ECLI:NL:GHAMS:2006:AW3045

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/5773 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van Leucadendron Safari Sunset onder douanepost 0603 of 0604

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de indeling van afgesneden takken van de Leucadendron 'Safari Sunset' onder de juiste douanepost. Belanghebbende, een douane-expediteur, had de takken als loof zonder bloemen onder post 0604 91 90 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) aangegeven. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte deze indeling en stelde dat de takken onder post 0603, die bloemen, bloesems of bloemknoppen betreft, moesten worden ingedeeld. De inspecteur had monsters van het product genomen en advies ingewonnen bij het douanelaboratorium, dat concludeerde dat de takken bloemknoppen bevatten, hoewel deze onderontwikkeld waren.

Belanghebbende beriep zich op een Duitse bindende tariefinlichting (BTI) die het product als loof zonder bloemen beschreef. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende niet de rechthebbende was van de BTI en dat deze BTI niet bindend was voor de douaneautoriteiten ten aanzien van de goederen waarvoor de douaneformaliteiten werden vervuld na de datum van de BTI. Het Hof concludeerde dat de takken, ondanks de onderontwikkeling van de bloemknoppen, onder post 0603 moesten worden ingedeeld, omdat de objectieve kenmerken van het product dit vereisten.

De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve kenmerken van goederen bij de indeling onder douaneposten en bevestigt dat de bestemming van een product niet altijd bepalend is voor de indeling. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 02/5773 DK
de dato 4 april 2006
1. De procedure
1.1. Op 13 september 2002 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van A van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belasting-dienst/-Douane District P (hierna: de inspecteur) van 5 augustus 2002, kenmerk ..., inzake het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 6 februari 2001, nummer ... ten bedrage van f 62.298,90 ( € 28.270,01) aan douanerechten. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur de uitnodiging tot betaling verminderd met een bedrag van f 4.473 (€ 2.009,67). Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 14 januari 2003.
1.2. Van belanghebbende is door de griffier een griffierecht geheven van € 218. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op 4 juni 2003 heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek, ingekomen op 25 juli 2003.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 14 maart 2006 te Amsterdam. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaak welke bij de Douanekamer is geregistreerd onder nummer 02/5773 DK. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende B als gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de inspecteur C en D. Partijen hebben elk een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd. De Douanekamer rekent de pleitnota’s tot de stukken van het geding.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft gedurende de periode 1997 tot en met 2000 in opdracht van E B.V. diverse aangiften voor het vrije verkeer gedaan van afgesneden, verse takken van de Leucadendron “Safari Sunset” (verder ook: het product). Bij deze aangiften heeft belanghebbende het product telkens als loof zonder bloemen, bloesem of bloemknoppen onder post 0604 91 90 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (verder: GDT) aangegeven. De douane heeft de door belanghebbende aangegeven indeling gevolgd.
2.2. Ultimo 2000 heeft de inspecteur bij de importeur, E B.V., een zogeheten controle na invoer ingesteld waarbij – voor zover hier van belang – de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften voor het vrije verkeer gedurende het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 1999 (verder: het onderhavige tijdvak), is onderzocht. De inspecteur heeft bij dit onderzoek monsters genomen van het product en heeft de Belastingdienst/Douane Laboratorium (verder: het douanelaboratorium) verzocht om advies inzake de indeling van dit product. Het douanelaboratorium heeft de inspecteur bij brief van 8 januari 2001 onder meer als volgt geïnformeerd: “(…) Van de leucadendron heeft u mij twee takken toegestuurd. Ik heb deze vervolgens voorgelegd aan een deskundige van F. Expliciet is hem gevraagd of de aanwezige knop een bloemknop is of een bladknop. De (..)medewerker is geheel zeker dat het hier een bloemknop betreft. (…) De bloemknop is eindstandig en in het hart van de plant geplaatst. Wel zijn er ook bladknoppen waargenomen en wel in de okselbladeren, deze ontwikkelen zich verder als de bloem is uitgekomen. Of de tak met bloemknop ooit tot bloei zou kunnen komen is niet met zekerheid te zeggen. Uit het antwoord van de medewerker van F maak ik op dat het hier een product betreft van de post 0603. Het indelingsadvies luidt daarom: Andere, verse bloemknoppen zijnde leucadendron. adviesgoederencode: 0603.1080.20”
2.3. In het op 29 januari 2001 naar aanleiding van de onder 2.2 bedoelde controle opgestelde rapport heeft de inspecteur de conclusie van het laboratorium overgenomen en geconcludeerd dat: “(…) Gebleken is dat een aantal bloemen c.q. planten ten onrechte onder post 06.04 zijn ingedeeld. Het betreft hier de volgende soorten: (…) leucadendron. Deze moeten onder post 06.03 ingedeeld worden. (…)”. Op grond van de bevindingen tijdens de controle is de litigieuze uitnodiging tot betaling vastgesteld.
2.4. Naar aanleiding van het in de bezwaarfase gevoerde hoorgesprek heeft de inspecteur nogmaals een monster van het product genomen en heeft hij het douanelaboratorium opnieuw verzocht om advies betreffende de indeling daarvan. Bij brief van 25 januari 2002 heeft het douanelaboratorium de inspecteur medegedeeld dat informatie is ingewonnen bij twee instituten, te weten F en G. Op basis van de van deze instituten verkregen informatie concludeert het douanelaboratorium dat het product moet worden ingedeeld onder post 0603 10 80 90 van het GDT.
2.5. Naar aanleiding van het onder 2.4 bedoelde verzoek om informatie van het douanelaboratorium, waarbij de monsters van het product werden overgelegd, heeft F het douanelaboratorium bij brief van 24 januari 2002 als volgt geïnformeerd:
“(…) Uw vraag naar ons was om te onderzoeken of betreffende (…) Leucadendron safari sunset labnr V 20971 wel of geen bloemknoppen bevatten. In overleg met onze Wetenschappelijk Beheerder (…) zijn wij tot de volgende conclusie gekomen.
(…)
In tak V20971 zit technisch gesproken een bloemknop, maar de bloemknop is onderontwikkeld en zal ook nooit tot bloei kunnen komen. Conclusie: het handelt zich hier om een tak met een bloemknop die in het gebruik alleen maar kan dienen als loof.”.
2.6. G heeft op het onder 2.4 bedoelde verzoek, na onderzoek van overgelegde monsters, het douanelaboratorium bij brief van 27 december 2001, voor zover van belang, als volgt geïnformeerd.
“(..) Waarnemingen
1. Beide monsters bestonden uit afgesneden takken van Protaceae. Monster 1 bestond zeer waarschijnlijk en monster 2 zeker uit materiaal van het uit Zuid-Afrika afkomstige geslacht Leucadendron.
2. (…) Monster 2 heeft roodachtig gekleurde stengels en groen blad met soms een rode glans. De bladbreedte 4-5 (6) mm breed, kaal (onbehaard) blad.
(…)
4. Monster 2 bestaat uit stengels met een duidelijke bloemaanleg aan de top. Deze bloemaanleg is onvolledig ontwikkeld. Deze slecht ontwikkelde bloemaanleg is omringd met minder dan gewoonlijk bij deze cultivar roodachtig gekleurde schutbladeren. Het handelt hier om de in uw brief genoemde Leucadendron ‘Safari Sunset’. Leucadendron ‘Safari Sunset’ is een kruising tussen Leucadendron Leureolum en L. Salignum die als snijbloem voor de geel of rood gekleurde schutbladeren wordt gekweekt. Ik moet hierbij er op wijzen dat Leucadendron geen normale bloembladeren (petalen) vormt, maar de schutbladeren deze taak vervullen.
(…)
Conclusie
(…)
De in uw brief genoemde Leucodendron ‘Safari Sunset’ (monster 2) bestaat uit takken met duidelijke, maar onvolledig ontwikkelde bloemaanleg. De sierwaarde wordt zowel door normaal blad als de zwak gekleurde schutbladeren gevormd. Dit materiaal kan niet zonder meer als snijgroen geclassificeerd worden.”.
2.7. Tot de stukken van het geding behoort een bindende tariefinlichting, nummer DEM/470/01-1, met dagtekening 14 maart 2001 aan H GmbH afgegeven door de Oberfinanzdirektion Q (verder ook: de Duitse BTI) betreffende een product dat volgens vak 8 van de BTI de handelsbenaming “Leucadendrun Safari Sunset” heeft. In vak 7 van deze BTI is het betreffende product omschreven als:
“Frische Pflanzenteile,
- ca. 70 cm lange, verholzte Zweige ohne Gabelungen, mit wechselständig angeordneten, am oberen Zweigende etwas dichter stehenden ledrigen Blättern,
-Blattform schmal, länglich, Blattfarbe rötlich-grün bis rot,
-ohne Blüten oder Früchte,
- it. Antrag von der Art “Leucadendron Safari Sunset”,
zu Binde- und Zierzwecken.
“Zweige ohne Blüten und Blütenknospen, zu Bine- oder Zierzwecken, frisch, keine Moose oder Flechten (Leucadendron Safari Sunset)”
Het aldus omschreven product is in de Duitse BTI ingedeeld onder post 0604 91 90 van het GDT.
3. Het geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of het product met toepassing van de Duitse BTI moet worden ingedeeld onder tariefpost 0604 91 90 van het GDT hetgeen belanghebbende verdedigt en de inspecteur betwist. Indien deze vraag in de door de inspecteur voorgestane zin wordt beantwoord is tussen partijen in geschil of het product moet worden ingedeeld onder tariefpost 0604 91 90 van het GDT hetgeen belanghebbende verdedigt, dan wel onder tariefpost 0603 10 29 respectievelijk 0603 10 69 van het GDT hetgeen de inspecteur, naar de Douanekamer begrijpt, voorstaat.
3.2. De voor de beoordeling van het geschil relevante tariefposten luiden als volgt.
0603 Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd:
0603 10
0603 10 29
0603 1069 - vers:
-- van 1 juni tot en met 31 oktober:
(…)
--- andere
-- van 1 november tot en met 31 mei:
(…)
--- andere
0604 Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, zonder bloemen, bloesems of bloemknoppen, alsmede grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd:
0604 91
0604 9190 (…)
- andere:
-- vers:
(…)
--- andere
3.3. De GS toelichting op post 0603 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Afgesneden takken of twijgen van bomen, heesters of struiken, die bloemen, bloesems of bloemknoppen dragen (…) worden beschouwd als bloemen, bloesems of bloemknoppen bedoeld bij deze post. (…)”.
3.4. In de GS toelichting op post 0604 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Evenals post 06.03 omvat deze post mede bloemstukken (…) en dergelijke artikelen, samengesteld met loof, bladeren, twijgen, takken of andere delen van planten (…). Vorenbedoelde planten en plantendelen mogen, voor de toepassing van deze post, decoratieve vruchten dragen; indien zij evenwel bloemen, bloesems of bloemknoppen dragen, worden zij ingedeeld onder post 06.03. (…)”
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De Duitse BTI betreft hetzelfde product als het door belanghebbende voor het vrije verkeer aangegeven product. Dat blijkt uit de (handels)benaming die in vak 8 van de Duitse BTI is vermeld. Deze BTI geldt in de gehele Gemeenschap. Met een beroep op deze Duitse BTI dient het door belanghebbende voor het vrije verkeer aangegeven product dan ook onder post 0604 91 90 van het GDT te worden ingedeeld. Het is hierbij niet van belang dat de Duitse BTI is afgegeven op een tijdstip dat ná het tijdvak van de onderhavige importen ligt. De Duitse BTI geeft bevestiging dat het product correct getarifeerd is. Belanghebbende is weliswaar niet de rechthebbende van de Duitse BTI, maar zij meent daaraan wel rechten te kunnen ontlenen, nu in het Handboek Douane is aangegeven dat een belanghebbende die geen rechthebbende van de BTI is, maar aangifte doet voor dezelfde goederen als omschreven in een aan een ander afgegeven BTI, recht heeft op indeling van het product onder dezelfde tariefpost als de in de BTI voor het desbetreffende product vermelde tariefpost.
4.2. Het product moet worden ingedeeld in tariefpost 0604 91 90 van het GDT. De knoppen die door F en G zijn geconstateerd zijn geen bloemknoppen in de zin van het GDT, nu deze knoppen onderontwikkeld zijn en zich niet tot bloem kunnen ontwikkelen. Technisch gesproken is weliswaar een knop aanwezig, maar deze is naar algemeen spraakgebruik geen bloemknop, nu zich hieruit geen bloem kan ontwikkelen.
4.3. Ter zitting heeft belanghebbende, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd: Het ingevoerde product, waarvan de indeling thans in geschil is, betreft afgeknipte takken. Het product is afkomstig uit Israël. De door de inspecteur genomen monsters zijn representatief voor de ingevoerde goederen. Alle stukken die in zaak 02/5771 DK zijn ingediend, kunnen worden geacht ook in zaak 02/5773 te zijn ingediend. De berekening van de uitnodiging tot betaling is niet in geschil.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Belanghebbende kan geen rechten ontlenen aan de Duitse BTI, nu zij niet de rechthebbende is van deze BTI. Bovendien is de BTI afgegeven ná het tijdvak waarop de onderhavige uitnodiging tot betaling ziet. Voorts wordt betwist dat het product dat in de Duitse BTI is omschreven hetzelfde product is als het door belanghebbende ingevoerde product. In de Duitse BTI is in de goederenomschrijving immers aangegeven dat het product geen bloemknoppen heeft. De verschijningsvorm van het product waarvoor de Duitse BTI is afgegeven, is dan ook anders dan die van het onderhavige product.
5.2. Het product moet worden ingedeeld onder tariefpost 0603. Uit de rapportages van F en G blijkt dat het product bloemknoppen draagt. Dat deze knoppen zich niet tot bloem zullen of kunnen ontwikkelen doet er niet aan af dat het product moet worden ingedeeld onder post 0603; het al dan niet tot bloei komen is geen indelingscriterium.
5.3. Ter zitting heeft de inspecteur, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd: Het ingevoerde product betreft afgeknipte takken. Welke postonderverdeling van post 0603 van het GDT gehanteerd is bij de vaststelling van de uitnodiging tot betaling is noch aangegeven in de uitspraak, noch in het verweerschrift en de conclusie van dupliek. Op dit moment kan niet worden aangegeven onder welke onderverdeling van post 0603 van het GDT het product in de bestreden uitnodiging tot betaling is ingedeeld. De code die de veiling hanteerde duidde op een bloeiende plant. Om misverstanden te voorkomen – de leucadendron safari sunset is geen gewone snijbloem – heeft de veiling het product onder de door haar gehanteerde categorie loof/decoratiemateriaal gebracht. Alle stukken die in zaak 02/5771 DK zijn ingediend, kunnen worden geacht ook in zaak 02/5773 te zijn ingediend.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. De Douanekamer stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de door de inspecteur tijdens de controle na invoer en de in de bezwaarfase genomen monsters aan de hand waarvan de inspecteur het product heeft ingedeeld representatief zijn voor het product dat door belanghebbende gedurende het onderhavige tijdvak voor het vrije verkeer is aangegeven.
6.2. Gelet op de feiten, als weergegeven onder 2.1 en in aanmerking nemende de bevindingen van F respectievelijk van G omtrent het product, als weergegeven in de onder 2.5 en 2.6 aangehaalde brieven, aan welke bevindingen de Douanekamer geen reden heeft te twijfelen, moet ervan uit worden gegaan dat het door belanghebbende voor het vrije verkeer aangegeven product verse afgesneden takken betreft van een plant behorende tot het geslacht Leucadendron, soort Leucadendron “Safari Sunset”. Deze takken zijn aan de top voorzien van knoppen die als bloemknoppen moeten worden geduid, doch welke niet tot bloei zullen komen omdat zij onvolledig ontwikkeld zijn.
6.3. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het product met toepassing van de Duitse BTI moet worden ingedeeld onder post 0604 91 90 van het GDT. De Douanekamer volgt belanghebbende hierin niet. Nog daargelaten dat een bindende tariefinlichting de douaneautoriteiten slechts bindt ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de inlichting door die autoriteiten is verstrekt, is belanghebbende niet de rechthebbende van de BTI, zodat zij reeds hierom geen rechten aan de Duitse BTI kan ontlenen. Indien en voor zover belanghebbende met haar verwijzing naar het Handboek Douane, onder 4.10.00 paragraaf 2.6.1., bedoeld heeft zich te beroepen op bij haar door passages in dit handboek gewekte, in rechte te honoreren vertrouwen dat de door haar voor het vrije verkeer aangegeven goederen – evenals het in de Duitse BTI omschreven product – onder post 0604 91 90 van het GDT konden worden ingedeeld, faalt dit beroep. In de door belanghebbende aangehaalde passages uit bedoeld handboek is aangegeven dat een belanghebbende die geen rechthebbende van de BTI is, maar aangifte doet voor dezelfde goederen als omschreven in een aan een ander afgegeven BTI, recht heeft op indeling van het product onder dezelfde tariefpost als in de BTI is vermeld. Belanghebbende heeft echter wel gesteld, doch tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de door haar voor het vrije verkeer aangegeven goederen precies hetzelfde zijn als het in de Duitse BTI omschreven product, zodat reeds hierom niet met vrucht een beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan.
6.4. Nu belanghebbendes beroep op de Duitse BTI faalt, dient te worden beoordeeld onder welke tariefpost het product moet worden ingedeeld. Daarbij heeft het volgende te gelden. Voor de indeling van goederen zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Voorts is het vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (verder: Hof van Justitie) dat het beslissende criterium voor de indeling in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen van het in te delen product, zoals deze in de tekst van de posten van het GDT en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
6.5. In aanmerking nemende dat het product, als overwogen onder 6.2, bloemknoppen draagt en gelet op de bewoordingen van de posten 0603 en 0604, als aangehaald onder 3.2, is de Douanekamer van oordeel dat het in redelijkheid niet voor twijfel vatbaar is dat het product moet worden ingedeeld onder post 0603 van het GDT, onderverdeling, afhankelijk van het tijdstip van invoer, 0603 10 29 respectievelijk 0603 10 69. Steun voor dit standpunt vindt de Douanekamer in de onder 3.3 en 3.4 aangehaalde passages uit de GS-Toelichting op de posten 0603 en 0604. Aan dit oordeel kan noch afdoen de omstandigheid dat – naar vaststaat – de in het product aanwezige bloemknoppen onderontwikkeld zijn en niet tot bloei zullen komen, noch dat het product, naar belanghebbende niet dan wel onvoldoende weersproken heeft gesteld, vooral als loof wordt gebruikt. Weliswaar is het vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat de bestemming van een product een objectief criterium kan zijn voor de indeling daarvan, doch alleen indien de bestemming inherent is aan het product en deze inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve eigenschappen en kenmerken van het product. Daarvan is naar het oordeel van de Douanekamer, mede in aanmerking nemende de onder 2.5 en 2.6 geciteerde brieven, in het onderhavig geval geen sprake.
6.6. Uit al het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond is.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De beslissing
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 4 april 2006 door mrs. J.W. Tijnagel, voorzitter en M.E. van Hilten en E.M. Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.