ECLI:NL:GHAMS:2006:AV2881

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4235 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afgifte van een bindende tariefinlichting voor orthopedisch spalkmateriaal van niet-geharde gevulkaniseerde rubber

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afgifte van een bindende tariefinlichting (BTI) door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De belanghebbende, een besloten vennootschap, had een aanvraag ingediend voor een BTI voor een product dat bestaat uit platen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber, bedoeld voor orthopedische toepassingen. De inspecteur had het product ingedeeld onder post 4016 99 88 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT), terwijl de belanghebbende betoogde dat het product onder post 9021 10 10, specifiek voor orthopedische artikelen, moest worden ingedeeld.

De Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de inspecteur de BTI onterecht had afgegeven. De Douanekamer oordeelde dat het product, dat wordt gebruikt voor het vervaardigen van spalken, niet alleen als technisch artikel kan worden aangemerkt, maar dat het ook voldoet aan de kenmerken van orthopedisch spalkmateriaal. De inspecteur had niet voldoende bewijs geleverd dat het product ook voor andere doeleinden, zoals in de auto-industrie, werd gebruikt.

De Douanekamer verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en de beschikking houdende de BTI, en gelastte de Staat der Nederlanden het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De procedure heeft plaatsgevonden na een mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht en bewijsstukken hebben overgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 03/4235 DK
de dato 26 januari 2006
1. De procedure
1.1. Op 14 november 2003 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van A van de besloten vennootschap met beperkte aansprake-lijk-heid X B.V. te Z, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belasting-dienst/-Douane P (hierna: de inspecteur), gedagtekend 10 oktober 2003, kenmerk ..., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking houdende de bindende tariefinlichting van 19 mei 2003, nummer NL-RTD-2003-000567 (hierna: de BTI), werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de griffier een griffierecht van € 232 geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 19 mei 2005, gehouden te Amsterdam. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaken welke onder de nummers 03/4236 DK t/m 03/4239 DK bij de Douanekamer zijn geregistreerd. Namens belanghebbende is verschenen A. Namens de inspecteur zijn verschenen B en C. De inspecteur heeft exemplaren van een pleitnota aan de Douanekamer en aan de wederpartij overgelegd en deze vervolgens voor-ge-lezen. De inspecteur heeft voorts een afschrift van een beschikking houdende de bindende tariefinlichting, nummer NL-RTD-2003-002063, voor O A962-10, overgelegd. De Douanekamer rekent de pleit-nota en deze beschikking tot de gedingstukken.
1.4. De Douanekamer heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de inspecteur verzocht nadere informatie te verstrekken over de toepassingen van het product. Op 16 juni 2005 is de schriftelijke reactie, met bijlagen, van de inspecteur ontvangen. Op 27 juli 2005 heeft belanghebbende daarop schriftelijk gereageerd. Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten.
2. De feiten
2.1. Op 28 februari 2003 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor afgifte van een BTI voor een product omschreven als:
“O A324-57
Gefabriceerd door D USA
Toepassing: medisch en dan hoofdzakelijk Orthopedisch
Bijgaand: monster
Bijgaand: Schrijven voor verdere toelichting”.
Als beoogde indeling is post 9021 10 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: het GDT) vermeld. Op 19 mei 2003 is de onder 1.1. vermelde BTI afgegeven. Daarin is het product in afwijking van de aanvraag ingedeeld onder post 4016 99 88 van het GDT. In de BTI is het product omschreven als: “Rechthoekige plaat, voorzien van een regelmatig terugkerende gaatjesstructuur, vervaardigd van vellen van niet geharde gevulcaniseerde rubber van een mengsel van isopreen en vulstoffen. De plaat heeft de volgende afmetingen 915 x 610 x 3 mm.”
2.2. In de productomschrijving in de bij de aanvraag overgelegde brochure wordt het product omschreven als een geperforeerde (2.5%) plaat van niet geharde gevulkaniseerde rubber van een mengsel van isopreen en vulstoffen, dikte 3 mm met de afmetingen 61 x 91 cm. Uit die productomschrijving blijkt voorts onder meer het volgende:
De steun- en spalkmaterialen zijn bestemd om te worden gebruikt voor op maat gevormde harde- en ondersteunende spalken. Deze spalken dienen door medisch geschoolde personen te worden aangebracht. Laatstgenoemde personen zijn verantwoordelijk voor een juiste toepassing door derden die betrokken zijn bij de zorg voor de patiënt. De spalk zal bij temperaturen boven de 57 graden Celsius zijn vorm verliezen. Het wordt derhalve afgeraden om de spalk in de buurt van warmtebronnen, zoals ovens, heet water, open vuur of zonnige autoramen, te houden.
2.3. Tot de stukken van het geding behoort een formulier Uitslag monsteronderzoek van het laboratorium van de Belastingdienst (hierna: het Laboratorium) van 20 januari 2003, kenmerk .... Het Laboratorium was gevraagd door de Belastingdienst/Douane R om een product “Q” te onderzoeken in het kader van een controle na de invoer bij de rechthebbende van de BTI. In het formulier is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Bij onderzoek bevonden:
Deze aangevulde uitslag vervangt de voorgaande uitslag die hiermee vervalt.
Vierkante plaat, voorzien van regelmatig terugkerende gaatjesstructuur, vervaardigd van vellen van niet geharde gevulcaniseerde rubber van een mengsel van isopreen en vulstoffen. De plaat heeft een breedte van 61 cm en een lengte van 91 cm. Het product is volgens de gebruiksaanwijzing spalkmateriaal en zou op grond hiervan aangemerkt kunnen worden als een artikel voor de behandeling van breuken in het beendergestel, bedoeld in goederencode 9021.1090.00 Voor zover kan worden nagegaan is het artikel dusdanig van aard dat het ook geschikt is voor andere toepassingen zoals bijvoorbeeld in de auto-industrie. In dat geval dient het artikel ingedeeld te worden naar aard en samenstelling, tenzij belanghebbende aantoont dat de plaat uitsluitend geschikt is als spalkmateriaal. Het artikel komt qua aard en samenstelling overeen met de producten, omschreven in GS-toelichting op post 4016.
Advies goederencode 4016 99 88 90”.
3. Het geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht een BTI heeft verstrekt met indeling van het product onder post 4016 99 88 van het GDT, welke vraag de inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt. Belanghebbende bepleit indeling van het goed als spalkmateriaal, bedoeld in post 9021 10 10 van het GDT. Voormelde posten luiden als volgt:
“4016 Andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber :
(...)
- andere
4016 99 -- andere:
(...)
--- andere:
(...)
---- andere:
(...)
----- andere
(...)
4016 99 88 ------ andere”.
“9021 Orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-
chirurgische gordels en banden, alsmede krukken; breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; prothesen; hoorapparaten voor hardhorigen en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant:
9021 10 -orthopedische artikelen en toestellen, alsmede artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel:
9021 10 10 --orthopedische artikelen en toestellen:
(...)
9021 10 90 --artikelen en toestellen voor de behandeling van breuken in het beendergestel:”
Voor de indeling zijn tevens van belang aantekeningen 1 en 9 op Hoofdstuk
40, aantekening 1, aanhef en letter a, op Hoofdstuk 90 en de GS-toelichting op
post 4016.
Aantekeningen 1 en 9 op Hoofdstuk 40 luiden als volgt:
“1. Voorzover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder “rubber”
verstaan, de volgende, al dan niet gevulkaniseerde of geharde producten: natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en soortgelijke natuurlijke gommen, synthetische rubber, uit olie vervaardigde factis, alsmede de regeneratieproducten van die producten. (...)
9. Voor de toepassing van de posten 4001, 4002, 4003, 4005 en 4008 worden onder “platen, vellen of strippen” uitsluitend verstaan platen, vellen, strippen en blokken van regelmatige vorm, die niet zijn versneden of die enkel vierkant of rechthoekig zijn gesneden (ook indien zij daardoor het karakter van afgewerkte artikelen hebben verkregen), doch die geen verdere bewerking hebben ondergaan dan een eenvoudige bewerking aan het oppervlak (bedrukken of anderszins).
De staven en profielen, bedoeld bij post 4008 mogen op lengte zijn gesneden, maar mogen geen andere bewerking hebben ondergaan dan een bewerking aan het oppervlak.”
Aantekening 1, aanhef en letter a, op Hoofdstuk 90 luidt:
“1. Dit hoofdstuk omvat niet:
a) artikelen voor technisch gebruik van niet-geharde gevulkaniseerde rubber (post 4016), van leder of van kunstleder (post 4204) of van textielstoffen (post 5911);”
De GS toelichting op post 4016 luidt, voor zover van belang:
“Deze post omvat alle werken van niet-geharde gevulkaniseerde rubber, die niet zijn begrepen onder de vorige posten van dit hoofdstuk of onder andere hoofdstukken.
Tot deze post behoren:
(...)
11. platen, vellen, strippen, anders dan vierkant of rechthoekig gesneden en artikelen die zijn uitgezonderd van post 4008, omdat zij zijn gefreesd, gedraaid, door lijmen of aaneennaaien samengevoegd of anderszins bewerkt.”
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Het product wordt uitsluitend toegepast voor orthopedische doeleinden en is niet geschikt voor andere toepassingen. Het wordt pas in vorm gebracht op het moment dat het wordt toegepast vanwege het feit dat ieder mens verschilt in afmeting. Het is daarom ook niet mogelijk deze producten voorgevormd te produceren en te importeren. Bovendien verliest het product de verkregen vorm bij een temperatuur van 57 graden Celsius. Door deze eigenschap is het artikel niet geschikt voor andere toepassingen. Het product is, gelet op de kenmerken, zoals vorm, perforatie en afmetingen, specifiek ontwikkeld voor het vervaardigen van prothesen ter ondersteuning bij orthopedische gebreken.
4.2. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat het product een orthopedisch product in ruwe vorm betreft ter ondersteuning en stabilisering van een lichaamsdeel. Het product wordt geleverd aan ziekenhuizen en in de gipskamer door gespecialiseerd personeel aangebracht. De plaat wordt in verwarmd water gelegd waarna deze geschikt is om op het lichaam te worden aangebracht. Vervolgens worden de overtollige randen weggeknipt. De door de inspecteur overgelegde uitslag van het Laboratorium van 20 januari 2003 betreft een vergelijkbaar product als het onderhavige.
4.3. In haar reactie op de brief van de inspecteur weerspreekt belanghebbende dat het product gebruikt wordt bij de vervaardiging van skischoenen.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Op het tijdstip van invoer vertonen de onderwerpelijke platen niet de essentiële en uiterlijke kenmerken van spalkmateriaal. Het product kan worden gekwalificeerd als rubber. Het heeft een verdergaande bewerking gehad dan is toegestaan onder de in aantekening 9 op hoofdstuk 40 genoemde posten. In de GS-toelichting op post 4016 is ook steun te vinden voor de indeling onder deze post. Het feit dat deze importeur het product uitsluitend gebruikt als een artikel van hoofdstuk 90 doet aan het voorgaande niets af. De overgelegde uitslag van het monsteronderzoek, verricht naar aanleiding van een controle na invoer bij de rechthebbende van de BTI, heeft betrekking op hetzelfde product als in de onderhavige zaak. Met toepassing van indelingsregels 1 en 6 is in de BTI voor het product terecht post 4016 99 88 van het GDT vermeld.
5.2. Ter zitting heeft de inspecteur hieraan het volgende toegevoegd. De informatie dat platen isopreen ook voor andere doeleinden, zoals innaaien in sportkleding ter bescherming van een lichaamsdeel, gebruikt worden, is afkomstig van het internet. Ik erken dat niet bekend is of het bij die andere toepassingen wat betreft de technische kenmerken, een zelfde product betreft. Het was wel een product van een ander dan belanghebbende. Niet betwist wordt dat het product uiteindelijk wordt gebruikt als spalkmateriaal. Gips is bij invoer gewoon gips, ook al wordt het later als spalkmateriaal gebruikt.
5.3. In de brief van 14 juni 2005 deelt de inspecteur mede dat hij de stelling dat de platen in de auto-industrie worden toegepast niet nader kan onderbouwen. Hij blijft bij zijn stelling dat de platen ook voor andere doeleinden worden gebruikt dan spalkmateriaal, bijvoorbeeld als beschermingsmateriaal in sportkleding. Daarnaast wijst hij op toepassing van dit materiaal bij de vervaardiging van skischoenen.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Naar volgt uit de productomschrijving in de BTI en in de overgelegde brochure, een en ander als vermeld onder 2.1. en 2.2., betreft het in te delen product, O, een plaat bestaande uit vellen niet geharde gevulkaniseerde rubber van een mengsel van isopreen en vulstoffen, voorzien van een regelmatig terugkerende gaatjesstructuur, met de afmetingen 915 x 610 x 3 mm. Belanghebbende stelt dat deze platen worden gebruikt voor orthopedische doeleinden, met name als spalkmateriaal. Deze stelling heeft de inspecteur op zichzelf niet weersproken. De Douanekamer gaat dan ook van de juistheid daarvan uit.
6.2. Uit de stukken van het geding en hetgeen door belanghebbende ter zitting niet dan wel onvoldoende weersproken is gesteld, volgt dat het litigieuze product door gespecialiseerd personeel, na verwarming, binnen een korte tijd wordt verwerkt tot een aan een lichaamsdeel aangepaste spalk. Gelet op de hiervoor genoemde objectieve eigenschappen, die inherent zijn aan het gebruik, is de Douanekamer van oordeel dat het product onder Hoofdstuk 90 moet worden ingedeeld.
6.3. De inspecteur heeft zijn stellingen, dat het product tevens in de auto-industrie wordt gebruikt dan wel dat het in het internetartikel gesignaleerde “low temperature plastic” O, hetzelfde product is, namelijk een plaat met dezelfde kenmerken en eigenschappen als het onderhavige product, niet aannemelijk gemaakt. Derhalve zijn er geen gronden om aan te nemen dat het onderhavige product mede als een artikel voor technisch gebruik in de zin van post 4016 van het GDT kan worden aangemerkt. Aantekening 1 op hoofdstuk 90 staat aan de indeling onder dat hoofdstuk dan ook niet in de weg. Aangezien het product onder hoofdstuk 90 kan worden ingedeeld kan aan de GS-toelichting op post 4016 worden voorbijgegaan.
6.4. Op grond van hetgeen hiervoor onder 6.1. tot en met 6.3. is overwogen, is de Douanekamer van oordeel dat voor het product O, type A324-57, ten onrechte de onderwerpelijke BTI is afgegeven.
6.5. Nu het beroep gegrond is, moeten de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde beschikking worden vernietigd.
7. De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu er geen sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak, alsmede de beschikking houdende de BTI;
- gelast de Staat der Nederlanden het griffierecht ad € 232 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld in raadkamer op 26 januari 2006 door mr. J.W.M. Tijnagel, voorzitter, mrs. M.E. van Hilten en A.J. Roke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, als griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.