ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1857

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/04423
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring in belastingzaak inzake reinigingsrechten en afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2006 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van de belanghebbende in zijn beroep tegen de aanslag afvalstoffenheffing (AFV) voor het jaar 2003. De belanghebbende, een alleenstaande ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente Amsterdam opgelegde reinigingsrechten voor bedrijfsvuil (REIN) en de afvalstoffenheffing. De belanghebbende stelde dat hij te veel had betaald en dat de gemeente onduidelijkheid had gecreëerd over de procedurele aspecten van zijn bezwaar. Het Hof oordeelde dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was, omdat de belanghebbende in de veronderstelling verkeerde dat er nog uitspraak op bezwaar zou worden gedaan. Het Hof concludeerde dat de handelwijze van de gemeente niet zorgvuldig was en dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest. Het verzet werd gegrond verklaard, en het Hof besloot dat beide heffingen, REIN en AFV, gelijktijdig behandeld zouden worden om verdere verwarring te voorkomen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de gemeente naar belastingplichtigen en de noodzaak om verwarring over heffingen te vermijden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK OP VERZETSCHRIFT
1. Op 9 september 2005 is ter griffie van het Gerechtshof een verzetschrift ingekomen van X. te Z., belanghebbende. Het verzet is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door het Hof gedane uitspraak, gedagtekend en ter post bezorgd op 30 augustus 2005.
2. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de directeur van de Dienst Belastingen van de gemeente Amsterdam, verweerder A, gedagtekend 14 september 2004, betreffende de aanslag in de afvalstoffenheffing (AFV) voor het jaar 2003. Bij de onder 1. vermelde uitspraak is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, met de overweging dat het beroepschrift niet is ontvangen binnen de bij artikel 6:7 van de Awb juncto artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gestelde termijn van zes weken nadat de uitspraak is gedagtekend.
3. Het verzet is behandeld ter zitting van 19 september 2006.
4.1. Het Hof stelt voorop dat belanghebbendes beroep formeel de uitspraak van verweerder A inzake de AFV 2003 betreft, maar dat belanghebbende in feite bezwaren heeft tegen het door de heffingsambtenaar van stadsdeel Bos en Lommer, verweerder B, geheven reinigingsrecht bedrijfsvuil (REIN) over het jaar 2003 (en eerdere jaren).
De toevallig bij de mondelinge behandeling - met instemming van belanghebbende - aan-wezige medewerker van verweerder A heeft na de zitting overleg gevoerd met verweerder B over de REIN 2003, maar zulks heeft niet tot een oplossing geleid. Mitsdien zal het Hof uit-spraak op het verzetschrift doen.
Om te voorkomen dat belanghebbende - als gevolg van met name de handelwijze van ver-weerder A (zie 5.5) - in een woud van formele regels verstrikt raakt, acht het Hof het wen-selijk om uitvoerig en deels ten overvloede uit de doeken te doen hoe naar zijn voorlopig oor-deel na deze uitspraak de processuele positie van belanghebbende en de beide heffingsambte-naren is.
4.2. Het Hof gaat er in het navolgende vooralsnog vanuit dat de op de website van de Gemeente Amsterdam gepubliceerde ‘Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil westelijk havengebied 2003’, in 2003 rechtskracht had. Die verordening bepaalt kort gezegd dat bij wege van een nota van de NUON
- onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ een belasting wordt geheven van degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen; en
- onder de naam ‘reinigingsrecht bedrijfsvuil’ een recht wordt geheven ten behoeve van degene van wie de door of vanwege de gemeente verstrekte dienst, te weten het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, wordt verricht.
4.3. Tevens gaat het Hof er vooralsnog van uit dat met de op de jaarafrekening voorkomende woorden ‘Reinigingsrecht Std Bos en Lommer’ (zie 4.6) bedoeld wordt de krachtens voor-melde verordening geheven REIN, alsmede dat verweerder A betreffende de AFV en ver-weerder B betreffende de REIN tot en met 2003 bevoegd was te heffen en uitspraak op bezwaar te doen.
4.4. Tot het dossier behoren onder andere de in de volgende drie tabellen vermelde geding-stukken:
Heffingsjaar 2003
Gedingstuknr. / d.d. betreffende Omschrijving Bedrag
1 23 juli 2003 o.a. REIN
(o.a. 1e halfjaar) Deel jaarafrekening van NUON € 263,16
2 23 juli 2004 o.a. REIN
(2e halfjaar) Deel jaarafrekening van NUON (met toelich-ting/rechtsmiddel-verwijzing) € 263,16
3 25 juli 2004 REIN Bezwaarschrift REIN 2e halfjaar € 304,11
4 14 september 2004 ? AFV Uitspraak op bezwaarschrift door verweerder A ongegrond
? REIN Bericht van doorzending door verweerder A van bezwaarschrift naar verweerder B
5 26 oktober 2004 REIN /AFV Beroepschrift belanghebbende -/- € 312,54
6 15 juli 2005 AFV Verweerschrift van verweerder A
7 30 augustus 2005 AFV Uitspraak Hof (vereenvoudigde afdoening)
8 9 september 2005 AFV Verzetschrift
9 20 september 2005 REIN Brief verweerder B aan belanghebbende
10 9 september 2006 REIN Brief belanghebbende aan Hof
Heffingsjaar 2004
Gedingstuknr. / d.d. betreffende Omschrijving Bedrag
11 30 juni 2004 o.a. AFV Aanslagbiljet van verweerder A € 213,78
12 31 juli 2005 REIN Aanslagbiljet van verweerder B € 626,32
13 5 augustus 2005 REIN Uitspraak op bezwaarschrift betreffende de REIN door verweerder A Verminde-ring tot € 0
Heffingsjaar 2005
Gedingstuknr. / d.d. betreffende Omschrijving Bedrag
14 30 juni 2005 REIN Aanslagbiljet van verweerder B € 482,95
15 5 juli 2005 REIN Bezwaarschrift
16 5 augustus 2005 REIN Uitspraak op bezwaarschrift door verweerder A Verminde-ring tot € 0
4.5. In de specificatie van de aan belanghebbende gezonden jaarafrekening van NUON over de periode 18 juli 2002 tot en met 17 juli 2003 (gedingstuknr. 1) staat:
Datum 23 juli 2003
Factuur 44444444444
(…)
Klantnummer 11111111
(…)
Gefactureerd voor derden Periode van / tot Aantal Prijs Bedrag excl. btw
Reinigingsrecht Std Bos en Lom 18-07-2002 / 31-12-2002 6,00 mnd € 41,05 € 246,30
Reinigingsrecht Std Bos en Lom 01-01-2003 / 17-07-2003 6,00 mnd € 43,86 € 263,16
4.6. In de specificatie van de aan belanghebbende gezonden jaarafrekening van NUON over de periode 18 juli 2003 tot en met 17 juli 2004 (gedingstuknr. 2) staat:
Jaarafrekening
voor TECHBUR X
Voor het adres A-weg 1
AMSTERDAM
klantnummer 11111111
datum 23 juli 2004
factuur 22222222222
TECHBUR X
A-weg 1
AMSTERDAM
Geachte heer/mevrouw,
Dit is uw jaarafrekening over de afgelopen periode. U ontvangt deze factuur (…) namens de Nuon-bedrijven, Continuon Netbeheer en eventuele andere bedrijven. (…)
3. Gefactureerd voor andere bedrijven
Bedrijf en periode verbruik gemiddelde prijs bedrag ex. Btw
Reinigingsrecht Std Bos en Lommer
18-07-2003-31-12-2003 6,00 mnd € 43,860000 € 263,16
4.7. De jaarafrekening onder 4.6 bevat een bijsluiter waarin staat:
Toelichting bij de heffingen op de jaarafrekening van Nuon
Hierbij ontvangt u de jaarlijkse afrekening van Nuon. Naast de kosten voor gas en electra zijn u tot l januari 2004 ook de Afvalstoffenheffing en/of Verontreinigingsheffing (WVO) in rekening gebracht. Voor de WVO heeft u voor het betreffende belastingjaar een afzonderlijke aanslag ontvangen. Het kan zijn dat u voor één of meerdere heffingen in (een gedeelte van) 2003 vrijstelling heeft gekregen. In dat geval staat op uw jaarafrekening geen bedrag vermeld bij de rubriek ‘gefactureerd voor derden’. Vanaf 2004 zal de Dienst Belastingen van de gemeente Amsterdam bovengenoemde heffingen via een gecom-bineerde aanslag bij u in rekening brengen.
Bezwaar tegen de ‘meeliftheffingen’
Indien u het niet eens bent met één of meerdere heffingen op uw energierekening, dan kunt u hiertegen een bezwaarschrift indienen. Een bezwaarschrift moet binnen 6 weken na dagtekening worden ingediend. Is de termijn dat u een bezwaarschrift kon indienen verstreken, dan wordt uw bezwaarschrift toch behan-deld. U kunt echter tegen de uitspraak dan niet meer in beroep. Voor de Afvalstoffenheffing richt u uw bezwaarschrift tegen deze jaarafrekening aan de ambtenaar belast met de Afvalstoffenheffing van de Gemeente Amsterdam. Voor de WVO kunt u uw bezwaarschrift indienen naar aanleiding van het aan-slagbiljet dat u over belastingjaar 2003 heeft ontvangen. U dient het bezwaarschrift te richten aan de ambtenaar belast met de WVO van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
In beide gevallen verstuurt u uw bezwaarschrift p/a
Dienst Belastingen, Postbus 23475. 1100 DZ Amsterdam Zuidoost. (…)
De directeur
Dienst Belastingen.
Op de pagina’s van de jaarafrekening die belanghebbende heeft ingebracht, komt geen AFV of Verontreinigingsheffing voor.
4.8. Bij brief van 25 juli 2004 (gedingstuknr. 3) maakt belanghebbende bezwaar. In het bezwaarschrift staat:
Bezwaarschrift.
Betreft; Jaarafrekening NUON 2003, factuur 4444444444, factuurdatum 23 juli 2004, klantnummer 11111111.
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij laat ik u weten bezwaar te hebben tegen de mij ten onrechte berekend bedrag voor heffing Reini-gingsrecht AFV. Stadsdeel Bos en Lommer, op bovengenoemde jaarafrekening, zijnde € 263,16 over de periode 18-7-2003 t/m 31-12-2003.
Gelet op de grondslag/waarde (1 persoonshuishouden) moet dit zijn € 213,78 per jaar, zoals uw gecom-bineerde aanslag 2004 laat zien [Hof: gedingstuknr. 12].
4.9. Met dagtekening 14 september 2004 stuurt verweerder A belanghebbende de volgende brief (gedingstuknr. 4):
Onderwerp Uitspraak op bezwaar
In antwoord op uw bezwaarschrift, dat ik ontvangen heb op 27-07-2004, bericht ik u het volgende.
Het bezwaarschrift is op tijd ingediend. U bent ontvankelijk in uw bezwaar.
Belastingplichtig voor de Afvalstoffenheffing is degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel, waar de gemeente verplicht is het huisvuil op te halen.
Een alleenwonende komt in aanmerking voor restitutie van Afvalstoffenheffing en / of Watergeld als hij of zij een geheel kalenderjaar (januari t/m december) de enige is die is ingeschreven op haar of zijn adres in het bevolkingsregister. Daarnaast moet voor het perceel de energienota op naam van de alleenwonende staan.
De uitspraak op uw bezwaarschrift Afvalstoffenheffing, periode 01-01-2003 t/m 31-12-2003 luidt als volgt:
Uw verzoek is afgewezen.
Na onderzoek is gebleken dat er reinigingsrechten in rekening worden gebracht. Wij zijn niet bevoegd uw verzoek af te handelen.
Uw verzoek is doorgestuurd naar:
Stadsdeel Bos en Lommer
Kabelweg 2
1014BA Amsterdam
De brief eindigt met een rechtsmiddelverwijzing.
4.10. Op 26 oktober 2006 komt belanghebbende tegen bovenstaande uitspraak bij het Hof in beroep (gedingstuknr. 5). In het beroepschrift schrijft belanghebbende:
Beroepschrift
Betreft: Uitspraak op bezwaarschrift van 14 september 2004 (…)
Hiermee doe ik in beroep gaan tegen bovengenoemde uitspraak (…) inzake het door NUON in rekening gebrachte heffing Reinigingsrecht AFV met jaarafrekening 2003, factuur 4444444444, factuurdatum 23 juli 2004, klantnummer 11111111.
Ik laat u weten bezwaar te hebben tegen de mij ten onrechte berekend bedrag voor
heffing Reinigingsrecht AFV. Stadsdeel Bos en Lommer, op bovengenoemde jaarafrekening, zijnde € 263,16 over de periode 18-7-2003 t/m 31-12-2003, alsmede de periode 1-1-2003 t/m 17-7-2003.
Gelet op de grondslag/waarde ( 1 persoonshuishouden) moet dit zijn € 213,78 per jaar, zoals de gecombi-neerde aanslag 2004 laat zien (…).
Door energiebedrijf NUON berekende heffing Reinigingsrecht voor 2003 is (…)
Eerste halfjaar 2003 (…) € 263,16
Tweede halfjaar 2003 (…) - 263 16
€ 526,32
Moet zijn - 213,78
Te veel betaald € 312,54
Eveneens laat ik u weten dat ik vanaf 1983 alleenwonend ben en wat betreft het karakter van mijn onder-neming, een eenmanszaak zonder personeel, is op dit adres alleen kantoor binnen mijn woonruimte gevestigd.
4.11. Het Hof heeft verweerder A in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. In het op 15 juli 2006 gedagtekende verweerschrift (gedingstuknr. 6) staat:
Verweerschrift naar aanleiding van het beroepschrift van X te Amsterdam, met betrekking tot aanslag Afvalstoffenheffing 2003, onder aanslagnummer AWR-BZW-242028-45683 van de gemeente Amsterdam.
Edelgrootachtbaar College, (…)
Ontvankelijkheid (…)
Afvalstoffenheffing 2003, aanslagnummer AWR-BZW-242028-45683
De aanslag is gedagtekend: 23-07-2004
Een bezwaarschrift werd ontvangen op: 27-07-2004
De uitspraak op bezwaarschrift heeft als dagtekening: 14-09-2004
Het beroepschrift is ter Griffie ingekomen: 28-10-2004
M.i. heeft belanghebbende zijn bezwaarschrift tijdig ingediend. Het beroepschrift werd na het verstrijken van de termijn van zes weken na dagtekening van de uitspraak op bezwaarschrift, gefaxt. M.i. is daarmee dit beroep niet ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling kan niet toegekomen worden.
Conclusie
Ik concludeer tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. (…)
De aanslag
De belasting werd geheven door middel van "meeliften" via het energiebedrijf. Bij belanghebbende werd Reinigingsrecht bedrijfsvuil geheven.
De grieven van belanghebbende.
Belanghebbende past de normen van de Afvalstoffenheffing toe op het Reinigingsrecht dat bij hem gehe-ven is.
De bestrijding van de grieven door de gemeente.
De grieven van belanghebbende zijn, evenals de berekening, niet geheel duidelijk. Ik hou het er voor-alsnog op dat belanghebbende twee heffingen door elkaar haalt. Ik moet het er vooralsnog voor houden dat de aanslag terecht is opgelegd. (…)
Hoogachtend,
Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen
De inspecteur fiscale zaken particulieren,
4.12. Op 30 augustus 2004 verklaart het Hof belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk in zijn beroep. Belanghebbende is hiertegen tijdig in verzet gekomen (zie 1 en 2).
4.13. Bij brief van 20 september 2005 bericht verweerder B belanghebbende als volgt (gedingstuknr. 9)
In uw brief d.d. 25-07-2004 tekent u bezwaar aan tegen het door de Nuon in rekening gebrachte bedrag voor het reinigingsrecht. Uw bezwaar geldt in eerste instantie voor de periode 8-7-2003 t/m 31-12-2003 maar daarna voor geheel 2003. Hierbij claimt u middels een berekening totaal € 304,11 teveel te hebben betaald. Als argument voert u de gecombineerde aanslag 2004 van de belastingdienst aan.
Allereerst onze excuses voor de late beantwoording van uw brief. Uw bezwaar is door omstandigheden pas op 28-04-2005 bij stadsdeel Bos en Lommer binnengekomen. Doordat ook het uitzoekwerk enige tijd in beslag nam kan ik u nu pas antwoorden.
In het pand op de A-weg 1 is zowel een bedrijf als een huishouden gevestigd. Het beleid van het stadsdeel is om daar waar er een bedrijf gevestigd is reinigingsheffing te heffen. Voor het reinigingsrecht kunt u tot 240 L afval per week aanbieden. Hiervoor dient u een afspraak te maken met het stadsdeel.
Onder voorwaarden kan ontheffing voor de reinigingsheffing verleend worden. Daarvoor moet u bewij-zen dat u uw afval op een andere wijze afvoerd. Het ontheffingsverzoek kunt u sturen aan de belasting-dienst.
De gecombineerde aanslag van de belastingdienst over 2004 is naar onze mening verkeerd. Dit was al begin 2004 aan de belastingdienst doorgegeven. Binnenkort zult u van de belastingdienst hierover nader bericht ontvangen.
De reinigingsheffing die via de Nuon wed geïnd was derhalve de juiste heffing. Er zal dan ook geen res-titutie van de reinigingsheffing plaatsvinden.
4.14. Op 9 september 2006 stuurt belanghebbende het Hof een brief met de volgende inhoud (gedingstuknr. 10)
Betreft: Nadere stukken m.b.t. zitting op 19 september 2006.
Uw kenmerk; BKBK 04/04423
aanslag/beschikking; AWR-BZW 242028-45633
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij doe ik U toekomen een brief van Stadsdeel Bos en Lommer gedateerd 20 sept. 2005, (bijna een jaar later dan de ontvankelijkheids periode van beroepschrift 28 okt. 2004) welk als bewijsstuk zal dienen op geargumenteerd verzet in Verzetschrift d.d. 9 sept. 2005.
Bij dit schrijven was gedingstuknummer 9 als bijlage gevoegd.
5.1. Het Hof is tot de volgende voorlopige oordelen gekomen:
1. gedingstuknummer 3 is een bezwaarschrift tegen de REIN over de periode 18 juli 2003 tot en met 31 december 2003;
2. gedingstuknummer 4 wordt gesplitst in:
I. een uitspraak op het bezwaarschrift betreffende de AFV 2003; en
II. een mededeling (als bedoeld in art. 6:15, lid 1 Awb) aan belanghebbende, inhou-dende dat zijn bezwaarschrift tegen de REIN (2e halfjaar) 2003 is doorgezonden naar verweerder B;
3. gedingstuknummer 5 is een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de AFV 2003;
4. gedingstuknummer 6 is een verweerschrift betreffende de AFV 2003;
5. gedingstuknummer 7 als een uitspraak betreffende de AFV 2003;
6. gedingstuknummer 8 is een verzetschrift tegen de uitspraak van het Hof betreffende de AFV 2003;
7. gedingstuknummer 9 is een uitspraak op bezwaar betreffende de REIN (2e halfjaar) 2003 (zie voorlopig oordeel 1);
8. gedingstuknummer 10 is een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de REIN (2e halfjaar) 2003.
5.2. Met betrekking tot de tijdigheid van belanghebbendes beroepschrift betreffende de AFV 2003 (zie voorlopig oordeel 3) overweegt het Hof als volgt. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (art. 6:7 Awb). Die termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dag-tekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (art. 26c Awr). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (art. 6:9 Awb).
5.3. Omdat de uitspraak op bezwaar op 14 september 2004 is bekendgemaakt en belangheb-bendes beroepschrift op 28 oktober 2004 door het Hof is ontvangen, is het beroepschrift na de termijn van zes weken, derhalve niet tijdig, ingediend. Het Hof voegt hieraan toe dat belang-hebbende niet gesteld heeft dat de dag van dagtekening van de uitspraak vóór de dag van de bekendmaking gelegen was.
5.4. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvan-kelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoor-deeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (art. 6:11 Awb).
5.5. Uit de gedingstukken - en dan met name uit het onder 4.9 weergegeven citaat ‘Uw ver-zoek is doorgestuurd naar: Stadsdeel Bos en Lommer’ - en hetgeen belanghebbende ter zitting heeft verklaard, leidt het Hof af dat belanghebbende aanvankelijk in de veronderstelling ver-keerde dat er nog uitspraak op bezwaar zou worden gedaan en dat hij daarop diende of in ie-der geval mocht wachten. Weliswaar was deze veronderstelling onjuist voor wat betreft de AFV 2003, maar dat kan hem gelet op de handelwijze van verweerder A niet worden aan-gerekend. De handelwijze van verweerder A is in meerdere opzichten immers onjuist en/of onvolledig en/of onzorgvuldig. Zo is de bijsluiter bij de jaarafrekening (zie 4.7) niet helder (zij bevat bijvoorbeeld geen mededelingen betreffende de REIN, maar wel een toelichting op heffingen die bij belanghebbende vermoedelijk niet via de jaarafrekening waren geheven, zodat niet duidelijk was of en bij wie belanghebbende bezwaar kon maken tegen de REIN 2003), betreft de uitspraak op bezwaar (gedingstuknr. 4) een heffing (te weten de AFV 2003) waartegen belanghebbende geen bezwaar had gemaakt (en welke heffing ook niet op de onder 4.6 vermelde jaarafrekening voorkwam) en is de tekst van de uitspraak niet helder (zo staat er in de uitspraak ‘uw verzoek is afgewezen’, in plaats van ‘uw bezwaren zijn ongegrond ver-klaard’ of woorden van gelijke strekking).
Derhalve is het Hof van oordeel dat de reden die belanghebbende voor de termijnoverschrij-ding aanvoert, een feit of omstandigheid is op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
5.6. Mitsdien concludeert het Hof dat niet-ontvankelijkverklaring van het beroepschrift ach-terwege dient te blijven. Het verzet is derhalve gegrond.
5.7. Voorzover belanghebbende met het beroepschrift van 26 oktober 2004 (gedingstuknr. 5) beroep heeft aangetekend tegen de REIN (2e halfjaar) 2003 is het Hof vooralsnog van oordeel dat het beroep voortijdig en derhalve niet-ontvankelijk is. Immers op 26 oktober 2004 had de bevoegde ambtenaar (verweerder B) nog geen uitspraak op het bezwaarschrift gedaan en belanghebbende kon ook niet redelijkerwijs menen dat die ambtenaar dat wel gedaan had. Op dat punt was de brief van verweerder A (gedingstuknr. 4) vermoedelijk duidelijk en juist.
6.1. Het Hof voegt aan bovenstaande conclusie nog het volgende - ten overvloede - toe. Belanghebbendes beroep tegen de AFV 2003 zal tijdens een nieuwe mondeling behandeling door het Hof beoordeeld worden. Uit de voorlopige oordelen genummerd 1, 2.I en 3 vloeit echter tevens voort dat het beroepschrift van belanghebbende betrekking heeft op een heffing (te weten de AFV 2003) waartegen belanghebbende geen bezwaarschrift heeft ingediend. In-dien in het vervolg van dit geding blijkt dat ‘s Hofs hierboven onder 5.1 weergegeven voor-lopige oordelen juist zijn, is belanghebbendes beroep tegen de AFV 2003 weliswaar gegrond (en dient de uitspraak op bezwaar vernietigd te worden), maar heeft belanghebbende nog geen beoordeling gehad van zijn grieven tegen de REIN (2e halfjaar) 2003.
6.2. Uit de voorlopige oordelen 1, 2.II, 7 en 8 volgt dat belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend tegen de uitspraak van verweerder B op belanghebbendes bezwaarschrift betreffende de REIN (2e halfjaar) 2003.
Ook hier geldt vooralsnog dat uit de gedingstukken volgt dat belanghebbende dit beroep niet tijdig heeft ingediend (zie rechtsoverweging 5.2). Naar het voorlopig oordeel van het Hof kan echter vooralsnog niet geoordeeld worden dat het evident is dat belanghebbende niet-ontvan-kelijk is in zijn beroep. Allereerst omdat de uitspraak van verweerder B geen rechtsmiddel-verwijzing bevat en bovendien naar de vorm geen uitspraak op bezwaar is. Bovendien acht het Hof vooralsnog aannemelijk dat de verwarring die verweerder A geschapen heeft (zie rechtsoverweging 5.5) nog doorwerkte toen belanghebbende de brief van verweerder B ont-ving (gedingstuknr. 9). Ook het verweerschrift van verweerder A heeft bij belanghebbende verwarring gescha-pen. Zo vermeldt het als datum van de ‘aanslag’ AFV 2003 de datum van de jaarafrekening van NUON (waarop de AFV 2003 niet voorkwam), terwijl het vermelde aanslagnummer - kennelijk - het nummer is dat bij de aanslag AFV 2003 hoort. Naar het oor-deel van het Hof had het verweerder A bij het schrijven van het verweerschrift duidelijk moeten worden dat hij bij zijn uitspraak op bezwaar fouten had gemaakt (zie r.o. 5.5).
De verwarring die verweerder A geschapen heeft, kan deels aan verweerder B worden toe-gerekend, omdat het Stadsdeel Bos en Lommer en de Gemeente Amsterdam gezamenlijk een zekere verantwoordelijkheid dragen voor de - vooralsnog gecompliceerde - wijze waarop de bevoegdheden met betrekking tot de REIN en de AFV klaarblijkelijk verdeeld zijn.
Bij de verdere behandeling van het beroep inzake de REIN (2e halfjaar) 2003 zal de tijdigheid ervan aan de orde komen.
7.1. Het bovenstaande leidt ertoe dat het Hof de griffier het volgende zal opdragen:
7.2. Met betrekking tot verweerder A
Verweerder A wordt gelegenheid geboden om voor 12 november a.s. opnieuw een verweer-schrift betreffende belanghebbendes beroepschrift tegen de AFV 2003 in te dienen. Nadruk-kelijk wordt verweerder daarbij ook gevraagd:
- zich uit te laten over de onder 5.1 weergegeven voorlopige oordelen van het Hof;
- zich uit te laten over de vraag wie met betrekking tot de heffing van REIN 2003 bevoegd was, en
- bij het verweerschrift in drievoud te voegen:
- de relevante verordening(en), inclusief de wijzigingen;
- de beleidsbesluiten met betrekking tot de litigieuze heffing, en
- alle besluiten waarbij personen of functionarissen zijn gemandateerd met betrek-king tot de heffing van de REIN (over de jaren vanaf 2002 tot en met 2004).
Bij het schrijven aan verweerder A worden de in de drie tabellen genoemde bescheiden (zie 4.4), alsmede deze uitspraak, als bijlagen bijgevoegd.
7.3. Met betrekking tot verweerder B
Verweerder B wordt gelegenheid geboden om voor 12 november a.s. een verweerschrift betreffende belanghebbendes beroepschrift tegen de REIN (2e halfjaar) 2003 in te dienen. Na-drukkelijk wordt verweerder daarbij ook gevraagd:
- zich uit te laten over de onder 5.1 weergegeven voorlopige oordelen van het Hof;
- zich uit te laten over de vraag wie met betrekking tot de heffing van REIN 2003 bevoegd was;
- zich uit te laten over de vraag waarom kennelijk het standpunt wordt ingenomen dat aan-nemelijk is dat ten behoeve van belanghebbende periodiek bedrijfsafvalstoffen (dat wil zeggen stoffen die geen huishoudelijke afvalstoffen zijn) worden ingezameld; en
- bij het verweerschrift in drievoud te voegen:
- de relevante verordening(en), inclusief de wijzigingen;
- de beleidsbesluiten met betrekking tot de litigieuze heffing (als bedoeld in de brief van verweerder B van 20 september 2005), en
- alle besluiten waarbij personen of functionarissen zijn gemandateerd met betrek-king tot de heffing van REIN (over de jaren vanaf 2002 tot en met 2004).
Bij het schrijven aan verweerder B worden de in de drie tabellen genoemde bescheiden (zie 4.4), alsmede deze uitspraak, als bijlagen bijgevoegd.
7.4. Het Hof is voornemens - mits alle partijen daar te zijner tijd mee instemmen - beide beroepen van be-langhebbende (betreffende de REIN (2e halfjaar) 2003 en die betreffende de AFV 2003) - zo spoedig mo-gelijk en - gelijktijdig te behandelen. Tijdens de zitting zal het Hof verweerder A en verweer-der B tevens gelegenheid bieden om toe te lichten waarom bei-den met betrekking tot de REIN de verordening volstrekt verschillend uitleggen (ervan uit-gaande dat aan de heffing van REIN over de jaren 2003 tot en met 2005 in de kern dezelfde verordening ten grondslag ligt), dan wel terzake een volkomen verschillend beleid voeren. Immers verweerder A heeft de aansla-gen REIN 2004 en 2005 tot nihil teruggebracht, terwijl verweerder B - zonder dat sprake lijkt te zijn van een andere feiten - kennelijk persisteert bij zijn standpunt dat de REIN 2003 voor het juiste bedrag is geheven (zie gedingstuknr. 9).
7.5. Het Hof sluit niet uit dat zijn uitspraak ertoe leidt dat verweerder A en verweerder B met elkaar en - vervolgens - met belanghebbende in gesprek gaan om het geschil rondom de hef-fing van de REIN (2e halfjaar) 2003 (en eventueel eerdere jaren, zoals belanghebbende ter zitting van 19 september opmerkte) en de AFV 2003 op te lossen.
8. Beslissing:
Het Hof verklaart het verzet gegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 16 oktober 2006 door mr. P.F. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cas-satie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.