ECLI:NL:GHAMS:2005:AU5280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
523/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Schepen
  • E.J.M. Kerpen
  • C.A.M. Walsteijn
  • G.H. Beens
  • H. Hilberts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klacht tegen oud-notaris in tuchtrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een klacht van klaagster tegen oud-notaris mr. [naam]. De klacht was ingediend naar aanleiding van het handelen van de oud-notaris in de periode rondom de verkoop van een pand, waarbij klaagster stelde dat er onzorgvuldig was gehandeld. De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2005, waar zowel klaagster als de oud-notaris aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de klacht niet ontvankelijk was, omdat deze te laat was ingediend. Volgens artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend binnen drie jaar na kennisname van het handelen van de notaris. Klaagster had op 1 augustus 2001 al kennis genomen van de gedragingen van de oud-notaris, maar diende haar klacht pas op 12 augustus 2004 in. Het hof heeft de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht vernietigd en klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klacht. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 27 oktober 2005 in de zaak onder rekestnummer 523/2005 NOT van:
DRS. [naam]G,
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
t e g e n
MR. [naam],
oud-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 29 maart 2005 ingekomen een geschrift – met bijlagen – namens appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Utrecht, verder te noemen de kamer, bekend onder rekestnummer 16/2004, van 22 februari 2005 en verzonden op 23 februari 2005, waarbij haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de oud-notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de oud-notaris is op 27 april 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2005. Klaagster en de oud-notaris zijn verschenen en hebben beiden het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht
3.1. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de klacht tegen de notaris gezien het tijdstip van indiening ontvankelijk is. Het hof dient de ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt, hierna: Wna.
Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat - notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
3.2. Ter griffie van de kamer is op 12 augustus 2004 de klacht van klaagster ingekomen, die betrekking heeft op het handelen/nalaten van de oud-notaris over de periode juni/juli 2001 met betrekking tot de gang van zaken voor en bij het transport van het registergoed gelege[adres]es] te [plaats] op 1 augustus 2001.
3.3. Uit de stukken blijkt dat klaagster in ieder geval reeds op 1 augustus 2001 kennis had van de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft.
3.4. De hiervoor sub 3.1. genoemde termijn van drie jaren is dan ook aangevangen op een eerder moment dan 12 augustus 2001, zodat klaagster te laat haar klacht heeft ingediend.
3.5. Op grond van het voorgaande is de klacht niet ontvankelijk. Het hof zal klaagster dan ook op andere gronden dan die welke de kamer aan haar beslissing heeft ten grondslag gelegd, niet ontvankelijk verklaren in haar klacht.
3.6. Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
4. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het
openbaar uitgesproken op donderdag 27 oktober 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT
BESLISSING van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht op de klacht van:
mevrouw drs. [naam],
wonende te [plaats],
klaagster,
-t e g e n-
mr. [naam],
oud-notaris te [plaats],
De procedure
Bij brief van 8 juli 2004 heeft klaagster zich tot deze Kamer gewend met een klacht over notariskantoor [naam] te [plaats]. Daarbij heeft zij aangegeven dat de klacht betrekking heeft op het onzorgvuldig handelen en/of nalaten van een van genoemde notarissen, alsmede op het onzorgvuldig handelen en/of nalaten van de destijds bij genoemd notariskantoor werkzame kandidaat-notaris mr. [naam] en notarisklerk de heer [naam].
Op 28 september 2004 heeft de Kamer een reactie op de klacht ontvangen van mr. [naam]. Omdat de klacht betrekking heeft op een dossier dat tot zijn protocol behoorde, heeft hij als destijds verantwoordelijke notaris de klacht aan zich getrokken. Op 19 oktober 2004 heeft de Kamer een reactie op de klacht ontvangen van mr. [naam].
Bij brief van 7 december 2004 heeft klaagster de Kamer verzocht de heer [naam] als getuige op te roepen.
De klacht is op 16 december 2004 mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- klaagster in persoon,
- mr. [naam] in persoon,
- mr. [naam] in persoon,
- mr. [naam] in persoon.
Tijdens de zitting op 16 december 2004 heeft de Kamer reeds mondeling een gemotiveerd oordeel gegeven over de ontvankelijkheid van klaagster, voor zover haar klacht betrekking heeft op mr. [naam]. De Kamer heeft medegedeeld dat naar voorlopig oordeel de klacht in zoverre niet-ontvankelijk is en dat de definitieve uitspraak schriftelijk zal geschieden. Deze uitspraak is in een aparte beslissing weergegeven (onder nummer 15/2004)
Tijdens de zitting op 16 december 2004 heeft de Kamer de behandeling geschorst en besloten de heer [naam] op te roepen om als getuige te worden gehoord ten behoeve van de beoordeling van de klacht, voor zover die betrekking heeft op mr. [naam].
Op 20 december 2004 is de mondelinge behandeling van de klacht voortgezet en is de heer [naam] gehoord. Bij deze gelegenheid zijn verschenen:
- klaagster in persoon,
- mr. [naam] in persoon,
- mr. [naam] in persoon.
De feiten
Aan de orde is de gang van zaken bij (de voorbereidingen van) de overdracht van het pand gelege[adres]es] te [plaats] (hierna ook: het pand). Dit pand was het eigendom van klaagster, haar echtgenoot en haar beide dochters. Op 19 april 2001 is met betrekking tot het pand een koopovereenkomst gesloten. In artikel 3 van deze overeenkomst is onder verwijzing naar artikel 17 bepaald, dat de akte van levering zal worden gepasseerd op
1 november 2001. In artikel 17 is neergelegd dat koper de datum van overdracht kan bepalen tussen 1 augustus 2001 en 1 november 2001.
De koopovereenkomst is in juni 2001 op het notariskantoor binnengekomen.
De kopers van het pand hebben in de laatste week van juli 2001 aangegeven dat zij de leveringsakte op 1 augustus 2001 wilden laten passeren. Hiervan is klaagster op 26 juli 2001 door notarisklerk [naam] op de hoogte gesteld. Op 31 juli 2001 heeft klaagster naar het notariskantoor machtigingen gefaxt van haar beide dochters. Deze machtigingen zijn gedateerd 25 juni 1998 en luiden: ‘L.S., hierbij machtig ik mijn moeder (…) het huis[adres] te [plaats] te verkopen. Ik wil er verder niets meer mee te maken hebben.’
Tot 1 augustus 2001 was mr. [naam] de notaris onder wiens verantwoordelijkheid het dossier van klaagster werd behandeld. Op 1 augustus 2001 is mr. [naam] (hierna: de oud-notaris) gedefungeerd. Per deze datum is mr. [naam], die sinds 1 juni 2001 als kandidaat-notaris op het betrokken kantoor werkzaam was, aangetreden als notaris.
Op 1 augustus 2001 zijn klaagster en haar echtgenoot in persoon verschenen op het notariskantoor en hebben zij genoemde machtigingen in origineel overgelegd. Notaris mr. [naam] heeft deze machtigingen niet geaccepteerd en heeft van haar nieuwe machtigingen geëist, die recenter van datum moesten zijn en concreter van inhoud. Dientengevolge is de leveringsakte op 1 augustus 2001 niet gepasseerd.
Nadat door de dochters van klaagster nieuwe machtigingen waren getekend en overgelegd is de leveringsakte op 13 augustus 2001 gepasseerd.
Op 22 oktober 2002 heeft klaagster bij deze Kamer een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] in verband met de gang van zaken in de aanloop naar 1 augustus 2001 en het feit dat hij geweigerd heeft de leveringsakte op 1 augustus 2001 te passeren. Bij beslissing van 7 augustus 2003 heeft de Kamer deze klacht ongegrond verklaard. Tegen genoemde beslissing heeft klaagster hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof heeft de klacht van klaagster bij beslissing van 8 april 2004 eveneens ongegrond verklaard.
De klacht en de beoordeling daarvan
3.1. Klaagster verwijt de oud-notaris dat onder zijn verantwoordelijkheid werkzame medewerkers van het kantoor in de maanden juni/juli 2001 tekort zijn geschoten in het zorgvuldig behandelen van het dossier betreffende de verkoop van het pand aan de [adres] te [plaats]. Daartoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat het dossier na ontvangst van de koopovereenkomst niet tijdig en onvoldoende zorgvuldig is bestudeerd, waardoor niet tijdig voorzieningen zijn getroffen om het passeren van de leveringsakte mogelijk te maken indien de kopers daar op korte termijn toe zouden besluiten. Volgens klaagster had er overleg gevoerd moeten worden met de verkopers over de datum van levering. Bovendien is volgens klaagster verzuimd tijdig volmachten voor de verkopers te verzorgen. Verder heeft klaagster gesteld dat notarisklerk [naam] op 30 juli 2001 telefonisch de toezegging heeft gedaan, dat de levering op 1 augustus 2001 probleemloos zou kunnen plaatsvinden op basis van de volmachten uit 1998.
3.2. De oud-notaris stelt zich op het standpunt dat de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de gang van zaken onder zijn verantwoordelijkheid tot 1 augustus 2001, ongegrond is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier op de bij het kantoor gebruikelijke wijze is behandeld vanaf het moment dat de koopovereenkomst in juni 2001 binnenkwam; omdat er geen bijzonderheden waren, zijn de gebruikelijke standaardhandelingen verricht door de notarisklerk, die zich waar nodig zou kunnen wenden tot een notaris of een kandidaat-notaris. Het beleid van het kantoor was erop gericht om partijen bij een transport zoveel mogelijk in persoon aanwezig te laten zijn; levering bij volmacht werd in beginsel niet wenselijk geacht, was niet gebruikelijk en geschiedde alleen op uitdrukkelijk verzoek van de betreffende partij. Verder heeft de oud-notaris erop gewezen dat de koopovereenkomst niet vermeldt dat verkopers bij volmacht wilden verschijnen en dat noch verkopers, noch hun makelaar bij afgifte van de koopakte dat hebben doorgegeven. In het licht van deze omstandigheden is het volgens de oud-notaris niet vreemd dat er direct na ontvangst van de koopovereenkomst geen volmachten voor de verkopers werden opgemaakt en verzonden. Ten slotte heeft de oud-notaris aangevoerd dat interne communicatiestoornissen en familieomstandigheden tussen verkopers onderling hem niet kunnen worden verweten.
3.3. Ten aanzien van de klacht, gericht tegen de oud-notaris, overweegt de Kamer als volgt. Op grond van de koopovereenkomst hadden de kopers het recht om, ook op zeer korte termijn, zonder aanzegtermijn aan kopers, te bepalen dat levering zou plaatsvinden op 1 augustus 2001. Het dossier met de betreffende koopovereenkomst is in juni 2001 op het kantoor van de oud-notaris binnengekomen. In een dossier als het onderhavige moeten – in zijn algemeenheid, bijzondere omstandigheden daargelaten – op een zodanig moment voorbereidende maatregelen getroffen worden, dat de juridische levering zonder veel uitstel kan plaatsvinden zodra de koper gebruik maakt van zijn recht de datum van overdracht te bepalen, ook al zou dat op zeer korte termijn zijn.
3.4. De Kamer is echter van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Klaagster wist dat haar dochters, vanwege de gespannen familieverhoudingen, niet bij het passeren van de leveringsakte aanwezig wilden zijn en dat haar dochters derhalve hoe dan ook de leveringsakte per volmacht wilden laten passeren. Klaagster wist bovendien dat het niet zonder meer eenvoudig zou zijn om op korte termijn van de dochters volmachten te krijgen, onder andere omdat van ten minste één dochter de verblijfsplaats onbekend was c.q. die dochter moeilijk te bereiken was. Op dergelijke bijzondere familieomstandigheden hoefde de oud-notaris in beginsel niet voorbereid te zijn. Vorenstaande zou anders komen te liggen, indien [naam] voornoemd, zoals klaagster heeft gesteld, aan haar uitlatingen heeft gedaan, op grond waarvan zij er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat de oude volmachten voldoende waren om tot het passeren van de leveringsakte over te gaan. Nu [naam] onder ede heeft verklaard zich ter zake niets te herinneren, en overigens geen stukken zijn overgelegd waaruit bewijs valt te putten, gaat de Kamer ervan uit dat dergelijke uitlatingen niet zijn gedaan. Tevens volgt daaruit dat klaagster zonder overleg met [naam] ervan uit is gegaan dat de oude volmachten voldoende waren, waarbij zij het risico nam dat die volmachten door de notaris zouden worden afgekeurd, welk risico zich heeft verwezenlijkt. Hiervan valt de oud-notaris naar het oordeel van de Kamer geen verwijt te maken. Dit betekent dat de klacht in zoverre ongegrond is.
4. De beslissing
De Kamer van Toezicht:
- verklaart de klacht, gericht tegen oud-notaris mr. [naam], ongegrond.
Gewezen te Utrecht door mr. H.J. Schepen, wnd. voorzitter, mrs. E.J.M. Kerpen, mr. C.A.M. Walsteijn, leden, en mrs. G.H. Beens en H. Hilberts, plv. leden, bijgestaan door mr. A.M. Rijs, secretaris, op 22 februari 2005.
De secretaris De voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de verzenddatum daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Civiele Griffie, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Aan partijen toegezonden op: