ECLI:NL:GHAMS:2005:AV1336

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90187 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • J.J.A.M. Kennis
  • J.W.M. Tijnagel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid van douaneregelgeving betreffende geluidskaarten voor computers

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 23 december 2005 uitspraak gedaan in het beroep van J B.V. tegen de beslissing van de inspecteur van de Douane. Het beroep was gericht tegen de afwijzing van het bezwaar tegen uitnodigingen tot betaling van douanerechten, die voortvloeiden uit de indeling van geluidskaarten voor computers onder post 8543 89 79 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). De zaak kwam aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat op 7 juli 2005 oordeelde dat de relevante verordeningen ongeldig zijn, voor zover zij geluidskaarten indelen onder de genoemde post. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag voor de uitnodigingen tot betaling verviel.

De procedure begon op 30 augustus 2001 met een beroepschrift van J, ingediend namens J B.V. De inspecteur had eerder het bezwaar afgewezen, wat leidde tot de rechtsgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2003 werd de zaak behandeld door een panel van rechters, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Na het arrest van het Hof van Justitie werd de zaak opnieuw behandeld op 15 november 2005, waarbij partijen schriftelijk hun standpunten konden indienen.

De Douanekamer oordeelde dat de verordeningen niet meer van toepassing waren en verklaarde het beroep gegrond. De eerdere uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, evenals de uitnodigingen tot betaling. De inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.610,-- werden vastgesteld. Tevens werd de Staat der Nederlanden opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak 01/90187 DK (voorheen nr. 0187/2001 TC)
de dato 23 december 2005
1. De procedure
1.1. Op 30 augustus 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van J te R, ingediend namens J B.V. te B, belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van de Douane/district A (hierna: de inspecteur) van 25 juli 2001 met kenmerk 00/352/14682/143, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodigingen tot betaling, verenigd op het aanslagbiljet, gedateerd 12 december 2000 met kenmerk 0029.50.510/03.7.0135, voor in totaal f 43.880,70 aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van ? 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 18 februari 2003, samengesteld als volgt:
mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. Daar zijn verschenen namens belanghebbende J, en namens de inspecteur mr. B.
1.5. Ter zitting zijn op verzoek van alle partijen gelijktijdig met deze zaak behandeld de zaken nr. 01/90196 DK en nr. 01/90197 DK. Namens belanghebbende is een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. De inspecteur heeft eveneens een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.6. Bij uitspraak van 13 juli 2004 (Douanerechtspraak 2004/75*) heeft de Douanekamer het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg (hierna: het Hof van Justitie) verzocht uitspraak te doen over de navolgende prejudiciële vraag:
“Is Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief geldig, voorzover volgens die verordening post 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur de sub 2.3. omschreven geluidskaarten omvat?”.
1.7. Het Hof van Justitie heeft de zaken 01/90196 DK en 01/90197 DK ingeschreven onder nummers C-305/04, en de zaak 01/90187 DK onder nummer C-304/04, en heeft beide zaken gevoegd behandeld.
1.8. Op 7 juli 2005 heeft het Hof van Justitie arrest in deze zaken gewezen, waarvan het dictum luidt als volgt:
“Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 en 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 tot wijziging van bijlage 1 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zijn ongeldig, voorzover zij geluidskaarten voor computers als in de hoofdgedingen aan de orde zijn indelen onder onderverdeling 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur.”.
1.9. Partijen zijn schriftelijk in de gelegenheid gesteld zich over het arrest van het Hof van Justitie uit te laten. Belanghebbende heeft gereageerd bij brieven van 26 juli 2005 en 25 augustus 2005; de inspecteur bij brief van 22 augustus 2005.
1.10. Naar aanleiding van het arrest en mede in verband met de gewijzigde samenstelling van de kamer heeft op 15 november 2005 een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Aan partijen is bij aangetekende brief van 20 oktober 2005 kennis gegeven van deze behandeling, met vermelding van
plaats en tijdstip; zij hebben schriftelijk medegedeeld ervan af te zien bij die gelegenheid te verschijnen.
2. De nadere standpunten van partijen
Belanghebbende stelt dat conform het arrest van het Hof van Justitie Verordening (EG) nr. 2086/97 niet kan worden toegepast op de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer. De goederen moeten, gelet op het arrest, worden ingedeeld onder post 8471 80 90 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT).
Ook de inspecteur stelt dat Verordening (EG) nr. 2086/97 niet kan worden toegepast op de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer. Dienaangaande berichtte hij in zijn brief van 22 augustus 2005 onder meer het volgende:
“Uit de uitspraak blijkt zonneklaar dat de onderhavige indelingsverordeningen niet geldig zijn voorzover zij de geluidskaarten voor computers als in dit geding aan de orde indelen onder onderverdeling 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur. Daarmee is naar mijn mening dan ook de grondslag voor de onderhavige uitnodigingen tot betaling komen te vervallen en dienen de vanwege J B.V. te B en E B.V. te S ingestelde beroepen gegrond verklaard te worden.”.
3. De rechtsoverwegingen
Nu het Hof van Justitie heeft verklaard dat de Verordeningen (EG) nrs. 2086/97 en 2261/98 ongeldig zijn, voorzover zij geluidskaarten voor computers als in dit geding aan de orde indelen onder post 8543 89 79 van het GDT, is de grondslag voor de onderhavige uitnodigingen tot betaling - zoals ook de inspecteur in zijn reactie op het arrest heeft aangegeven - komen te vervallen, zodat deze, en ook de uitspraak waarvan beroep, moeten worden vernietigd.
4. De proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten, welke met toe-pas-sing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op 2,5 (beroep-schrift, verschijnen ter zitting en uitlating naar aanleiding van het arrest) x 2 (gewicht) x € 322,-- = € 1.610,--.
5. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de Staat der Neder-landen
aan deze kosten, groot € 1.610,--, aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar betaalde
griffierecht ad € 204,20 te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 23 december 2005 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. J.W.M. Tijnagel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermeld
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.