nummer 2 onder a tot en met h een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die feiten is gedeeltelijk bestreden door middel van de grieven 1 tot en met 5. Die klachten zal het hof hieronder bespreken. Voor zover de door de rechtbank vastgestelde feiten onbestreden zijn gebleven zal ook het hof daarvan uitgaan.
6. Behandeling van het hoger beroep
6.1 Het gaat in dit geding om de volgende kwestie.
6.1.1 Spido (onderdeel van de zogenoemde Bakker groep), VDM en Vinites hebben op enig moment het voornemen opgevat om te gaan samenwerken. Eind 1999 zijn de eerste concrete stappen gezet om tot samenwerking te geraken.
Op 23 december 1999 heeft overleg plaatsgehad tussen vertegenwoordigers van Spido en VDM. Op het lijstje te bespreken onderworpen stond:
“- overeenkomst van den Meerendonk – Bakker Long Term
(...)
- Vinites overeenkomst.
(...)”
6.1.2 Bij brief van 10 januari 2000 heeft VDM zich vervolgens tot Spido gewend. VDM heeft daarin tot uitdrukking gebracht dat haars inziens gedurende de bespreking van 23 december 1999 een basis is gelegd voor langdurige samenwerking en dat zij behoefte eraan heeft om de principe-overeenkomst met Spido te bevestigen.
Haar doelstelling heeft VDM in die brief als volgt omschreven:
“Uiteindelijk één groot centraal magazijn te creeren waarin uitsluitend wijn en voedingsmiddelen worden in, uit– en opgeslagen ten behoeve van klanten welke dmv. het commerciële apparaat van den Meerendonk worden aangebracht.”
Over zichzelf schrijft VDM in die brief:
“De onderneming van den Meerendonk kenmerkt zich mn. door het feit zich ten allen tijde op te stellen als een onafhankelijke, neutrale organisatie die, met het oog op het faciliteren van de logistieke diensten, transparante samenwerkingsverbanden creëert tussen de logistieke dienstverlener (Bakker groep) en de individuele importeur. van den Meerendonk laat zich voor deze diensten betalen door de betreffende wijn of voedingsmiddelenimporteur.”
Over de voorgenomen samenwerking bevat de brief onder meer de volgende passage:
“De samenwerking tussen Bakker en van den Meerendonk komt er in het kort gezegd op neer dat een bundeling van de sales en marketing activiteiten en kennis binnen het marktsegment als genoemd bij van den Meerendonk, in combinatie met het totale logistieke apparaat van de Bakker groep, moet leiden tot een belangrijk marktaandeel, derhalve een centraal magazijn.
De samenwerking tussen Bakker en van den Meerendonk wordt aangegaan voor onbepaalde duur. Een opzegging van deze samenwerking dient schriftelijk te geschieden met inachtneming van een termijn van ten minste 3 maanden. Binnen deze samenwerking wordt bedoeld de positie van den Meerendonk in de hoedanigheid van commissionair expediteur.”
Over de afnemers van haar diensten heeft VDM onder meer het volgende in haar brief opgenomen:
“De wijnimporteur Vinites BV, gevestigd te Haarlem, is de eerste onderneming welke heeft toegezegd om alle op- en overslag en distributiewerkzaamheden binnen Nederland door bemiddeling van van den Meerendonk toe te vertrouwen aan de Bakker groep, meer in het bijzonder Spido Transport BV te Scherpenzeel.
(...)
De Bakker groep is ermee bekend dat van den Meerendonk haar inkomsten genereert uit een door Vinites te betalen bemiddelingsvergoeding. (...)”
6.1.3 In de periode die op de brief is gevolgd hebben de betrokken partijen hun samenwerking verder inhoud gegeven.
Zo heeft op 18 januari 2000 overleg plaatsgehad waarbij Spido, VDM en Vinites vertegenwoordigd waren. Van dit overleg is een verslag gemaakt. In dit verslag staat onder meer:
“Het doel van het overleg was om tot definitieve afspraken te komen omtrent de opslag en distributie van Vinites B.V.
(...)
Kort samengevat werd het volgende besloten:
Vinites heeft een afspraak met van den Meerendonk om haar opslag en distributie via van den Meerendonk te laten organiseren.
Van de Meerendonk heeft op haar beurt een samenwerking met Spido Transport tot stand gebracht waarvan het Vinites project een onderdeel is.
Het Vinites opslag en distributie pakket zal aldus via van den Meerendonk bij Spido Transport worden ondergebracht.
(...)
De voorwaarden en condities voor de opslag en distributie zullen nader worden uitgewerkt in een tweetal schriftelijke overeenkomsten. Een overeenkomst tussen Vinites en van den Meerendonk en een overeenkomst tussen van den Meerendonk en Spido Transport.
(...)
Start operatie
(...)
In principe kunnen de eerste pallets vanaf 31 januari 2000 worden aangeleverd. (aanvoer vanuit het buitenland)
Uitgangspunt voor de gehele verhuizing is, dat deze bij voorkeur eind februari gerealiseerd is.”
6.1.4 Spido, VDM en Vinites hebben hun voornemen om te gaan samenwerken uitgevoerd. Zowel Spido als VDM heeft ten behoeve van Vinites werkzaamheden verricht.
Ten behoeve van het welslagen van hun samenwerking hebben de betrokken partijen op onderdelen onderling afspraken gemaakt.
Zij hebben hun plan om schriftelijke overeenkomsten tot stand te brengen niet uitgevoerd. Er zijn concepten vervaardigd maar deze zijn niet ondertekend.
6.1.5 Zo werd de afspraak gemaakt dat Spido de facturen terzake van de door haar ten behoeve van Vinites verrichte werkzaamheden aan VDM zou zenden. Dienovereenkomstig is gehandeld.
Het verslag van een bespreking die op 21 januari 2000 werd gehouden door vertegenwoordigers van Spido en VDM, bevat hierover het volgende:
“Adresvermelding op factuur
Volgens Spido is het vanuit de accijns administratie verplicht om de betreffende nota’s direct te adresseren aan in dit geval Vinites. In de administratie is naast de accijnsverwerking echter de in-uit-opslag en distributie gekoppeld waardoor ook deze kosten direct op naam van Vinites komen te staan. Alternatief zou mogelijk kunnen zijn VINITES per adres VDM.”
Op 29 mei 2000 is over deze problematiek alsmede over de inmiddels ontstane achterstand in de betaling aan Spido van gedachten gewisseld door de vertegenwoordigers van Spido en VDM. In het besprekingsverslag staat onder meer:
“Bakker/Spido zal aan Vinites p/a VDM factureren. VDM zal erop toezien dat door deze constructie geen vertragingen in de afhandeling van betalingen ontstaat. Bakker/Spido zal alle contacten via Bakker/Spido VDM (...) laten verlopen. Daar waar de praktijk daartoe noopt zal Bakker/Spido van contacten met Vinites een schriftelijke informatie aan VDM doen toekomen.”
6.1.6 Op 28 juni 2000 is wederom door vertegenwoordigers van Spido en VDM van gedachten gewisseld over verbetering van de betaling aan Spido. Bij die gelegenheid zijn aanvullende afspraken gemaakt waarbij aan VDM een actieve rol werd toegedeeld. Afgesproken werd onder meer dat Vinites accijnsnota’s direct aan VDM zou gaan betalen, opdat VDM de betaling aan Spido direct zou kunnen doorzetten.
In augustus 2000 was de facturatie opnieuw aan de orde. Facturen van Spido bleken lastig te checken voor VDM. Om die reden zou Vinites gedurende enige weken bij de controle worden betrokken. Vinites was toentertijd nog niet tevreden over de door VDM geleverde prestaties.
6.1.7 Op 13 oktober 2000 heeft opnieuw een bespreking plaatsgehad van vertegenwoordigers van Spido en VDM. In het van die bespreking gemaakte verslag staat genoteerd;
“ Algemeen
1. Commercieel: BLG (hof: Bakker Logistiek Groep) heeft geen intentie om een eigen verkoopapparaat op te zetten voor de verkoop van het product ‘wijn’. VDM wenst als tussenpersoon op te treden en dit product in de markt te kunnen verkopen. (...)
2. Definitie product: onder het product ‘wijn’ wordt verstaan: ‘het transport, de op- en overslag, ompak en andere aanvullende toegevoegde waarde activiteiten, de distributie en de douaneafhandeling van wijn, gedistilleerd en aanverwante artikelen, t.b.v. inkopers, verkopers en groothandelaren’
3. Vergoedingen: VDM genereert inkomsten die bestaan uit een door de opdrachtgever te betalen vergoeding voor iedere periode dat VDM de belangen van de opdrachtgever behartigt. (...)
4. Contractpartij: VDM is de contracterende partij, afspraken worden uitsluitend met VDM gemaakt, facturen worden aan VDM gericht. VDM heeft tot taak om zowel bij BLG als bij de opdrachtgever nakoming van de afspraken te regelen en te borgen. VDM zorgt voor tijdige betaling van facturen.
(...)
Vinites:
(...)
2. Tussen Vinites, VDM en BLG wordt een bespreking belegd om alle punten nogmaals op een rij te zetten en te komen tot een tussen partijen bruikbaar contract.”
6.1.8 Op 22 november 2000 heeft een bespreking plaatsgehad van vertegenwoordigers van Vinites, VDM en Spido. Het verslag van die bespreking maakt melding van financiële knelpunten, als volgt:
“BLG (hof: Bakker Logistiek Groep) gaf duidelijk aan, dat zij een betalingstermijn van 30 dagen aanhouden en hierin geen verandering willen aanbrengen. Indien Vinites via vdM wil afrekenen, wil BLG, ook als Vinites later aan vdM betaalt, hiervan niet het lijdend voorwerp worden. VdM en Vinites bespreken dit intern.”
6.1.9 Met ingang van 1 januari 2001 is er een eind gekomen aan de samenwerking van Spido, VDM en Vinites. Spido is haar werkzaamheden ten behoeve van Vinites zonder tussenkomst van VDM gaan uitvoeren.
Bij brief van 26 januari 2001 heeft Vinites aan VDM laten weten dat zij de door haar verschuldigde fee van
NLG 100.000,- zal compenseren met een bedrag groot NLG 50.000,- terzake van door haar, Vinites, geleden schade tengevolge van ondeugdelijk presteren van VDM. Eerder had Vinites bij brief van 13 juli 2000 aan VDM laten weten dat zij vond dat VDM’s prestaties achterbleven bij hetgeen zij aan Vinites had beloofd.
6.1.10 VDM heeft bij brief van 16 februari 2001 aan Vinites laten weten welke rekeningen volgens haar nog openstonden. Dat bedrag is voor het overgrote deel door Vinites aan VDM betaald. In het overzicht staat in het bijzonder dat Vinites op 15 januari 2001 bij wijze van voorschot NLG 200.000,- aan VDM betaalde.
6.1.11 Van de door Spido in de loop van het jaar 2000 ten behoeve van Vinites uitgevoerde werkzaamheden is een gedeelte onbetaald gebleven, volgens Spido een bedrag groot NLG 226.851,47 (€ 102.940,71). Door middel van deze procedure probeert Spido alsnog betaling van die werkzaamheden te bewerkstelligen. Zij heeft daartoe een vordering ingesteld tegen VDM en Vinites. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat VDM verplicht is om de openstaande factuurbedragen c.a. aan Spido te betalen.
6.1.12 De rechtbank heeft aanvaard dat VDM zich in elk geval ten aanzien van het betalingsverkeer tussen de partijen een positie tussen Spido en Vinites heeft verschaft en dat die positie de verplichting inhoudt om van Vinites ontvangen gelden door te betalen aan Spido. De door Spido tegen VDM ingestelde vordering die ertoe strekt dat zij, VDM, van Vinites ontvangen gelden aan Spido doorbetaalt, kan VDM niet afweren met het betoog dat zij terzake geen overeenkomst met Spido heeft, aldus de rechtbank.
Vervolgens heeft de rechtbank onderzocht of VDM de hier relevante facturen van Spido heeft ontvangen en die vraag bevestigend beantwoord. De argumenten die VDM had aangevoerd teneinde ingang te doen vinden dat zij desalniettemin niet tot betaling aan Spido verplicht was, zijn alle verworpen, in het bijzonder ook het argument dat het saldo dat zij onder zich had voor (door)betaling van het door Spido gevorderde bedrag ontoereikend zou zijn. De rechtbank heeft verder in de stellingen van VDM onvoldoende aanknopingspunt gevonden om aan te nemen dat Spido aan VDM de in januari 2000 overeengekomen beëindigingsvergoeding zou moeten betalen. Het beroep van VDM op verrekening met die beëindigingsvergoeding is verworpen.
De rechtbank heeft de vordering van Spido op VDM geheel toegewezen en de vordering van VDM op Spido afgewezen.
6.2 De eerste vijf grieven van VDM hebben betrekking op de feitenvaststelling van de rechtbank. VDM vindt die feitenvaststelling onjuist. Uit de toelichting die VDM heeft gegeven op haar stelling dat de feitenvaststelling onjuist is, blijkt dat die onjuistheid haars inziens eruit bestaat dat de rechtbank niet volledig is geweest in de vaststelling van de volgens VDM relevante feiten en dientengevolge tot onjuiste gevolgtrekkingen is gekomen aangaande de rechtsverhouding die bestond tussen Spido, VDM en Vinites. Over de feitenvaststelling op zichzelf heeft VDM verder niet geklaagd.
Dat betekent dat de grieven 1 tot en met 5 moeten falen.
Hetgeen VDM heeft uiteengezet, zal het hof betrekken bij de grieven die het oordeel van de rechtsverhouding tussen Spido, VDM en Vinites aan de orde stellen.
6.3 Grief 6 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat op VDM de rechtsplicht rustte om aan Spido door te betalen de gelden die zij van Vinites had ontvangen ten behoeve van de betaling van de facturen van Spido.
6.4 Bij de bespreking van deze grief wil het hof vooropstellen dat partijen gedurende een jaar met elkaar hebben samengewerkt zonder de door hen beoogde onderlinge rechtsverhouding en daaruit voortvloeiende verbintenissen op schrift te stellen of anderszins nauwkeurig te regelen. Bij het onderzoek van de rechtsverhouding die tussen hen heeft bestaan, heeft de rechter zich daarom te oriënteren op hetgeen zich feitelijk tussen partijen heeft afgespeeld en kenbaar is uit in het bijzonder hun gedrag en uit hetgeen door hen daarover op schrift is gesteld.
Al hetgeen daarover door partijen naar voren is gebracht maakt het niet gemakkelijk om vast te stellen welke verbintenissen op elk van partijen zijn gaan rusten. De werkelijkheid die zich aan de hand van de – in zover – onbestreden gebleven stellingen van partijen laat vaststellen is in veel opzichten voor meerderlei uitleg vatbaar.
6.5 De rechtbank heeft zich bij de bespreking van het door Spido gestelde vorderingsrecht over de op partijen rustende verbintenissen slechts beperkt uitgelaten. Zij kon dat ook doen: zij had immers slechts te onderzoeken of uit de stellingen van Spido een toereikende grondslag voor het door Spido gestelde vorderingsrecht kon worden afgeleid. De rechtbank heeft in dit verband aanvaard dat op VDM de verplichting rustte om hetgeen zij van Vinites had ontvangen ten behoeve van Spido aan Spido door te betalen.
De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over verderstrekkende verplichtingen die op een van partijen zouden rusten.
6.6 Met de rechtbank is het hof van oordeel dat moet worden aanvaard dat op VDM jegens Spido de verplichting rustte om al die gelden door te betalen aan Spido die zij voor dat doel van Vinites had ontvangen.
Dat VDM die doorbetalingsverplichting had, moet ook worden aangenomen, als juist zou zijn dat Vinites en niet VDM met betrekking tot de door Spido verrichte logistieke diensten de opdrachtgever van Spido was.
Naar het oordeel van het hof heeft VDM dat in wezen ook niet betwist. In het betoog van VDM heeft het hof geen aanknopingspunt kunnen ontdekken, waarom het haar als vertegenwoordiger van Vinites jegens Spido vrij zou staan om de van Vinites ten behoeve van Spido ontvangen gelden onder zich te houden.
Alleen al daarom faalt de zesde grief.
6.7 Voor zover VDM in de toelichting op haar zesde grief erover klaagt dat de rechtbank haar als opdrachtgever van Spido heeft beschouwd, berust die toelichting op een verkeerde lezing van het vonnis waarvan beroep. De rechtbank heeft dat niet gedaan. De klacht behoeft om deze reden geen bespreking.
6.8 De zevende grief moet het lot van de zesde grief delen.
De rechtbank was niet gehouden om de stellingen van VDM verder te bespreken, toen zij voor het vorderingsrecht van Spido een toereikende grondslag had gevonden.
6.9 Nu VDM met geen van haar eerste zeven grieven succes heeft komen de door haar subsidiair aangevoerde grieven aan bod.
6.10 Met grief 8 heeft VDM aan de orde gesteld dat de op haar rustende doorbetalingsverplichting onvoldoende grond biedt om haar te veroordelen om in hoofdsom NLG 226.851,47 aan Spido te betalen.
Het hof begrijpt de toelichting op deze grief aldus dat VDM ingang wil doen vinden dat Vinites haar een dergelijk bedrag nimmer ter doorbetaling aan Spido ter beschikking heeft gesteld.
VDM heeft haar betoog doen steunen op verschillende ongelijksoortige argumenten.
6.11 Het meest verstrekkende verweer van VDM is in dit verband dat al hetgeen Vinites door middel van verrekening aan haar heeft betaald in de relatie tussen VDM en Spido als onbetaald heeft te gelden en als gevolg daarvan geen doorbetalingsverplichting jegens Spido heeft opgeleverd.
Dit verweer gaat niet op.
Uitgangspunt moet hier zijn dat op VDM de verplichting rustte om aan Spido door te betalen al hetgeen Vinites aan haar had betaald ten behoeve van Spido. Dat VDM het op onderdelen niet eens was met de door Vinites toegepaste verrekening, brengt niet mee dat de betaling (door middel van verrekening) van Vinites niet zou kunnen gelden als gedaan ten behoeve van Spido. De doorslag geeft dat Vinites door middel van verrekening heeft betaald ten behoeve van Spido.
Aan het samenstel van verbintenissen dat tussen VDM, Spido en Vinites is gaan gelden valt niet althans onvoldoende te ontlenen dat VDM het recht toekwam om slechts aan Spido door te betalen, hetgeen zij per saldo van Vinites had ontvangen. Het stond VDM niet vrij om de betalingsbedoeling van Vinites te negeren en haar betaling te beschouwen als gedaan aan VDM. VDM had rekening te houden met de mogelijkheden die Vinites had om betaling aan VDM van hetgeen zij aan VDM verschuldigd was uit te stellen in verband met het tussen Vinites en VDM gerezen geschil en een daaruit mogelijkerwijs voortkomende tegenvordering van Vinites op VDM. Terecht heeft de rechtbank dan ook overwogen dat VDM en Vinites hun meningsverschillen onderling hadden op te lossen zonder dat dit zou kunnen afdoen aan de doorbetalingsverplichting van VDM.
In het bijzonder in aanmerking genomen de samenwerkingsrelatie van Spido, VDM en Vinites is denkbaar dat hier onder omstandigheden een uitzondering zou moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval VDM dientengevolge in ernstige liquiditeitsproblemen zou geraken, maar er zijn geen feiten gesteld noch omstandigheden gebleken die ertoe noodzaken een dergelijke uitzonderingssituatie aan te nemen.
6.12 VDM beroept zich, als het hof het goed ziet, in haar memorie van grieven op verrekening door Vinites tot een bedrag groot € 31.795,96. Voor zover het hier gaat om betaling door Vinites ten behoeve van Spido moet het verweer van VDM worden verworpen.
6.13 Verder heeft VDM zich erop beroepen dat het totaal openstaande bedrag in deze procedure door Spido onjuist begroot is. Het zou gaan om een bedrag van NLG 219.271,35 (of NLG 219.271,03). Een en ander zou blijken uit een door Spido in maart 2001 zelf gemaakt overzicht (productie I memorie van grieven).
6.14 Ook zou sprake zijn van betalingen van Vinites aan VDM door middel van verrekening welke betalingen van Vinites niet waren bedoeld ten behoeve van Spido. VDM noemt in dit verband een bedrag groot € 2.414,93.
6.15 Tot slot maakt VDM melding van posten die Vinites onbetaald heeft gelaten, een bedrag groot € 13.809,42. Het hof kan niet goed vaststellen, of en zo ja in hoever uit deze stelling voortvloeit dat de doorbetalingsverplichting van VDM strekt tot betaling van een lager bedrag dan door Spido gevorderd.
6.16 Al deze cijfermatige stellingen van VDM en haar daartoe in het geding gebrachte producties zijn niet gemakkelijk te doorgronden. Het komt het hof daarom verstandig voor dat VDM aan de hand van de door het hof hierboven in rechtsoverweging 6.11 ontwikkelde maatstaf opnieuw uitlegt tot betaling van welk bedrag de door het hof aanvaarde doorbetalingsverplichting strekt. Spido zal daarop mogen reageren.
Nu in dit geding op de hoofdpunten is beslist over de vordering van Spido, houdt het hof er ook rekening mee dat partijen in staat zullen blijken hun resterende geschil onderling op te lossen.
6.17 De grieven 10 en 11 zal het hof in dit stadium van het geding laten rusten.
6.18 Met de grieven 9, 12 en 13 is de vraag aan de orde of aan VDM een vergoeding toekomt, omdat Spido haar logistieke diensten per 1 januari 2001 rechtstreeks aan Vinites is gaan leveren.
Bij de bespreking van die kwestie wil het hof vooropstellen dat ook VDM ervan uitgaat dat haar slechts beëindigingsvergoeding toekomt in het geval Spido Vinites heeft bewerkt teneinde te bewerkstelligen dat Vinites de logistieke diensten waarom het in dit geding gaat, rechtstreeks van Spido betrekt.
In zover heeft zij het vonnis waarvan beroep immers niet aangevallen.
6.19 VDM klaagt over de betekenis die de rechtbank heeft toegekend aan het woord “bewerken”.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het gelet op de daaraan verbonden beëindigingsvergoeding moet gaan om substantiële initiatieven om VDM buiten te sluiten.
Die beëindigingsvergoeding kon oplopen tot NLG 500.000,-, een zeer substantieel bedrag. Daarmee valt redelijkerwijs bezwaarlijk te verenigen dat partijen voor ogen zou hebben gestaan dat het enkele feit dat Vinites voortaan de door haar benodigde logistieke diensten rechtstreeks van Spido zou betrekken al genoeg zou zijn om een dergelijke vergoedingsplicht voor Vinites in het leven te roepen. Zonder toelichting, die ontbreekt, bestaat geen grond om het woord “bewerken” tussen partijen anders uit te leggen. Daaraan zij nog toegevoegd dat het aan VDM is om feiten aan te dragen waarop het door haar gestelde vorderingsrecht kan steunen.
VDM heeft geen succes met haar grieven 9, 12 en 13.
6.20 De veertiende grief moet het lot van de grieven 9, 12 en 13 delen. In reconventie had VDM de proceskosten te dragen, omdat zij de in het ongelijk gestelde partij is.
6.21 Iedere verdere beslissing zal het hof aanhouden.
De bevoegdheid van de rechtbank staat in dit geding vast.
VDM kan worden ontvangen in haar hoger beroep tegen Spido.
VDM kan niet worden ontvangen in haar hoger beroep tegen Vinites.
Spido kan, zo zich dat geval zou voordoen, niet worden ontvangen in haar incidenteel beroep tegen VDM.
In het hoger beroep van VDM tegen Spido falen de grieven 1 tot en met 7. Hetzelfde geldt voor de grieven 9, 12, 13 en 14. Naar aanleiding van de grieven 10 en 11 zal het partijdebat moeten worden voortgezet.
Het hof zal VDM niet ontvankelijk verklaren in het door haar tegen Vinites ingestelde hoger beroep. VDM is daarin de in het ongelijk gestelde partij. Zij zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Het deel van de vordering van VDM dat is voortgekomen uit de vermeerdering van eis in hoger beroep van VDM, zal worden afgewezen.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van VDM als bedoeld in rechtsoverweging 6.16.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
verklaart VDM niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen Vinites;
veroordeelt VDM in de proceskosten van het hoger beroep voor zover gevallen aan de zijde van Vinites en begroot deze kosten aan de zijde van Vinites tot de dag van deze uitspraak op € 5.834,- voor verschotten en € 9.789,- voor salaris procureur;
verklaart de kostenveroordeling ten gunste van Vinites uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het door VDM ingevolge haar vermeerdering van eis in hoger beroep gevorderde af;
bepaalt dat de zaak van VDM tegen Spido wordt uitgeroepen ter rolle van 6 september 2007 voor een akte aan de zijde van VDM als bedoeld in rechtsoverweging 6.16;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, A.N. van de Beek en J.M.H. van Staveren en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2007 door de rolraadsheer.