ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0128

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
863/05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming deskundigen ter verhoging huurprijs

In deze zaak heeft huurster hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter Utrecht, waarin verhuurders verzocht hadden om de benoeming van deskundigen ter verhoging van de huurprijs. De huurster, die een pand huurt waarin zij een kledingzaak exploiteert, betwistte de rechtmatigheid van de huurprijsverhoging. De huurprijs bedraagt €726,05 per maand, en verhuurders stelden dat deze niet in lijn is met vergelijkbare bedrijfsruimten. De kantonrechter had het verzoek van verhuurders toegewezen en deskundigen benoemd. Huurster ging hiertegen in beroep, met als doel de beschikking te vernietigen en het verzoek van verhuurders af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling voerden de advocaten van beide partijen hun standpunten aan. Het hof overwoog dat verhuurders belang hebben bij de benoeming van deskundigen, aangezien artikel 7:304 lid 1 BW vereist dat een vordering tot huurprijswijziging vergezeld gaat van een deskundigenadvies. Het hof concludeerde dat er geen gronden waren om het verzoek van verhuurders af te wijzen. De stelling van huurster dat er een vaste huurprijs was overeengekomen, was onvoldoende om het verzoek te verwerpen, omdat verhuurders deze stelling betwistten. Het hof oordeelde dat de kwestie van de huurprijsafspraak in een andere procedure aan de orde moet komen.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de kantonrechter en veroordeelde huurster in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 november 2005.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Huurster], wonende te [...],
VERZOEKSTER,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
[Verhuurders], wonende te [...],
VERWEERDERS,
procureur: mr. B.J.H. Crans.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna aangeduid als [huurster] respectievelijk [verhuurders].
Huurster is bij beroepschrift met producties, dat op 3 juni 2005 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 maart 2005 van de kantonrechter Utrecht, onder rekestnummer 379571 EJ VERZ 04-4416 gewezen tussen verhuurders als verzoekers en huurster als verweerster. Huurster heeft in dat beroepschrift onder aanvoering van drie grieven geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en afwijzing van het verzoek van verhuurders, onder veroordeling van verhuurders in de kosten van beide instanties.
Op 5 september 2005 is ter griffie van het hof een verweerschrift met producties van verhuurders ingekomen. Verhuurders hebben hierbij geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van huurster in de proceskosten van het hoger beroep.
Op 19 september 2005 heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft namens huurster mr. P.A. Ruig, advocaat te Den Haag, het woord gevoerd en namens verhuurders
mr. G. Hilberink, advocaat te Alphen aan den Rijn, beiden aan de hand van pleitaantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2. De beoordeling in hoger beroep
2.1 Huurster huurt van verhuurders een pand aan de [...] te [...] (hierna: het pand). Het pand bestaat uit een bedrijfsgedeelte, waarin huurster een kledingzaak exploiteert, en een woongedeelte. De huurprijs bedraagt fl. 1.600,- (€ 726,05) per maand, dat wil zeggen fl. 19.200,- (€ 8.712,60) per jaar. Verhuurders zijn van mening dat de huurprijs niet overeenstemt met de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse en zij wensen de huur te verhogen. Huurster bestrijdt dat verhuurders daartoe gerechtigd zijn. Daarom heeft zij zich verzet tegen de benoeming van een deskundige die advies kan geven over de vraag of de huur van het pand overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse.
2.2 Verhuurders hebben de kantonrechter verzocht op de voet van artikel 7:304 lid 2 BW een deskundige te benoemen. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen en heeft als deskundigen benoemd drie leden van de Bedrijfshuuradviescommissie (door die commissie aan te wijzen), welke is ingesteld door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Utrecht. Huurster is van deze beslissing in hoger beroep gekomen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
2.3 Het hof overweegt als volgt.
2.4 Verhuurders hebben belang bij benoeming van (een) deskundige(n), reeds omdat artikel 7:304 lid 1 BW bepaalt dat een vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs niet ontvankelijk is indien deze niet vergezeld gaat van een advies van (een) deskundige(n) omtrent de nadere huurprijs. Dit leidt ertoe dat het verzoek in beginsel toewijsbaar is.
2.5 Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat er gronden zijn die zich tegen toewijzing van het verzoek verzetten. De omstandigheid dat - naar huurster stelt - tussen haar en [verhuurder A] (verweerder sub 2) een vaste huurprijs van fl. 1.600,- per maand is overeengekomen, is onvoldoende om tot afwijzing van het verzoek te concluderen, reeds omdat verhuurders een dergelijke afspraak hebben betwist. De juistheid van de stelling van huurster en de gevolgen die aan die stelling moeten worden verbonden, dienen aan de orde te komen in een eventueel op de voet van artikel 7:303 BW tussen partijen te voeren procedure, omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor een onderzoek van die kwestie. Dit zou slechts anders zijn indien reeds thans buiten iedere twijfel zou zijn dat het verzoek tot huurprijsverhoging niet toewijsbaar is, maar die conclusie kan niet worden getrokken nu het hof op basis van de onderhavige processtukken en het verhandelde ter zitting niet kan vaststellen of de door huurster gestelde afspraak al dan niet is gemaakt.
2.6 Het hof merkt nog op dat partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep beiden te kennen hebben gegeven dat – anders dan de kantonrechter onder 4.2 (b) heeft overwogen – huurster nog steeds € 726,05 per maand betaalt en dat derhalve geen sprake is geweest van tussentijdse verhoging van de huur.
2.7 De conclusie is dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt huurster in de kosten van het appèl en begroot die kosten, voorzover tot op heden aan de zijde van verhuurders gevallen op € 2.032,-;
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.B.C.M. van der Reep, A.N. van de Beek en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2005.