In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten, waaronder de stichting Stichting Nederland-Amerika, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het vonnis, gewezen op 4 februari 2004, betrof een geschil over onrechtmatig handelen en schadevergoeding door de Katholieke Radio Omroep (KRO). De appellanten vorderden een schadevergoeding van EUR 6.243.716,-, te vermeerderen met wettelijke rente, als gevolg van uitlatingen in een uitzending van KRO die hen in een kwaad daglicht stelden. De KRO en de andere geïntimeerden hebben de grieven bestreden en zelf een incidenteel appel ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 maart 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn weergegeven, aangezien daartegen geen grieven zijn ingediend. Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de appellanten geen schade hadden geleden. Het hof heeft vastgesteld dat de KRO onrechtmatig heeft gehandeld door de appellanten niet de mogelijkheid te bieden om hun weerwoord te geven in de uitzending.
Het hof heeft de schadevergoeding voor immateriële schade van [appellant sub 2] vastgesteld op EUR 75.000,- en voor reputatieschade van de stichting op EUR 10.000,-, beide te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten in eerste aanleg en het principale hoger beroep zijn gecompenseerd, terwijl de KRO werd veroordeeld in de proceskosten van het incidentele beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de appellanten gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld.