ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ6085

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1081/06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van verstekvonnis en executiebevoegdheid in huurgeschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding tussen de Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam (AWM) en huurder X. AWM is in appel gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Haarlem, waarin X was vrijgesteld van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis dat haar verplichtte de woning te ontruimen. Het verstekvonnis was op 6 april 2006 uitgesproken en betekend op 25 april 2006, met een aankondiging van ontruiming op 10 mei 2006. X had de voorzieningenrechter verzocht om de executie van het verstekvonnis te schorsen, wat gedeeltelijk werd toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat AWM misbruik maakte van haar executiebevoegdheid.

In hoger beroep heeft AWM vier grieven aangevoerd en verzocht het vonnis van de voorzieningenrechter te vernietigen. X heeft de grieven bestreden en verzocht het vonnis te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten uit het vonnis van de voorzieningenrechter overgenomen, aangezien daarover geen geschil bestond. Het hof oordeelde dat het verweer van X niet evident gegrond was en dat er geen noodtoestand was die de schorsing van de executie rechtvaardigde. Het hof concludeerde dat AWM niet onterecht haar executiebevoegdheid had uitgeoefend.

Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vordering van X af. X werd veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, die op € 775,00 in eerste aanleg en € 1.277,62 in hoger beroep werden begroot. Het arrest werd op 26 oktober 2006 uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de vereniging ALGEMENE WONINGBOUWVERENIGING MONNICKENDAM,
gevestigd te Monnickendam, gemeente Waterland,
APPELLANTE,
procureur: mr. E. van der Hoeden,
t e g e n
X,
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. A.J. van Raalte.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna AWM en X genoemd.
Bij exploot van 20 juni 2006 is AWM in appel gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Haarlem van 30 mei 2006, in kort geding onder zaaknummer/rolnummer 124144/KG ZA 06-210 gewezen tussen X als eiseres en AWM als gedaagde. Het appelexploot bevat de grieven.
AWM heeft overeenkomstig het appelexploot tegen het vonnis waarvan beroep vier grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar toe zal staan – ook hangende de verzetprocedure – het tegen X gewezen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter te Zaandam van 6 april 2006 ten uitvoer te leggen, met veroordeling van X in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft X de grieven bestreden, een productie overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van AWM in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van het geding in beide instanties.
2. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in overweging 2 onder 2.1 tot en met 2.6 een opsomming gegeven van de feiten waarvan in dit geding wordt uitgegaan. Hieromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat, voorzover thans nog van belang, om het volgende. X huurde sinds januari 2003 van AWM de woning aan de [straat] te [plaats] (hierna: de woning). Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem van 6 april 2006 (hierna: het verstekvonnis) is X veroordeeld tot, kort gezegd, ontruiming van de woning en betaling van de verschuldigde huurtermijnen vermeerderd met de kosten. Op 25 april 2006 is het verstekvonnis aan X betekend met aanzegging dat de ontruiming zal plaatsvinden op 10 mei 2006.
3.2. Daarop heeft X bij de dit geding inleidende dagvaarding gevorderd AWM op straffe van een dwangsom te gebieden de executie van het verstekvonnis te staken. De voorzieningenrechter heeft die vordering in zoverre toegewezen dat hij de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis heeft geschorst totdat in de in te stellen verzetprocedure in eerste aanleg bij eindvonnis zal zijn beslist, met bepaling dat aan de schorsing geen rechten kunnen worden ontleend indien het verzet niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingesteld en met bepaling dat AWM, indien zij in strijd handelt met die schorsing, dwangsommen verbeurt tot een maximum van € 5.000,-, met veroordeling van AWM in de proceskosten.
3.3. Na het fourneren van de processtukken voor arrest heeft de procureur van AWM bij brief van 6 september 2006 aan het hof een kopie doen toekomen van het in de verzetprocedure gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem van 24 augustus 2006, met kopie van zijn brief aan de procureur van X. In dat vonnis heeft de kantonrechter, kort gezegd, het verzet van X ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd, met veroordeling van X in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad. In verband met deze uitspraak heeft de procureur van AWM verzocht de vordering in appel thans zo te lezen dat nog slechts wordt gevraagd het bestreden vonnis te vernietigen voor wat betreft de daarin uitgesproken kostenveroordeling, onder handhaving van het verzoek om X te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
3.4. In verband met de proceskostenveroordeling van AWM in het bestreden vonnis dient te worden beoordeeld of de voorzieningenrechter op goede grond tot zijn beslissing is gekomen. De vraag dient derhalve te worden beantwoord of kan worden gezegd dat AWM door de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis in de gegeven omstandigheden misbruik zou hebben gemaakt van haar executiebevoegdheid. Het hof beantwoordt deze vraag, anders dan de voorzieningenrechter, in negatieve zin. Het door X in dit geding naar voren gebrachte, in het kader van de verzetprocedure aan te voeren, verweer is niet evident gegrond, zoals ook volgt uit hetgeen de voorzieningenrechter in zijn vonnis onder 4.5 heeft overwogen. Dat X deze weren, die in de verzetprocedure zijn verworpen, nog niet naar voren had kunnen brengen, is onvoldoende om een noodtoestand aan te nemen. Voor het oordeel dat AWM voorafgaand aan de verzetprocedure naar redelijkheid niet tot de uitoefening van haar executiebevoegdheid kon komen is dan ook onvoldoende grond. Dit brengt reeds mee dat het vonnis van de voorzieningenrechter niet in stand kan blijven.
3.5. De grieven, die verder geen afzonderlijke behandeling behoeven, slagen derhalve. Het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd en de vordering van X dient alsnog te worden afgewezen. X zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende,
wijst de vordering van X af;
veroordeelt X in de kosten van het geding in beide instanties, tot op deze uitspraak aan de zijde van AWM begroot op in eerste aanleg € 775,00 en in hoger beroep € 1.277,62;
verklaart dit arrest wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, N. van Lingen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 oktober 2006.