ECLI:NL:GHAMS:2005:AU6840
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot eigen-woningschuld
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende X tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst P. Het beroep is gericht tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1999 en 2000. De inspecteur had de aanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 142.744 voor 1999 en ƒ 164.585 voor 2000, welke na bezwaar zijn gehandhaafd. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift verzocht om vernietiging van deze uitspraken en vermindering van de aanslagen tot respectievelijk ƒ 124.486 en ƒ 146.244.
Het Hof heeft vastgesteld dat de schuld op de betaalrekening van belanghebbende bestaat uit een eigen-woningschuld en een niet-eigen-woningschuld. Het Hof oordeelt dat onder bepaalde voorwaarden de gedeeltelijk afgeloste eigen-woningschuld kan herleven. De inspecteur heeft betoogd dat opnamen van de betaalrekening moeten worden verrekend met latere stortingen volgens het fifosysteem, terwijl belanghebbende stelt dat alle opnamen die toerekenbaar zijn aan de eigen woning de eigen-woningschuld verhogen. Het Hof heeft geoordeeld dat de debetstand op de betaalrekening niet in zijn geheel als eigen-woningschuld kan worden aangemerkt, omdat een aantal uitgaven niet met de eigen woning verband houdt.
De uitspraak van het Hof leidt tot de conclusie dat belanghebbende recht heeft op de in zijn aangiften in aftrek gebrachte renten en kosten, met uitzondering van de renten die aan de niet-eigen-woningschuld zijn toe te rekenen. Het Hof heeft de zaak terugverwezen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, waarbij rekening moet worden gehouden met de oordelen van het Hof. De inspecteur is ook veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 12.