GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 17 november 2005 in de zaak onder rekestnummer 729/2005 NOT van:
1. [M],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: [L]
2. [B],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: [M],
APPELLANTEN
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant sub 1, verder te noemen [M], is bij een op 3 mei 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder te noemen de kamer, van 5 april 2005, waarbij de klacht, bij de kamer aanhangig gemaakt door appellant sub 2, hierna te noemen klager, gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Bij brief, ingekomen op 23 juni 2005, is het hoger beroep door [M] nader aangevuld.
1.3. Door de notaris is op 25 mei 2005 een verweerschrift ingediend.
1.4. Op 2 juni 2005 is van de zijde van [M] nog een nader stuk ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2005. [M], zijn gemachtigde mevrouw [L] en de notaris zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd, mevrouw [L] aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof zal allereerst ingaan op de vraag of [M] en klager kunnen worden ontvangen in hun hoger beroep. De oorspronkelijke klacht is ingediend door klager, zijnde een neef van zijn tante, mevrouw [Y], hierna: tante. Vervolgens is [M], eveneens een neef, in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de kamer. Beide neven zijn tevens bewindvoerder van tante.
Bij brief, ter griffie van het hof ingekomen op 2 juni 2005, heeft [M] laten weten dat het hoger beroep mede is ingesteld namens klager.
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep ontvankelijk is voor zover het is ingesteld namens klager. [M] kan niet in persoon worden ontvangen in zijn hoger beroep, nu hij niet als klager in eerste instantie kan worden beschouwd.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld met in achtneming van het navolgende.
In het appèlschrift worden enige kanttekeningen bij de vaststaande feiten geplaatst. Aan deze namens klager geopperde bezwaren zal het hof, voor zover zij van belang zijn voor de beoordeling van deze klacht, in dat kader aandacht besteden. Voor het overige zal het hof van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten uitgaan.
5. Het standpunt van klager
5.1. Klager verwijt de notaris het volgende. De notaris heeft geweigerd in te gaan op een verzoek van [M], gedaan namens zijn tante, om een notariële volmacht op te stellen op dezelfde dag als die waarop tante het sacrament van de ziekenzalving ontving. De notaris stelde, aldus klager, dit eerst te willen bespreken met de huishoudster en de overbuurman van tante. Een andere notaris heeft deze volmacht vervolgens opgesteld en gepasseerd.
Minder dan twee weken later heeft de notaris echter alsnog een notariële volmacht ten behoeve van tante gepasseerd, echter zonder contact op te nemen met haar familie dan wel een verpleeghuisarts. Geheel tegen de wens van tante was deze volmacht niet opgesteld met [M] en klager als gevolmachtigden doch werd de accountant van tante als gevolmachtigde benoemd.
5.2. Voorts heeft de notaris gedreigd een klacht tegen klager in te dienen bij het medisch tuchtcollege. Klager acht een dergelijke poging tot intimidatie een notaris onwaardig.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris stelt reeds gedurende een periode van ongeveer 20 jaar regelmatig afspraken te hebben gehad met tante waarin zij zaken met de notaris heeft besproken. Zij heeft de notaris tijdens deze gesprekken meermalen gezegd dat zij niet wenste dat neven of nichten haar financiële belangen zouden gaan behartigen. De notaris stelt verbaasd te zijn geweest toen hij door een van de neven werd benaderd voor het opstellen van een notariële volmacht aan twee neven van tante. Hierop heeft de notaris gezegd met tante zelf te willen spreken buiten aanwezigheid van familieleden en bovendien de dag waarop tante de ziekenzalving ontvangt niet geschikt te vinden om met haar de inhoud van deze volmacht te bespreken. Volgens klager was een andere afspraak, bijvoorbeeld voor de dag erna, niet mogelijk.
6.2. Vervolgens heeft de notaris een brief gedateerd 20 juli 2004 ontvangen van tante. Hierin stelt zij niet beseft te hebben wat de gevolgen zijn van het tekenen van de notariële volmacht aan haar neven. Tevens verzoekt zij de notaris om zo spoedig mogelijk een notariële volmacht ten behoeve van haar accountant op te stellen.
Hierop heeft de notaris contact gehad met tante, in aanwezigheid van twee medewerksters van zijn kantoor. De notaris wenste geen enkel risico te lopen om het verwijt te krijgen dat hij een akte zou passeren voor iemand die volgens mededelingen van derden niet zou weten wat ze deed.
7.1. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht waarin de notaris wordt verweten dat hij niet is ingegaan op het verzoek van [M], namens zijn tante, om een notariële volmacht te passeren op de dag waarop tante het sacrament van de ziekenzalving ontving overweegt het hof het volgende.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld door te stellen eerst met tante te willen praten buiten aanwezigheid van haar familie. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de mededeling van de notaris dat tante aan hem als haar wens had kenbaar gemaakt niet haar neven en nichten haar financiële belangen te laten behartigen. Deze wens was, terecht, voor de notaris voldoende aanleiding om eerst met tante de volmachtverlening te bespreken. Het komt het hof voorts niet als onjuist voor dat de notaris heeft voorgesteld een dag later, na de dag waarop tante de ziekenzalving zou ontvangen, hierover met haar te praten. Zoals de kamer reeds heeft vastgesteld is niet gesteld of gebleken dat het noodzakelijk was dat de notaris nog op dezelfde dag zou komen om een en ander te regelen.
7.2. Dat de notaris vervolgens is ingegaan op de brief van tante van 20 juli 2004 komt het hof niet als onzorgvuldig voor . De notaris heeft een gesprek met tante gevoerd in tegenwoordigheid van twee medewerksters van zijn kantoor. Deze handelwijze acht het hof zorgvuldig. Dat de notaris geen gesprek heeft gehad met de familie dan wel een verpleeghuisarts kan hem niet worden verweten, nu er voor hem blijkbaar geen aanleiding bestond om te twijfelen aan de bedoelingen van tante en hij niet twijfelde noch aanleiding had om te twijfelen aan haar geestelijke gesteldheid.
Het hof acht dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond.
7.3. Ten aanzien van het dreigement van de notaris om een klacht tegen klager in te dienen bij het medisch tuchtcollege overweegt het hof het volgende. Alhoewel het hof dit dreigement niet als een vergeldingsactie zou willen kwalificeren, is het hof van oordeel dat een dergelijke uitlating niet in overeenstemming is met de eisen die aan het handelen van een notaris moeten worden gesteld. Met de kamer is het hof echter van oordeel dat dit niet kan leiden tot gegrondverklaring van dit onderdeel van de klacht, gelet op de omstandigheden van het geval waaronder de omstandigheid dat de notaris bij de mondelinge behandeling oprecht meende juist te hebben gehandeld, waardoor de aantijgingen door klager jegens de notaris gedaan des te grievender zijn.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.5. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 17 november 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISEN TE ARNHEM
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van:
[B],
wonende te [woonplaats],
klager,
Mr. [X],
Notaris te [plaats],
verweerder,
hierna de notaris.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken.
- de brief van 26 november 2004 van klager aan de kamer, waarin hij een klacht tegen de notaris indient
- de brief van de notaris (binnen de toegestane uitstelperiode) van 13 januari 2005, met bijlagen, aan de Kamer
- de brief van 29 januari 2005, met bijlage, van klager aan de Kamer
- de brief van de notaris van 23 februari 2005, met bijlage, aan de Kamer.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Kamer op 7 maart 2005. Bij de behandeling waren zowel klager als de notaris aanwezig.
1. Klager is een neef van de hoogbejaarde mevrouw [Y]. Mevrouw [Y] is weduwe en kinderloos. Klager en/of een andere neef van mevrouw [Y] hebben de notaris op een dag in juli 2004 verzocht om nog op diezelfde dag een notariële volmacht op te stellen en te laten tekenen door mevrouw [Y], waarbij mevrouw [Y] volmacht zou geven aan klager en de andere neef om haar financiële zaken te regelen.
De notaris gaf aan dat hij die voor mevrouw [Y] emotionele dag niet geschikt vond voor het tekenen van een volmacht, omdat mevrouw [Y] op die dag het sacrament van de ziekenzalving zou ontvangen. Bovendien heeft de notaris aangegeven dat hij eerst met mevrouw [Y] een gesprek wilde hebben over de volmacht. De notaris heeft daarom voorgesteld om de volgende dag naar mevrouw [Y] te gaan. Klager en/of zijn neef hebben daar niet mee ingestemd. Ten overstaan van een andere notaris heeft mevrouw [Y] enige dagen later een notariële volmacht ondertekend waarbij zij klager en diens neef volmacht heeft gegeven om haar (financiële) zaken te regelen.
2. De notaris heeft een door mevrouw [Y] ondertekende brief van 20 juli 2004 ontvangen. Daarin staat dat de brief op haar verzoek geschreven is door haar accountant, in verband met haar slechte gezondheid. Mevrouw [Y] vraagt in de brief aan de notaris om spoedig een notariële volmacht op stellen, waarbij zij volmacht geeft aan haar accountant om haar financiële zaken te regelen. De notaris heeft vervolgens in aanwezigheid van twee medewerkers van zijn kantoor als getuigen, een gesprek gehad met mevrouw [Y], waarna mevrouw [Y] ten overstaan van de notaris een notariële volmacht heeft ondertekend waarbij zij haar accountant heeft gemachtigd om haar financiële zaken te regelen.
1. Klager verwijt de notaris dat hij in strijd met de belangen van mevrouw [Y] heeft gehandeld door haar een volmacht te laten ondertekenen ten behoeve van de accountant. Volgens klager was en is het de wens van mevrouw [Y] dat klager en zijn neef haar zaken regelen. In dat verband stelt klager dat de notaris zijn diensten niet had mogen weigeren op de dag van de toediening van het sacrament, en dat de notaris niet op basis van de brief van 20 juli 2004, die niet door mevrouw [Y] zelf geschreven is, en waarvan zij de inhoud als gevolg van haar (vergaande) doofheid en blindheid niet goed zal hebben gekend, haar een volmacht had mogen laten tekenen die niet strookt met haar wens, welke wens de notaris bekend was uit het telefoongesprek op de dag van de toediening van het sacrament. Klager vindt daarom dat de notaris na ontvangst van de brief van 20 juli 2004 klager hierover had moeten informeren. Ten slotte vindt klager dat de notaris niet gehandeld heeft zoals het een notaris betaamt, door in zijn brief van 13 januari 2005 te schrijven dat hij er over denkt om een klacht tegen klager, die arts is, in te dienen bij het Medisch Tuchtcollege.
2. De notaris voert als verweer aan dat hij juist zorgvuldig te werk is gegaan op de dag dat mevrouw [Y] het sacrament kreeg toegediend. Hij wilde haar op die voor haar emotionele dag niet belasten met een volmacht, en hij wilde haar eerst spreken over de volmacht. Volgens de notaris, die haar als notaris al jaren kent, had mevrouw [Y] hem daarvóór regelmatig aangegeven dat zij graag haar accountant alles wilde laten regelen en niet de familie. De notaris vindt dat hij ook zorgvuldig gehandeld heeft naar aanleiding van de brief van 20 juli 2004, door twee medewerkers van zijn kantoor als getuigen mee te nemen naar de bespreking met mevrouw [Y]. Omdat de notaris vindt dat juist klager als arts had moeten inzien dat de handelwijze van de notaris zorgvuldig was, denkt hij er over om een klacht in te dienen tegen klager, bij het Medisch Tuchtcollege.
De beoordeling van de klacht
1. Volgens artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) is de notaris aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepalingen of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de hierboven weergegeven handelwijze van de notaris een verwijtbare handeling in de zin van artikel 98 Wna oplevert.
2. De eerste vraag is of de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door te weigeren om mevrouw [Y] een volmacht te laten ondertekenen voor klager en diens neef op dezelfde dag dat het verzoek daartoe telefonisch zijdens klager was gedaan. De notaris heeft in dat telefoongesprek aangegeven dat hij over de volmacht eerst buiten de aanwezigheid van de familie wilde praten met mevrouw [Y], en dat hem de bewuste dag niet geschikt leek in verband met het emotionele karakter van die dag omdat mevrouw [Y] in het bijzijn van haar familie het sacrament van de ziekenzalving zou ontvangen.
De notaris heeft daarom voorgesteld om een dag later te komen.
Hoewel mevrouw [Y] in verband met haar slechte gezondheid bediend zou worden met een sacrament, is niet gesteld of gebleken dat het op dat moment noodzakelijk was dat de notaris nog diezelfde dag zou komen.
De notaris heeft daarom niet alleen zorgvuldig gehandeld, door aan te geven dat hij eerst alleen met mevrouw [Y] wilde spreken over de volmacht, maar ook adequaat, door voor te stellen om de volgende dag naar mevrouw [Y] te gaan. De notaris heeft daarmee de belangen van mevrouw [Y] behartigd zoals het een notaris betaamt, ongeacht of mevrouw [Y] op de dag dat de notaris gebeld werd al dan niet de wens had om een volmacht aan klager en diens neef te geven.
3. Vervolgens is de vraag of de notaris ook zorgvuldig gehandeld heeft nadat hij de brief van 20 juli 2004 heeft ontvangen. In verband met zijn ambtsgeheim is het evident dat hij de brief niet heeft besproken met klager. Dat de brief niet door mevrouw [Y] zelf is geschreven is niet relevant en evenmin dat daarin een andere gevolmachtigde genoemd wordt dan in het telefoongesprek.
Mensen kunnen van gedachte veranderen. Waar het om gaat is dat de notaris ten tijde van de ondertekening van de notariële volmacht, de overtuiging moet hebben gehad dat de inhoud van de akte overeenstemde met de bedoelingen van mevrouw [Y]. Om haar bedoelingen te achterhalen heeft hij een gesprek met haar gevoerd, en in verband met de voorgeschiedenis heeft hij dat gedaan in tegenwoordigheid van twee medewerkers van zijn kantoor. Deze handelwijze kan niet anders dan als zorgvuldig worden bestempeld.
4. Resteert de vraag of de notaris onbetamelijk heeft gehandeld door in zijn brief van 13 januari 2005 te schrijven dat hij er over denkt om tegen klager een klacht in te dienen bij het Medisch Tuchtcollege. De Kamer kan dit niet anders zien dan dat de notaris dreigt met een vergeldingsactie. Op zichzelf is dat onprofessioneel gedrag en een notaris onwaardig, maar in dit geval zal de Kamer daar niet zo zwaar aan tillen. Klager heeft ter zitting weliswaar verklaard dat hij geen verdachtmakingen richting de notaris wilde uiten, maar in zijn brief van 26 november 2004 aan de Kamer wekt hij op zijn minst genomen de suggestie als zou de notaris betrokken zijn bij verduistering van gelden van mevrouw [Y]. De notaris is daar kennelijk zo door gegriefd dat hij geschreven heeft er over te denken om een klacht tegen klager in te dienen bij het Medisch Tuchtcollege.
5. Uit al het vorenstaande volgt dat de klacht ongegrond is.
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.D.A. den Tonkelaar, plv. voorzitter,
mrs. W.H. van Empel, R.F.M. Brugman, D.G. Hoek en dhr. E. Bos, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Daggenvoorde, plv. secretaris, uitgesproken in het openbaar op 5 april 2005.