ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3703

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
739/2004NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rol van de notaris bij de vastlegging van huurovereenkomsten en de informatieplicht jegens erfgenamen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 29 september 2005, gaat het om een klacht van meerdere erfgenamen tegen notaris mr. P.C.B.M. [X]. De klacht betreft de wijze waarop de notaris een onderhandse akte heeft opgesteld waarin huurovereenkomsten zijn vastgelegd tussen de moeder van de klagers en twee van haar kinderen. De klagers stellen dat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden door uitsluitend af te gaan op de informatie van de moeder, zonder zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van deze informatie. De notaris heeft de huurovereenkomsten opgesteld kort voor het overlijden van de moeder, die op 18 oktober 2000 overleed. De klagers betogen dat de notaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van alle erfgenamen en dat hij onterecht als partijadviseur is opgetreden voor de twee kinderen die huurders zijn.

Het hof oordeelt dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met zijn informatieplicht. De notaris heeft de moeder geïnformeerd over de wettelijke beperkingen met betrekking tot bevoordeling van kinderen en heeft de huurovereenkomsten vastgelegd op verzoek van de moeder. Het hof stelt vast dat er wilsovereenstemming bestond tussen de moeder en de huurders over de inhoud van de huurovereenkomsten. De notaris heeft niet hoeven twijfelen aan de geestelijke gesteldheid van de moeder, die helder van geest was op het moment van ondertekening. Het hof concludeert dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer van toezicht, die de klacht eerder ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 29 september 2005 in de zaak onder rekestnummer 739/2004 NOT van:
1. [S],
2. W.A. [S],
3. A.H.J. [S],
4. J.M.Th. [E]-[S],
5. H.A.M. [S],
allen wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. A.K.M. van Meer
t e g e n
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. O.J.W. Reijnders.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 11 juni 2004 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder te noemen de kamer, van 13 mei 2004, waarbij de door klagers tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ingediende klacht ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 13 augustus 2004 een verweerschrift, met één bijlage, ingekomen ter griffie.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 juni 2005. Verschenen zijn klagers sub 2 en 3, hun gemachtigde, alsmede de notaris en zijn gemachtigde. De beide gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. In hoger beroep hebben klagers aangegeven dat de feiten onvolledig zijn weergegeven. De aanvulling van de feiten zal, voor zover noodzakelijk, bij de beoordeling door het hof worden meegewogen dan wel anderszins in het navolgende aan de orde komen.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers stellen dat de notaris, bij de voorbereiding en vastlegging van een onderhandse akte, hierna: de huurovereenkomst, waarin twee huurovereenkomsten betreffende twee niet-gelegateerde gedeelten van het bij de woning van de moeder van klagers, hierna: moeder, gelegen weiland, onzorgvuldig heeft gehandeld en partijdig is opgetreden.
4.2. Bij de voorbereiding van de huurovereenkomst is de notaris uitsluitend afgegaan op de opgaven die hem door of namens moeder zijn gedaan en heeft hij op geen enkele wijze zelfstandig onderzoek gedaan naar deze opgaven. Ook heeft de notaris geen enkel contact gehad met de huurders vóór de ondertekening van de huurovereenkomst.
4.3. Voorts heeft de notaris geen onderzoek ter plaatse verricht. Hierdoor ontstond discussie over de juistheid van de tekening die uiteindelijk aan de huurovereenkomst werd gehecht. Zowel de tekening die bij de concept-huurovereenkomst was gevoegd als de daarop verbeterde tekening bevat onjuistheden.
4.4. Ook gezien de zeer lage huurprijs die, gerelateerd aan de grootte van de te verhuren gedeelten van het weiland, wordt bedongen had de notaris nader onderzoek moeten doen. Dat sprake is van een zeer lage huurprijs wordt bevestigd door de belastingdienst in de aanslag voor successierecht van 4 december 2002. Bovendien is het beding dat de huurovereenkomst voor de duur van het leven van de huurders wordt gesloten en zelfs op het leven van de langstlevende van beide huurders , zeer ongebruikelijk in de agrarische wereld. Ook naar aanleiding hiervan had de notaris nader onderzoek moeten verrichten. Klagers stellen dat een dergelijk beding geen deel heeft kunnen uitmaken van de gestelde eerdere mondelinge huurovereenkomsten waarop de door de notaris opgestelde huurovereenkomst was gebaseerd en ook niet door moeder, gelegen op haar sterfbed, kan zijn bedacht. Voorts staan er nog enkele onbegrijpelijke bepalingen in de huurovereenkomst, waaronder de verplichting dat aan het einde van de huur de sleutels moeten worden teruggegeven. Indien de notaris de huurovereenkomst zorgvuldiger had voorbereid was deze bepaling hem zeker opgevallen.
4.5. Tevens heeft de notaris nagelaten om moeder in meer dan alleen algemene zin te informeren over de bevoordeling van het ene kind boven het andere en de gevolgen hiervan. De notaris had, gezien de extreem lage huurprijs, moeten ingaan op schenkingsaspecten, schenkingsrecht, legitieme portie en inbrengplicht.
4.6. Ten slotte heeft de notaris, tijdens een bespreking met alle erfgenamen, medegedeeld dat als vijf van de erfgenamen hem niet als boedelnotaris willen aanstellen, hij bereid is op te treden als partij-adviseur voor de overige drie erfgenamen, die hem wel als boedelnotaris wilden aanstellen. Dit is vervolgens ook gebeurd. Hiermee heeft de notaris in strijd gehandeld met de objectiviteit en neutraliteit die hij in acht behoort te nemen, aldus klagers.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris bestrijdt de stellingen en suggesties van klagers. Hij stelt dat hij, in opdracht van moeder, twee respectievelijk in 1985 en 1997 totstandgekomen mondelinge huurovereenkomsten schriftelijk heeft vastgelegd in een onderhandse akte. Slechts op onderdelen zijn deze reeds bestaande huurovereenkomsten aangevuld dan wel gewijzigd. Zo is, op advies van de notaris, moeder akkoord gegaan met een indexering van de huurprijzen.
Betrokken partijen hadden volledige wilsovereenstemming omtrent de tekst van de betrokken akte, zoals deze met hen is besproken, vastgelegd en door hen is ondertekend.
5.2. De notaris beaamt te zijn afgegaan op de opgaven die hem door moeder zijn gedaan. De notaris voegt hieraan toe dat moeder, hoewel in de laatste dagen van haar leven, volledig helder was in haar voornemen de betrokken huurovereenkomsten vast te leggen. Dat zij, in haar laatste dagen en liggende op haar bed, niet onmiddellijk alle gegevens paraat had doch later door een van haar dochters heeft laten doorbellen was voor de notaris geen aanleiding om een nader onderzoek in te stellen. De beide kinderen - de huurders – stemden in met de vastlegging en ook uit dien hoofde was er voor de notaris geen aanleiding om een nader onderzoek in te stellen.
5.3. De inhoud van de huurovereenkomst is besproken met moeder. De bijgevoegde tekening bleek niet juist te zijn. Deze is daarop aangepast. Vóór ondertekening is de huurovereenkomst, inclusief de aangepaste tekening, besproken met de huurders en zij gingen akkoord. Voor de notaris was er geen noodzaak om ter plaatse nog tot een nader onderzoek over te gaan. Dat partijen naderhand, in getuigenverklaringen, verklaren dat ook de bij de ondertekende huurovereenkomst gevoegde tekening niet juist was, is de notaris niet toe te rekenen.
5.4. Met betrekking tot de overeengekomen huurprijs stelt de notaris dat het hem niet bevreemdde dat deze laag was. De huurprijzen binnen families hebben wel vaker een symbolisch karakter. Het in de huurovereenkomst verwerkte langstlevendebeding was een uitdrukkelijke wens van moeder. De notaris stelt dat zowel de prijs als het genoemde beding voortkomen uit de eerdere mondelinge overeenkomsten. Wat betreft de passage over het teruggeven van de sleutels aan het einde van de huur stelt de notaris dat dit, in zijn optiek, mogelijk betrekking kon hebben op een hek met een slot en dat bovendien is toegevoegd de zinsnede “- indien van toepassing -“.
5.5. In verband met het op te maken testament heeft de notaris moeder erop gewezen dat zij geen kinderen mag bevoordelen boven het haar door de wet toegestane. Moeder stelde dit ook niet te willen. Zij wilde wel dat twee van haar kinderen - gedurende het leven van de langstlevende hunner – de gedeelten van het weiland konden blijven huren en dat reeds langer bestaande mondelinge overeenkomsten met deze kinderen schriftelijk werden vastgelegd. Indien de andere kinderen van mening zijn dat moeder hiermee hun legitieme portie heeft geschonden, dan kunnen zij hierop een beroep doen. Er was voor de notaris geen aanleiding deze wens van moeder met anderen dan de direct betrokkenen te bespreken, bovendien was het hem, gezien zijn ambtsgeheim, niet toegestaan om hierover met derden, waaronder klagers, te spreken.
5.6. Wat betreft het verwijt dat de notaris is gaan optreden als partijadviseur van drie van de erfgenamen verweert de notaris zich als volgt. Tijdens een bespreking na het overlijden van moeder, in aanwezigheid van alle kinderen, kwam men te spreken over de aan te stellen boedelnotaris. Drie van de kinderen wensten de notaris aan te stellen, de vijf andere kinderen wilden zich beraden. De notaris heeft toen gezegd dat de drie kinderen hem als partijadviseur zouden kunnen inhuren. Hij ging er vanuit dat, indien de vijf kinderen hem niet als boedelnotaris wilden, ze hem ook niet als partijadviseur wilden. Vervolgens is notaris [Y] als boedelnotaris benoemd. De notaris heeft hem alle benodigde en verlangde informatie gegeven. Pas daarna is de notaris als partijadviseur gaan optreden. Het ontgaat de notaris waarom hij zich hiermee ongeloofwaardig heeft gemaakt.
5.7. In hoger beroep stelt de notaris dat voortschrijdend inzicht hem tot het besef heeft gebracht dat de klacht feitelijk betrekking heeft op handelingen die niet door hemzelf zijn verricht, maar door de kandidaat-notaris mr. [P]. Het had dan ook op de weg van klagers gelegen om een klacht in te dienen tegen de kandidaat-notaris en niet tegen de notaris.
5.8. Eveneens in hoger beroep stelt de notaris dat klagers geen belang hebben bij de klacht nu huurders bij een schrijven van 22 maart 2001 hebben aangeboden om het aandeel van klagers in de vrije verkoopwaarde van de gehuurde onroerende zaken uit te betalen. Dat klagers dit aanbod hebben afgeslagen doen hieraan niet af, aldus de notaris.
5.9. Ten slotte stelt de notaris, in hoger beroep, dat als hem al iets te verwijten is dit zou moeten zijn op grond van artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt, hierna: WNA , juncto artikel 5 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Op grond van deze artikelen had de notaris zijn diensten moeten weigeren indien hij wist of vermoedde dat de huurovereenkomst in strijd met de waarheid was. Hierbij dient te worden meegewogen dat de notaris geen zwaarwegende zorgplicht had jegens derden, waaronder klagers. De notaris stelt dat klagers niet hebben aangetoond dat de huurovereenkomst in strijd is met de waarheid. Zij leggen slechts ongeloofwaardige en tegenstrijdige verklaringen van henzelf over of irrelevante verklaringen van derden. Zelfs al zou moeten worden aangenomen dat er geen mondelinge huurovereenkomsten bestonden, dan nog geldt dat klagers niet hebben aangetoond dat de notaris dit wist of had moeten weten.
6. De beoordeling van de klacht
6.1. Allereerst zal het hof ingaan op het verweer dat de notaris in hoger beroep heeft gevoerd, te weten dat de klacht betrekking heeft op handelingen die niet door hemzelf zijn verricht doch door de kandidaat-notaris mr. [P]. Tijdens het onderzoek ter zitting in hoger beroep is gebleken dat zowel de notaris als de kandidaat-notaris hebben gewerkt aan de totstandkoming van de huurovereenkomst. Het hof oordeelt dan ook dat klagers reeds hierom in hun klacht tegen de notaris kunnen worden ontvangen.
6.2. Eveneens in hoger beroep heeft de notaris aangevoerd dat klagers geen belang zouden hebben bij hun klacht. Huurders hebben immers aangeboden het aandeel van klagers in de vrije verkoopwaarde van de gehuurde onroerende zaak uit te betalen. Het hof verwerpt dit verweer als niet terzake doende. Het belang dat klagers bij een klacht hebben is niet, althans niet uitsluitend van materiële aard.
6.3. Evenals de kamer oordeelt het hof dat er zowel bij moeder als bij de beide huurders wilsovereenstemming bestond en dat zij bevoegd waren deze vast te leggen in de huurovereenkomst. Dat de notaris bij de voorbereiding van deze overeenkomst uitsluitend is afgegaan op de opgaven van moeder valt hem niet te verwijten. De huurders waren het immers eens met deze opgaven en de notaris was niet gehouden en – vanwege zijn geheimhoudingsplicht -was het hem ook niet toegestaan hieromtrent informatie in te winnen bij derden, zoals klagers. Dat een deel van de gegevens later door een van de kinderen werd doorgebeld, overigens niet een van de huurders, doet hieraan niet af. De notaris heeft gesteld dat van moeder, in haar laatste dagen en gelegen op haar bed, niet mocht worden verwacht dat zij alle gegevens paraat had. Het hof deelt deze opvatting van de notaris.
Klagers hebben ook aangevoerd dat de gang van zaken rondom de tekening, te voegen bij de overeenkomst, aanleiding voor de notaris had moeten zijn om nader onderzoek te doen. Het hof is echter van oordeel dat, nu moeder en huurders hebben ingestemd met de tekening, nadat hier overigens op hun aanwijzing verbeteringen op waren aangebracht, er voor de notaris geen aanleiding bestond nader onderzoek te doen. Dat er naderhand alsnog onjuistheden in de tekening werden geconstateerd valt de notaris niet te verwijten.
Ook de in de huurovereenkomst opgenomen lage huurprijs hoefde voor de notaris geen aanleiding te zijn tot het instellen van een nader onderzoek. Er was immers sprake van huurovereenkomsten die dateerden uit 1985 en 1997 en bovendien is het niet ongebruikelijk dat er binnen families een lage huurprijs wordt bedongen.
Het hof is voorts van oordeel dat het in de overeenkomst opgenomen langstlevendebeding, opgenomen op uitdrukkelijke wens van moeder en afkomstig uit de eerdere mondelinge huurovereenkomsten, door de notaris terecht is opgenomen in de huurovereenkomst. Behalve dat moeder stelde dat dit reeds in de eerdere mondelinge overeenkomsten was opgenomen bestond hierover ook wilsovereenstemming tussen moeder en huurders. Er was dan ook voor de notaris geen reden om aan het bestaansrecht van deze bepaling te twijfelen.
Verder hebben klagers nog gewezen op de in hun ogen onbegrijpelijke bepaling omtrent de teruggave van sleutels na het einde van de huurovereenkomst. De notaris heeft gewezen op de woorden “- indien van toepassing -“ die in de overeenkomst worden toegevoegd en op de mogelijkheid dat de weilanden toegankelijk zijn via een hek met een slot. Het hof is van oordeel dat deze verklaring van de notaris plausibel is en hem in dat opzicht geen onzorgvuldigheid kan worden verweten bij het opstellen van de huurovereenkomst. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
6.4. Het verwijt van klagers dat de notaris alleen in algemene zin moeder heeft geïnformeerd over de bevoordeling van het ene kind boven het andere is, naar oordeel van het hof, niet terecht. De notaris heeft moeder geïnformeerd, in het kader van het op te maken testament, dat zij geen kinderen mag bevoordelen boven het haar door de wet toegestane. De huurovereenkomst was, althans daar mocht de notaris vanuit gaan, een vastlegging van reeds bestaande afspraken en geen bevoordeling van twee van de kinderen, vlak voor het overlijden van moeder. Het hof is van oordeel dat de notaris zijn informatieplicht niet heeft geschonden en oordeelt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6.5. Wat betreft het optreden van de notaris als partijadviseur is het hof van oordeel dat de kamer terecht heeft geoordeeld dat het de notaris vrij stond om als zodanig op te treden nadat notaris [Y] was benoemd als boedelnotaris. Dat de notaris in een gesprek met alle erfgenamen heeft aangeboden om als zodanig te gaan optreden valt hem niet te verwijten. Zijn verweer dat hij ervan uitging dat als vijf van de kinderen hem niet als boedelnotaris wilden, ze hem ook niet als partijadviseur zouden willen acht het hof terecht aangevoerd. De notaris heeft vervolgens de boedelnotaris alle informatie verschaft en is daarna als partijadviseur gaan optreden. Het hof is van oordeel dat de notaris niet onjuist heeft gehandeld. De stelling van klagers dat er door het optreden van de notaris bij hen sprake is geweest van een informatieachterstand wordt door het hof verworpen nu klagers deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.7. Het vooroverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 29 september 2005.
KLN 03.24
13 mei 2004
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van mevrouw M.E.A.M. [G]-[S], de heer W.A. [S], de heer A.H.J. [S], mevrouw J.M.Th. [E]-[S] en de heer H.A.M. [S], allen wonende te [plaats], hierna te noemen klagers, tegen mr. P.C.B.M. [X], notaris te [plaats], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1. Bij brief (met bijlagen) van 8 oktober 2003 hebben klagers een klacht geformuleerd tegen de notaris.
1.2. Namens de notaris is bij brief van 20 oktober 2003 verzocht om uitstel van de termijn om op de klacht te mogen reageren tot maart 2004, een en ander in verband met ziekte van de notaris. De advocaat van klagers heeft bij brief van 10 november 2003 laten weten zich te zullen refereren aan de beslissing van de kamer. De kamer heeft de notaris uitstel verleend tot maart 2004. De notaris heeft vervolgens op de klacht gereageerd bij brief (met bijlagen) van 21 januari 2004.
1.3. Klagers hebben bij brief (met bijlage) van 2 maart 2004 gerepliceerd.
1.4. De notaris heeft bij brief van 15 maart 2004 gedupliceerd.
1.5. De voorzitter van de kamer heeft de klacht rechtstreeks verwezen naar de volle Kamer.
1.6. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 15 april 2004. Voor de behandeling zijn voor klagers verschenen de heren W.A. [S], A.H.J. [S] en mr. A.K.M. van Meer, advocaat van klagers. De notaris is in persoon verschenen, tezamen met mevrouw [P], kandidaat-notaris, en de heer mr. O.J.W. Reijnders, advocaat van de notaris.
2. De feiten
2.1. De moeder van klagers, mevrouw M.W. [S]-[K], is overleden op 18 oktober 2000.
2.2. De notaris heeft kort voor het overlijden van mevrouw [S], op 6 oktober 2000, op haar verzoek een onderhandse akte opgesteld waarin huurovereenkomsten zijn vastgelegd ten aanzien van twee stukken grond met twee van de kinderen, broer en een zus van klagers, als huurders. De akte is op 6 oktober 2000 ondertekend door mevrouw [S] en de twee huurders.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1. Klagers stellen, zakelijk weergegeven, het navolgende. De notaris is ernstig tekort geschoten in de op hem als notaris rustende zwaarwegende zorgplicht. Bij het opstellen van de onderhandse akte is hij onzorgvuldig en eenzijdig opgetreden. Hij is uitsluitend afgegaan op de gegevens die door of namens mevrouw [S] zijn doorgegeven en heeft nagelaten die gegevens te controleren of anderszins onderzoek te doen naar de juistheid van die gegevens. Bij de voorbereiding van de akte heeft hij met de huurders geen contact opgenomen. Hij heeft onterecht geen rekening gehouden met de belangen van klagers als derden en heeft mevrouw [S] noch de huurders volledig geïnformeerd ten aanzien van de consequenties voor wat betreft bevoordeling en schenking. De notaris had na het overlijden van mevrouw [S] niet als partijnotaris voor drie erfgenamen mogen optreden omdat hij op de hoogte was van de onenigheid binnen de familie.
3.2. De notaris stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende. De tussen mevrouw [S] en de beide huurders bestaande huurovereenkomsten zijn op verzoek van partijen vastgelegd in een onderhandse akte, welke akte op 6 oktober 2000 door die partijen voor akkoord is ondertekend. De notaris heeft bij de huisarts van mevrouw [S] nog geïnformeerd naar de geestelijke gesteldheid van mevrouw [S]. De arts heeft verklaard dat mevrouw [S] helder van geest was en dus handelingsbekwaam. Hij heeft partijen gewezen op het feit dat mevrouw [S] geen kinderen mocht bevoordelen boven het door de wet toegestane. Vanwege zijn geheimhoudingsplicht stond het de notaris niet vrij om met derden te overleggen over een onderhandse akte. Ten aanzien van het opstellen van een onderhandse akte rust op de notaris niet de zwaarwegende zorgplicht jegens derden zoals klagers stellen. Deze geldt wel ten aanzien van een authentieke akte. Op de notaris rust in beginsel geen zwaarwegende zorgplicht voor de totstandkoming van de met de in de onderhandse akte opgenomen rechtshandeling beoogde rechtsgevolgen. Het ging bovendien om bestaande huurovereenkomsten, zodat de vastlegging daarvan de rechtsgeldigheid van die overeenkomsten natuurlijk niet heeft beïnvloed. Het opmaken van de onderhandse akte hield geen strijdigheid met het recht of de openbare orde in en beoogde niet het bewerkstelligen van een ongeoorloofd doel of gevolg, zodat de notaris niet hoefde te weigeren om de onderhandse akte op te maken.
Het stond de notaris naderhand vrij om op te treden als partijnotaris voor drie erfgenamen, nu niet hij maar een andere notaris was benoemd tot boedelnotaris. Alle kinderen beschikten over dezelfde informatie.
4. De beoordeling
4.1. In de memorie van toelichting op artikel 2 van de Wet op het notarisambt staat dat onder de ambtelijke werkzaamheden van de notaris worden begrepen het verlijden van authentieke akten en de andere werkzaamheden die de notaris op grond van de Wet op het notarisambt of een andere wet verricht. Daarnaast verricht de notaris nog andere werkzaamheden, die niet op de wet zijn gebaseerd, waaronder het opmaken van onderhandse akten. Die werkzaamheden behoren niet tot de ambtelijke werkzaamheden van de notaris, aldus de memorie van toelichting (MvT II 23 706, nr. 3, p. 16). De Wet op het notarisambt is in beginsel uitsluitend op ambtelijke werkzaamheden van toepassing, zodat de klacht niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De regels over het tuchtrecht gelden echter ook voor de buitenwettelijke werkzaamheden van de notaris, aldus de Nota naar aanleiding van het verslag (NV 23 706 nr. 12, p. 16), zodat de klacht ontvankelijk is.
4.2. Ten aanzien van het verrichten van buitenwettelijke werkzaamheden, waaronder het opmaken van onderhandse akten, rust op de notaris geen zwaarwegende zorgplicht jegens derden als specifiek bedoeld in de Wet op het notarisambt. Dit neemt niet weg dat de notaris niet in strijd mag handelen met de goede uitoefening, de eer en het aanzien van het notarisambt, immers de regels van het tuchtrecht gelden ook voor de buitenwettelijke werkzaamheden van de notaris. Van zodanig handelen is in casu geen sprake. Tussen mevrouw [S] en de beide huurders bestond wilsovereenstemming ten aanzien van hetgeen in de onderhandse akte is vastgelegd. Het stond partijen vrij om de huurovereenkomsten in een onderhandse akte vast te laten leggen. Het valt de notaris niet te verwijten dat hij die wilsovereenstemming heeft opgetekend. Zijn geheim-houdingsplicht stond in de weg aan het informeren van derden over de overeenkomst. De notaris heeft mevrouw [S] en de huurders geïnformeerd over het feit dat er geen kinderen bevoordeeld mogen worden boven het door de wet toegestane. Het stond de notaris vrij om, nadat een andere notaris was benoemd tot boedelnotaris, op te treden als partijnotaris.
Gezien het bovenstaande heeft de notaris niet gehandeld in strijd met de goede uitoefening, de eer en het aanzien van het notarisambt.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht tegen notaris mr. P.C.B.M. [X] ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. R.B.M. Keurentjes, plaatsvervangend voorzitter, mevrouw mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar, mr. E.M.M. van de Ven, mr. J.L.G.M. Mertens en mr. J.J.G.M. Kuijpers, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2004, in tegenwoordigheid van mevrouw A.M. Bossink, secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.