3.5.1. Ter bespreking van deze grieven zal het hof eerst de
tussen partijen gesloten overeenkomst en de omstandigheden
waarin deze tot stand kwam onderzoeken. In dit verband kan het
volgende worden vastgesteld:
- in de akte waarin in 1981 aan de Gemeente een voorkeurs
recht tot koop van het [ X ]-complex wordt verleend,
staat geen bestemming opgenomen; ook is niet bepaald of bij
de taxatie van de waarde met een bepaalde bestemming en/of
verontreiniging van de bodem rekening moet worden gehouden.
Uit de akte blijkt dat eerst [ X ] zal beslissen of zij
het complex tegen de getaxeerde waarde te koop wil aanbie
den en dat daarna de Gemeente omtrent dit aanbod bij raads
besluit kan beslissen;
op 26 september 1986 hebben de makelaars, tevens taxateurs,
J.M. Strijbis en A. den Hartog de waarde van het [ X ]
complex getaxeerd op f 8.275.000,—. In het rapport wordt
melding gemaakt van een ontwerpbestemmingsplan Bakenes,
rolnumrner 661/02 8
waarin woondoeleinden, i1kantoorbedrij t sbestern
ming, opslag en stalling als voorgestelde bestemmingen
staan genoemd. Bij de waardering zijn de deskundigen uit
gegaan van
“het meest gerede gebruik voor de verschillende onderde
len van het complex, daarbij enerzijds lettend op de ge
bruiksmogelijkheden qua indeling, constructie en bouwaard
van de gebouwen en anderzijds op de beoogde bestemmingen,
in het ontwerpbestemmingsplan “Bakenes” genoemd”;
in de transportakte van 1
december 1987 wordt vermeld dat
deze geschiedt ter uitvoering van de tussen partijen be
staande koopovereenkomst. Een bestemming van het verkochte
is niet vermeld. Wel zijn onder meer de bepalingen opgeno
men zoals weergegeven onder 3.1.3);
uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de
redenen die tot verkoop van het complex door [ X ] en
tot aankoop ervan door de Gemeente hebben geleid, maakt het
hof het volgende op. Vanaf midden jaren vijftig is [ X ]
gaan denken aan uitbreiding van het bedrijf door nieuwbouw
in de Waarderpolder. Ter uitvoering van dit voornemen vin
den in 1959 daarover besprekingen plaats met de Gemeente.
In de periode 1965-1986 wordt in vijf transacties 69.740 m2
grond in de Waarderpolder voor totaal f 4.907.942,- door de
Gemeente aan [ X ] verkocht en overgedragen. Ten aanzien
van de aankoopredenen bij de Gemeente moet worden geconclu
deerd dat de Gemeente de (voor [ X ] kenbare) bedoeling
had ‘vaste greep’ op het complex te krijgen en dat zij dit
historische en centrale deel van Haarlem wilde ontwikkelen
voor stadsvernieuwing (onder meer memorie van grieven, pag.
5). Daarbij stond, noch in 1981 noch in 1987, de Gemeente
een specifiek gebruik van het complex voor ogen, anders dan
ro1nunner 661/02 9
dat de aankoop zou moeten dienen voor verbetering en ver
sterking van de binnenstad van Haarlem (memorie van grie
ven, pag. 11) .
Voor [ X ] is het —
zo moet eveneens wor
den geconcludeerd - daarbij niet duidelijk geweest (en be
hoefde dit ook niet te zijn) dat de stadsvernieuwingsplan
nen van de Gemeente noodzakelijk meebrachten dat het com
plex zou worden gesloopt en dat ter plaatse nieuwbouw en
een (ondergrondse) parkeergarage tot stand zouden worden
gebracht. Het hof wijst in dit verband op hetgeen de taxa
teurs omtrent de bestemming verklaren (“daarbij enerzijds
lettend op de gebruiksmogelijkheden qua indeling, constructie en
bouwaard van de gebouwen”), alsmede op het feit dat —
naar onbetwist is gesteld —een deel van het [ X ]-complex
een monument was in de zin van de Monumentenwet en een deel
was bestempeld tot ‘beschermd stadsezicht’, hetgeen sloopplannen
van het complex zou (kunnen) bemoeilijken. Voor zo
ver de Gemeente omtrent een overeengekomen bestemming meer
of anders heeft gesteld, zijn die stellingen door [ X ]
gemotiveerd betwist en is daarvan geen (specifiek) bewijs
aangeboden. Het hof wijst erop dat ook in het rapport Ce
rutti geen steun voor de stelling van de Gemeente is te
vinden. Het tegendeel is, gelet op onder meer het geschre
vene op pagina 19 (tekst onder het hoofdje “Taxatie”) , eer
der het geval.