ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2710
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring beroep tegen douaneschuld en valsheid in geschrifte
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2006, betreft het een beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De belanghebbende was eerder veroordeeld door het Hof te 's-Gravenhage voor het valselijk opmaken van douanedocumenten, specifiek T1-documenten, en had zijn grieven tegen de uitspraak op bezwaar laten varen. De inspecteur had op 28 januari 1998 uitnodigingen tot betaling gestuurd, omdat de belanghebbende betrokken was bij een criminele organisatie die gebruik maakte van vervalste documenten om goederen naar Zwitserland te vervoeren zonder deze aan de douane aan te geven.
De FIOD had een onderzoek ingesteld naar deze zendingen en had vastgesteld dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband waarin de belanghebbende een leidinggevende rol vervulde. De Douanekamer van het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de belanghebbende zijn grieven heeft laten varen en dat het beroep derhalve ongegrond is. De uitspraak van de Douanekamer is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.
De zaak illustreert de ernst van valsheid in geschrifte in het douanerecht en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen. De Douanekamer heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat aangeeft dat de kosten voor de procedure niet verhaald worden op de inspecteur.