ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5062
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen
- A.H.A. Scholten
- P.A.M. Mevis
- Rechtspraak.nl
Klacht over politieoptreden in verband met de dood van E.
In deze zaak heeft klaagster, de weduwe van E., een klacht ingediend op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster stelt dat de politie onjuist heeft gehandeld, wat mogelijk heeft bijgedragen aan de dood van haar echtgenoot E. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 10 mei 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof eerder al op 31 oktober 2006 een voorlopig oordeel had gegeven. In dat voorlopige oordeel werd vastgesteld dat de beslissingen van de politieambtenaren en de maatregelen die genomen zijn voor het vervoer van E. adequaat waren. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat E. onnodig lang slachtoffer was van deze maatregelen of dat deze maatregelen onnodig ingrijpend waren.
Het hof heeft klaagster de gelegenheid gegeven om nader medisch onderzoek te laten verrichten naar de doodsoorzaak van E. en om het rapport van dr. Schumacher in te dienen. Dr. Schumacher concludeerde dat de dood van E. het gevolg was van een ernstig zuurstoftekort door belemmerde ademhaling, veroorzaakt door de manier waarop E. was geboeid en vervoerd. Echter, het hof oordeelde dat deze conclusie niet werd ondersteund door de feiten in het dossier en dat er geen aanwijzingen waren dat de politie strafrechtelijk verwijtbaar had gehandeld.
Het hof heeft de bevindingen van andere deskundigen, waaronder dr. Rouse en mr. dr. C. Das, in overweging genomen. Volgens Das was de dood van E. het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder overmatig cocaïnegebruik en uitputting. Het hof concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor een strafrechtelijk verwijt aan de politie en dat het beklag van klaagster moest worden afgewezen. De beschikking werd gegeven door de vijfde meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. Mevis verhinderd was om mede te ondertekenen.