ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ5584
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen-Poortvliet
- L.H.A.M. Voncken
- F.A.A. Duynstee
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vernietiging erkenning door bijzonder curator in familiezaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2006, gaat het om een hoger beroep van de bijzonder curator over de afwijzing van haar verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de man. De bijzonder curator, die optreedt in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de minderjarige, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 29 maart 2006 aangevochten. De rechtbank had eerder het verzoek van de curator afgewezen, waarbij de man de minderjarige in 2000 had erkend. De vrouw, de moeder van de minderjarige, heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige verblijft bij haar.
De bijzonder curator stelt dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is en dat het in het belang van de minderjarige is om de juridische band met de man te verbreken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek van de curator, onder verwijzing naar het belang van de minderjarige en de omstandigheden van de zaak. De man heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde de biologische vader te zijn, maar later heeft vernomen dat dit niet het geval is.
Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de man niet de biologische vader is. De bijzonder curator heeft geen DNA-onderzoek aangevraagd om haar vermoedens te onderbouwen. Het hof benadrukt het belang van de minderjarige om te weten van wie hij afstamt, maar concludeert dat de vermoedens van de curator niet voldoende zijn onderbouwd. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de bijzonder curator tot vernietiging van de erkenning wordt afgewezen.