ECLI:NL:GHAMS:2006:AV7953
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.G.W. Willems-Morsink
- E.J. Schreuder
- N.A. Schimmel
- Rechtspraak.nl
Lijfsvisitatie en controlebevoegdheid van de douane
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een lijfsvisitatie door de douane. De verdachte, die op 20 juni 2004 vanuit Curaçao op Schiphol arriveerde, werd onderworpen aan een lijfsvisitatie waarbij zij zich moest ontkleden. Tijdens deze controle werd een bol cocaïne in haar vagina aangetroffen. De douane beroept zich op de bevoegdheid tot lijfsvisitatie zoals vastgelegd in artikel 17 van de Douanewet. Het hof oordeelt echter dat de strikte voorwaarden voor lijfsvisitatie, zoals die zijn neergelegd in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, niet zijn nageleefd. De verdachte was op het moment van de controle geen verdachte in de zin van artikel 27 Sv, en er waren geen bijzondere redenen om tot een dergelijke ingreep over te gaan. Het hof stelt dat de privacy van personen die aan douanecontrole zijn onderworpen, niet minder beschermd mag zijn dan die van verdachten van strafbare feiten. De wetgever heeft geen expliciete bevoegdheid aan de douane gegeven die gelijk is aan die van het opsporingsapparaat. Hierdoor concludeert het hof dat de schouwing onrechtmatig was en dat het bewijs dat hieruit voortkwam, niet kan worden gebruikt. De bekentenis van de verdachte kan niet anders worden beschouwd dan als een vrucht van dit onrechtmatige bewijs, waardoor het wettig bewijs ontbreekt. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij.