1. De procedure
1.1. Op 30 augustus 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van E B.V. te S, belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van de Douane/district A (hierna: de inspecteur) van 26 juli 2001 met kenmerk 00/352/14756/143, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodigingen tot betaling, verenigd op het aanslagbiljet, gedateerd 21 maart 2001 met kenmerk 0059.28.722/00.7.0039, voor in totaal f 49.162,90 aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van ? 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna de inspecteur een conclusie van dupliek heeft ingezonden.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 18 februari 2003, samengesteld als volgt:
mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende W en E. Namens de inspecteur is mr. B verschenen.
1.5. Ter zitting zijn op verzoek van alle partijen gelijktijdig met deze zaak behandeld de zaken nr. 01/90187 DK en nr. 01/90197 DK.
Namens belanghebbende is een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. De inspecteur heeft eveneens een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.6. Bij uitspraak van 13 juli 2004 (Douanerechtspraak 2004/75*) heeft de Douanekamer het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg (hierna: het Hof van Justitie) verzocht uitspraak te doen over de navolgende prejudiciële vraag:
“Zijn Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 alsmede Verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998, beide strek-kende tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeen-schap-pelijk douanetarief geldig, voorzover volgens die verordeningen post 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur de onder 2.3. omschreven geluidskaarten omvat?”.
1.7. In de zaak 01/90187 DK heeft de Douanekamer een nagenoeg gelijkluidende prejudiciële vraag gesteld. Het Hof van Justitie heeft de zaken 01/90196 DK en 01/90197 DK ingeschreven onder nummers C-305/04, en de zaak 01/90187 DK onder nummer C-304/04, en heeft beide zaken gevoegd behandeld.
1.8. Op 7 juli 2005 heeft het Hof van Justitie arrest in deze zaken gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:
“Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 en 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 tot wijziging van bijlage 1 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zijn ongeldig, voorzover zij geluidskaarten voor computers als in de hoofdgedingen aan de orde zijn indelen onder onderverdeling 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur.”.
1.9. Partijen zijn schriftelijk in de gelegenheid gesteld zich over het arrest van het Hof van Justitie uit te laten. Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 16 september 2005; de inspecteur bij brief van 22 augustus 2005.
1.10. Naar aanleiding van het arrest en mede in verband met de gewijzigde samenstelling van de kamer heeft op 15 november 2005 een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Aan partijen is bij aangetekende brief van 20 oktober 2005 kennis gegeven van deze behandeling, met vermelding van
plaats en tijdstip; zij hebben schriftelijk medegedeeld ervan af te zien bij die gelegenheid te verschijnen.