ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9931
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- E.F. Faase
- P.F. Goes
- Rechtspraak.nl
Fiscale behandeling van verhuurde bovenwoning in niet gesplitst pand
In deze zaak gaat het om de fiscale behandeling van een verhuurde bovenwoning in een juridisch niet gesplitst pand. Belanghebbende, X te Z, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001 had verminderd. De inspecteur had eerder een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.714, welke na bezwaar was gehandhaafd. De rechtbank had de aanslag verminderd tot € 130.316, maar belanghebbende was het niet eens met deze beslissing en stelde hoger beroep in.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de bovenwoning, hoewel deze afzonderlijk verhuurd werd, fiscaal gezien als keuzevermogen moest worden aangemerkt. Dit kwam voort uit het feit dat het pand juridisch niet gesplitst was en de bovenwoning nooit als ondernemingsvermogen was aangewend. De keuze van belanghebbende om de bovenwoning als ondernemingsvermogen aan te merken had onherroepelijke fiscale gevolgen, waaraan hij gebonden was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen feiten waren gesteld die zouden nopen tot heretikettering van de bovenwoning.
Belanghebbende voerde aan dat er wijzigingen in de aanwending van het pand waren die een heretikettering rechtvaardigden, maar het Hof oordeelde dat deze stellingen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank had bovendien terecht geoordeeld dat de met de Belastingdienst gesloten vaststellingsovereenkomst bindend was, en dat de waarde van de bovenwoning correct was vastgesteld. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder dat er termen waren om een partij in de kosten te veroordelen.