ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ9243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218/06 KG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in verband met EG-betekeningsverordening

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep in een kort geding. De appellant, wonende te Amersfoort, had een procedure aangespannen tegen de vennootschap METALLIT GMBH SPEZIAL-SCHWEISSTECHNIK FABRIKATION VERTRIEBSERVICE, gevestigd in Bielefeld, Duitsland. De kern van het geschil betrof de vraag of de betekening van het appel-exploot correct had plaatsgevonden volgens de voorschriften van de EG-betekeningsverordening. Het hof oordeelde dat er niet voldaan was aan de vereisten van deze verordening, wat leidde tot de conclusie dat er in het geheel geen dagvaarding was betekend. Dit betekende dat de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep.

De procedure begon met een tussenarrest van 15 juni 2006, waarin het hof al had aangegeven dat de betekening niet voldeed aan de wettelijke eisen. De appellant erkende dat er een gebrek was in de betekening, maar stelde dat de geïntimeerde, METALLIT, niet in haar belangen was geschaad omdat zij in hoger beroep was verschenen en verweer had gevoerd. Het hof verwierp dit standpunt en benadrukte dat de EG-betekeningsverordening geen ruimte laat voor de opvatting dat een partij die een Nederlandse advocaat heeft ingeschakeld, geacht kan worden woonplaats te hebben gekozen in Nederland.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de appellant niet kon worden ontvangen in zijn hoger beroep en dat hij de kosten van de procedure diende te dragen. De kosten werden begroot op € 248,- aan verschotten en € 1.341,- voor salaris van de procureur. Het arrest werd uitgesproken op 7 december 2006 door de rechters N. van Lingen, J.H. Huijzer en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te Amersfoort,
APPELLANT,
procureur: mr. Ch.M. de Ruiter.
t e g e n
de vennootschap naar Duits recht METALLIT GMBH SPEZIAL-SCHWEISSTECHNIK FABRIKATION VERTRIEBSERVICE,
gevestigd te Bielefeld, Duitsland
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. J.W. van Rijswijk.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en Metallit genoemd.
Voor het verloop van het geding tot het door dit hof gewezen tussenarrest van 15 juni 2006 wordt naar dat tussenarrest verwezen.
Partijen hebben ieder een akte genomen, eerst [appellant] en daarna Metallit.
Vervolgens hebben partijen de stukken van het geding in beide instanties wederom aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. De ontvankelijkheid van het appel
2.1. Het hof verwijst naar hetgeen in zijn tussenarrest van 15 juni 2006 is overwogen en beslist. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten omtrent de vraag of [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep nu niet gesteld of gebleken is dat in het kader van het uitbrengen van het appelexploit is voldaan aan het bepaalde in de EG-betekeningsverordening zoals uitgewerkt in artikel 56 lid 3 Rv.
2.2. [Appellant] erkent op zichzelf dat er aan de betekening van het appelexploit, dat ten kantore van de advoocaat is uitgebracht die voor Metallit in eerste aanleg optrad, een gebrek kleeft doch stelt zich op het standpunt dat Metallit, die in hoger beroep is verschenen en verweer heeft gevoerd, daardoor niet in haar belangen is geschaad en er daarom geen grond is om hem in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3. Dit standpunt moet worden verworpen. Ingevolge de EG-betekeningsverordening dient de betekening en kennisgeving van stukken plaats te vinden in het land van degene voor wie deze bestemd zijn. De verordening laat geen ruimte voor de opvatting dat een partij die ten behoeve van een procedure woonplaats heeft gekozen bij een Nederlandse advocaat of procureur geacht wordt woonplaats te hebben gekozen in Nederland, waardoor zich geen grensoverschrijdende betekening voordoet en de verordening buiten toepassing kan blijven (vgl. het reeds in het tussenarrest genoemde arrest van deze kamer van het hof van 25 maart 2004).
Een en ander brengt mee dat indien, zoals in het onderhavig geval, niet voldaan is aan de voorschriften van de EG-verordening zoals uitgewerkt in artikel 56 lid 3 Rv, er in het geheel geen dagvaarding is betekend, zodat ook geen sprake is van een exploot met een gebrek dat zich voor herstel zou kunnen lenen.
2.4. Dit brengt mee dat [appellant] in zijn appel niet kan worden ontvangen. Als in het ongelijk gestelde partij dient hij de kosten van de procedure in hoger beroep te dragen.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart [appellant] niet-onvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Metallit begroot op € 248,- aan verschotten en € 1.341,- voor salaris procureur;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. N. van Lingen, J.H. Huijzer en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 december 2006.