ECLI:NL:GHAMS:2005:AU6527
Gerechtshof Amsterdam
- Versnelde behandeling
- J.M.J. Chorus
- A.R. van de Veen
- D.J. Cohen Tervaert
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van woning na ontdekking hennepplantage
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de vereniging Woningbouwvereniging Eendracht Maakt Macht (EMM) tegen een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De aanleiding voor het hoger beroep is een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem, waarin aan EMM was verboden om een eerder vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te leggen. Dit eerdere vonnis had de huurovereenkomst tussen EMM en [geïntimeerde] ontbonden en de huurder veroordeeld om de woning te ontruimen, omdat er in de woning een hennepplantage was aangetroffen. De hennepplantage werd ontdekt na wateroverlast bij de buren, veroorzaakt door een overstroomde bak met modderwater waarin de hennepplanten stonden.
EMM heeft in hoger beroep vier grieven ingediend en verzocht om vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter, met als doel de vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen. [geïntimeerde] heeft daarentegen geconcludeerd dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter zou moeten bekrachtigen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de voorzieningenrechter zijn aangenomen, en heeft de grieven van EMM beoordeeld.
Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat de rechter in een executiegeschil slechts de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis kan bevelen als de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de uitvoering. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een juridische of feitelijke misslag die de ontruiming zou kunnen rechtvaardigen. De omstandigheden die [geïntimeerde] aanvoert, zoals de moeilijkheid om vervangende woonruimte te vinden, zijn niet voldoende om een noodtoestand aan te nemen.
Daarom vernietigt het hof het vonnis van de voorzieningenrechter en weigert de gevraagde voorzieningen. [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, die zijn vastgesteld op € 1.060 in eerste aanleg en € 1.270,60 in hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 25 augustus 2005.