ECLI:NL:GHAMS:2005:AV1344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90196 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • J.J.A.M. Kennis
  • J.W.M. Tijnagel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid van douaneregelgeving betreffende geluidskaarten voor computers

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, is het beroep van E B.V. tegen de uitspraak van de inspecteur van de Douane aan de orde. De inspecteur had eerder het bezwaar van E B.V. tegen uitnodigingen tot betaling van douanerechten afgewezen. De zaak kwam in een bredere context naar voren, waarbij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen werd ingeschakeld om te oordelen over de geldigheid van bepaalde verordeningen die betrekking hebben op de indeling van geluidskaarten voor computers onder een specifieke post van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). Op 7 juli 2005 oordeelde het Hof van Justitie dat de verordeningen (EG) nrs. 2086/97 en 2261/98 ongeldig zijn, voor zover zij geluidskaarten indelen onder post 8543 89 79 van het GDT. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag voor de uitnodigingen tot betaling was komen te vervallen.

De Douanekamer heeft vervolgens de uitspraak van de inspecteur vernietigd en het beroep van E B.V. gegrond verklaard. De uitspraak werd op 23 december 2005 gedaan door de voorzitter en twee leden van de Douanekamer, en de griffier was aanwezig. De beslissing houdt in dat de Staat der Nederlanden het griffierecht aan E B.V. moet vergoeden. De partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak 01/90196 DK (voorheen nr. 0196/2001 TC)
de dato 23 december 2005
1. De procedure
1.1. Op 30 augustus 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van E B.V. te S, belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van de Douane/district A (hierna: de inspecteur) van 26 juli 2001 met kenmerk 00/352/14756/143, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodigingen tot betaling, verenigd op het aanslagbiljet, gedateerd 21 maart 2001 met kenmerk 0059.28.722/00.7.0039, voor in totaal f 49.162,90 aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van ? 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna de inspecteur een conclusie van dupliek heeft ingezonden.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 18 februari 2003, samengesteld als volgt:
mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende W en E. Namens de inspecteur is mr. B verschenen.
1.5. Ter zitting zijn op verzoek van alle partijen gelijktijdig met deze zaak behandeld de zaken nr. 01/90187 DK en nr. 01/90197 DK.
Namens belanghebbende is een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. De inspecteur heeft eveneens een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.6. Bij uitspraak van 13 juli 2004 (Douanerechtspraak 2004/75*) heeft de Douanekamer het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg (hierna: het Hof van Justitie) verzocht uitspraak te doen over de navolgende prejudiciële vraag:
“Zijn Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 alsmede Verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998, beide strek-kende tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeen-schap-pelijk douanetarief geldig, voorzover volgens die verordeningen post 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur de onder 2.3. omschreven geluidskaarten omvat?”.
1.7. In de zaak 01/90187 DK heeft de Douanekamer een nagenoeg gelijkluidende prejudiciële vraag gesteld. Het Hof van Justitie heeft de zaken 01/90196 DK en 01/90197 DK ingeschreven onder nummers C-305/04, en de zaak 01/90187 DK onder nummer C-304/04, en heeft beide zaken gevoegd behandeld.
1.8. Op 7 juli 2005 heeft het Hof van Justitie arrest in deze zaken gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:
“Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 en 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 tot wijziging van bijlage 1 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zijn ongeldig, voorzover zij geluidskaarten voor computers als in de hoofdgedingen aan de orde zijn indelen onder onderverdeling 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur.”.
1.9. Partijen zijn schriftelijk in de gelegenheid gesteld zich over het arrest van het Hof van Justitie uit te laten. Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 16 september 2005; de inspecteur bij brief van 22 augustus 2005.
1.10. Naar aanleiding van het arrest en mede in verband met de gewijzigde samenstelling van de kamer heeft op 15 november 2005 een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Aan partijen is bij aangetekende brief van 20 oktober 2005 kennis gegeven van deze behandeling, met vermelding van
plaats en tijdstip; zij hebben schriftelijk medegedeeld ervan af te zien bij die gelegenheid te verschijnen.
2. De nadere standpunten van partijen
Belanghebbende stelt dat conform het arrest van het Hof van Justitie Verordening (EG) nr. 2086/97 en Verordening (EG) nr. 2261/98 niet kunnen worden toegepast op de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer. De goederen moeten, gelet op het arrest, worden ingedeeld onder post 8471 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT), waarvan in casu onderverdeling 80 90 van toepassing is.
Ook de inspecteur stelt dat Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 en 2261/98 niet kunnen worden toegepast op de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer. In zijn brief van 22 augustus 2005 berichtte hij onder meer het volgende:
“Uit de uitspraak blijkt zonneklaar dat de onderhavige indelingsverordeningen niet geldig zijn voorzover zij de geluidskaarten voor computers als in dit geding aan de orde indelen onder onderverdeling 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur. Daarmee is naar mijn mening dan ook de grondslag voor de onderhavige uitnodigingen tot betaling komen te vervallen en dienen de vanwege J B.V. te B en E B.V. te S ingestelde beroepen gegrond verklaard te worden.”.
3. De rechtsoverwegingen
Nu het Hof van Justitie heeft verklaard dat de Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 en 2261/98 ongeldig zijn, voorzover zij geluidskaarten voor computers als in dit geding aan de orde indelen onder post 8543 89 79 van het GDT, is de grondslag voor de onderhavige uitnodigingen tot betaling - zoals ook de inspecteur in zijn reactie op het arrest heeft aangegeven - komen te vervallen, zodat deze, en ook de uitspraak waarvan beroep, moeten worden vernietigd.
4. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu van beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand niet is gebleken, en door belanghebbende ook geen andere proceskosten zijn opgevoerd.
5. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar betaalde
griffierecht ad € 204,20 te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 23 december 2005 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. J.W.M. Tijnagel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.