ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3485

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
681-04 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Het handelen van de notaris als bestuurslid van een stichting en de gevolgen daarvan

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2005, staat het handelen van een notaris als bestuurslid van een stichting centraal. De appellant, hierna klager, heeft een klacht ingediend tegen de notaris, die tevens als secretaris en penningmeester van de stichting fungeert. Klager verwijt de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurslid notariële werkzaamheden verricht en dat hij voorstellen heeft gedaan voor statutenwijzigingen die zijn eigen bevoegdheden binnen de stichting zouden vergroten. Klager stelt dat de notaris onjuiste informatie heeft verstrekt over de gevolgen van een volmacht en dat hij niet betrokken is geweest bij belangrijke besluiten, zoals de bruikleenovereenkomst met het Rijksmuseum Twenthe.

De notaris heeft zich verweerd door te stellen dat zijn werkzaamheden binnen de stichting niet notarieel van aard zijn en dat hij geen extra betalingen ontvangt voor zijn rol als bestuurslid. Hij heeft betoogd dat de klacht van klager voortkomt uit bestuursgeschillen en dat hij zich aan de geldende statuten houdt. De Kamer van Toezicht heeft in eerste instantie de klacht van klager ongegrond verklaard, waarna klager in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de notaris niet in zijn hoedanigheid van notaris heeft gehandeld bij zijn werkzaamheden voor de stichting. Het hof oordeelt dat het enkele feit dat de notaris gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van zijn maatschap niet betekent dat hij notariële werkzaamheden heeft verricht. De beslissing van de Kamer van Toezicht wordt door het hof bevestigd, en het beroep van klager wordt verworpen. Dit oordeel benadrukt de scheiding tussen de rol van de notaris als bestuurslid en zijn notariële taken, en bevestigt dat niet elk handelen van een notaris automatisch onder het tuchtrecht valt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 22 september 2005 in de zaak onder rekestnummer 681/04 NOT van:
[appellant],
wonende te [plaats],
APPELLANT
gemachtigde: mr. H. Loonstein
t e g e n
[geïntimeerde]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 1 juni 2004 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 12 mei 2004, waarbij zijn klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard
1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 20 augustus 2004.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 september 2005. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn advocaat, en de notaris. Allen hebben het woord gevoerd, de advocaat aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, met dien verstande dat het hof hieraan toevoegt dat de notaris alsmede twee secretaresses van zijn maatschap de voor de [X] Stichting, hierna: de stichting, verrichte werkzaamheden declareren en aan de maatschap laten uitbetalen. Uit een overzicht bestuursvergoedingen [X] Stichting 2002 blijkt dat de belastingdienst zich op het standpunt stelt dat over de bestuursvergoeding van de notaris omzetbelasting is verschuldigd. Dit houdt verband met het uitgangspunt dat een notaris/advocaat geacht wordt bestuurder te zijn uit hoofde van zijn beroep. Partijen hebben voor het overige tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij, in zijn hoedanigheid van bestuurslid, secretaris en penningmeester van de stichting notariële werkzaamheden verricht.
4.2. Zo heeft de notaris, op kosten van de stichting, een wijziging van de statuten voorgesteld, die erop neerkomt dat hem persoonlijk meer bevoegdheden binnen de stichting zullen toekomen. De notaris verzocht klager vervolgens de akte van statutenwijziging te ondertekenen ten overstaan van een collega-notaris van de notaris.
4.3. Ook heeft de notaris een voorstel voor volmachtverlening opgesteld op basis waarvan de voorzitter van de stichting en de notaris de stichting voor onbepaalde tijd, in alle opzichten en bij alle rechtshandelingen kunnen vertegenwoordigen.
Dit voorstel komt niet overeen met de statuten van de stichting. De notaris heeft klager hierover onjuiste informatie verschaft en geprobeerd klager te gebruiken voor de eigen doelen van de notaris.
4.4. Aangezien nog vrijwel uitsluitend over het wijzigingsvoorstel van de statuten wordt vergaderd is het werk van de stichting sinds 27 mei 2003 stilgelegd, aldus klager. Het voorstel van klager om dit agendapunt uit te stellen en eerst over belangrijker zaken te vergaderen werd afgewezen door de andere bestuursleden.
4.5. Voorts wijst klager erop dat de notaris en zijn maatschap aardig verdienen aan de voorstellen die door de notaris zijn gedaan. Naast zijn werk als bestuurslid, secretaris en penningmeester verricht de notaris notariële werkzaamheden voor de stichting tegen betaling. Ook de twee secretaresses van de maatschap van de notaris werken per uurloon voor de stichting. Volgens klager is er sprake van een belangenverstrengeling op financieel gebied, op bestuursgebied en op het gebied van documentatie. In hoger beroep wijst klager nog op het briefpapier van de maatschap van de notaris, waarvan de notaris veelvuldig gebruik maakt voor zijn werkzaamheden voor de stichting.
4.6. Ook is klager door de notaris niet betrokken bij de totstandkoming van de bruikleenovereenkomst met het Rijksmuseum Twenthe. De overeenkomst met het Rijksmuseum is niet door klager ondertekend.
4.7. Tenslotte stelt klager dat de notaris zijn statutaire verplichting als secretaris niet nakomt door na te laten de lijst bij te houden waarop de voorwerpen staan die deel uitmaken van de collectie van de stichting en waar deze zaken zich bevinden. In de jaren van het bestuurslidmaatschap van klager heeft de notaris nooit een dergelijke lijst gepresenteerd.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt niet in zijn hoedanigheid van notaris te zijn betrokken in de stichting en ook geen notariële werkzaamheden voor de stichting te verrichten, noch zich hiervoor te laten uitbetalen. De klacht heeft uitsluitend betrekking op het handelen van de notaris als medebestuurder van klager en betreft bestuursgeschillen die reeds bestaan sinds het aantreden van klager als bestuurslid. De afwikkeling van de nalatenschap van de oprichtster van de stichting is op verzoek van het bestuur verricht door een andere notaris. Door de notaris is, in overleg met de andere bestuurders, slechts een opgave gedaan van de vermogensbestanddelen van de nalatenschap aan de boedelnotaris, teneinde laatstgenoemde notaris in staat te stellen een successieaangifte op te stellen.
5.2. De voorgestelde aanpassing van de statuten houdt verband met het volgende. Twee van de bestuursleden, de voorzitter en de notaris, hebben het wenselijk en noodzakelijk geoordeeld, gezien het vermogen van de stichting en de afwezigheid in het bestuur van een vertegenwoordiger van de familie van de oprichtster, een zorgvuldigheidstoets en een controlemechanisme bij de stichting te introduceren. De statuten van de stichting voorzien niet in een toezichthoudend orgaan en bevatten ook geen bepaling omtrent het einde van het bestuurslidmaatschap.
Een wijziging van de statuten is slechts mogelijk krachtens eenstemmig genomen bestuursbesluit. Alle bestuursleden, met uitzondering van klager, hebben voor zichzelf een rooster van aftreden vastgesteld op grond waarvan zij iedere vier jaar hun bestuurslidmaatschap beschikbaar stellen. Klager heeft verklaard zich te beschouwen als een voor het leven benoemd bestuurder.
5.3. Het voorstel tot verlening van een volmacht is door de voorzitter van de stichting geagendeerd. Ten behoeve van de vergadering is door de notaris, op verzoek van de voorzitter, een notitie geschreven inzake een bestuursvolmacht en een concept akte voor een notariële volmacht. Drie van de vier bestuurders hebben zich akkoord verklaard met de notariële volmacht vanwege de grotere aanvaardbaarheid door derden. De notaris stelt dat als er al sprake is van door hem als bestuurder verrichte notariële werkzaamheden dit slechts het opstellen van een concept notariële volmacht zou kunnen zijn.
5.4. De notaris refereert, voor wat betreft de bestuursvergoedingen, aan een bij algemeen stemmen genomen besluit waarin de jaarlijkse bestuursvergoeding is vastgesteld. Voor de secretaris geldt een opslag, die overigens is geïntroduceerd door klager. Deze opslag is gerelateerd aan het aantal uren dat ten behoeve van de stichting wordt besteed. De notaris en zijn secretaresses brengen uurtarieven in rekening die lager zijn dan de kantoortarieven. Krachtens opdracht van de stichting wordt door KPMG jaarlijks de jaarrekening van de stichting opgemaakt en vervolgens door het bestuur van de stichting vastgesteld. Alle financiële gegevens worden aan KPMG beschikbaar gesteld, waaronder ook de financiële documentatie ten aanzien van de bestuursvergoedingen.
5.5. Wat betreft de omzetbelasting die is verschuldigd over de bestuursvergoeding wijst de notaris erop dat de belastingdienst zich op het standpunt stelt dat klager in zijn hoedanigheid van handelaar in zilver bestuurslid is van de stichting. Hieruit vloeit voort dat omzetbelasting over zijn bestuursvergoeding moet worden betaald. Ook aan de notaris heeft de belastingdienst laten weten dat omzetbelasting over zijn bestuursvergoeding is verschuldigd. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat de notaris bij zijn taakvervulling handelt in zijn hoedanigheid van notaris.
5.6. Klager heeft, aldus de notaris, door zijn weigerachtigheid ten aanzien van de medewerking aan de aanpassing van de statuten, de introductie van een rooster van aftreden, het verlenen van volmacht aan twee bestuurders mits gezamenlijk handelend namens de stichting en het verlenen van medewerking aan het uitvoeren van geldig genomen bestuursbesluiten, steeds een van de meerderheid van de bestuursleden afwijkend standpunt ingenomen.
5.7. Ten aanzien van de bruikleenovereenkomst met het Rijksmuseum Twenthe stelt de notaris dat hij met klager een aantal afspraken heeft gemaakt met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst en de ondertekeningsprocedure. Per e-mail van 6 februari 2004 heeft klager aangegeven akkoord te gaan met het procedurevoorstel wat betreft de ondertekening en het concept van de bruikleenovereenkomst.
5.8. Wat betreft de lijst van voorwerpen die deel uitmaken van de collectie van de stichting stelt de notaris dat door hem in het kader van de bruikleenovereenkomst met het Rijksmuseum Twenthe een volledige lijst als bijlage bij deze overeenkomst is opgesteld. Alle bestuursleden hebben een kopie hiervan gekregen. Deze lijst is ook ter beschikking gesteld aan KPMG. Bij de jaarrekening is niet een specifieke opgave van alle zilveren voorwerpen gevoegd. In de jaarrekening zijn wel de zilveren “activa” opgenomen en ook alle aan- en verkopen van voorwerpen zijn weergegeven. De notaris ging ervan uit dat hij op deze wijze aan zijn statutaire verplichting had voldaan, ook omdat in het bestuur nooit de bedoelde lijst aan de orde is geweest.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft geleid tot de vaststelling van feiten zoals hiervoor in rubriek 3. is vermeld, voor het overige heeft het onderzoek naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Het hof voegt hieraan toe dat het enkele feit dat de notaris gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van zijn maatschap, de door hem verrichte werkzaamheden nog niet als notariële werkzaamheden kwalificeren.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 september 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaak: 24 03 Wna
UITSPRAAK
inzake: [klager],
wonende te [plaats],
hierna te noemen klager;
tegen:
mr. [Y],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 4 december 2003 heeft klager via de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer. In een schrijven van 14 december 2003 heeft klager de gronden aangevuld.
De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 6 januari 2004. Vervolgens heeft klager bij brief van 20 januari 2004 gerepliceerd. Door de notaris is niet gedupliceerd.
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 8 april 2004 behandeld. Klager is verschenen, tezamen met zijn echtgenote. De notaris is eveneens verschenen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
3 Feiten
3.1 Klager en de notaris zijn bestuurslid van de [X] Stichting te Utrecht. De stichting heeft de bevordering van het behoud van antiek zilver in Nederland ten doel. Tot medio 2003 heeft het bestuur bestaan uit vier personen. Omdat één van de bestuursleden buiten staat is geraakt om zijn taak te vervullen, bestaat het bestuur thans uit drie personen, een voorzitter, klager en de notaris. Binnen het bestuur is klager de deskundige op het gebied van zilveren voorwerpen. De notaris vervult binnen het bestuur de taken van secretaris en penningmeester. In 2002 en 2003 heeft de notaris voorstellen ingediend tot wijziging van de statuten en het verlenen van een volmacht aan de voorzitter en de notaris.
4 Standpunten
4.1 De klacht komt op het volgende neer. Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris in zijn hoedanigheid van bestuurslid/secretaris/penningmeester van de stichting heeft gehandeld als notaris.
Met betrekking tot het handelen van de notaris stelt klager zich op het standpunt dat dit klachtwaardig is. Klager heeft - zeer kort samengevat - aangegeven dat de notaris voorstelt de statuten van de stichting te wijzigen zonder dat de noodzaak daartoe is gebleken. Voor klager is duidelijk dat het enige doel van de notaris is om voor zichzelf vergaande bevoegdheden te krijgen. Bovendien is getracht om de akte tot statutenwijziging door een notaris van het eigen kantoor te laten passeren. Een onafhankelijke notaris is niet ingeschakeld. Ook is door de notaris voorgesteld om een volmacht aan hem en de voorzitter te verlenen, welk voorstel niet overeen komt met de geldende statuten. Daarbij heeft de notaris aan klager mondeling onjuiste informatie verstrekt over de consequenties van de volmacht. Tevens is een akte van bruikleen aangegaan met het Rijksmuseum Twenthe zonder dat daarvoor en handtekening van klager is gevraagd. Het werk van de stichting ligt stil omdat alleen nog over wijzigingsvoorstellen wordt vergaderd. Verder wordt op die wijze extra verdiend door de maatschap van de notaris.
4.2 De notaris stelt zich op het standpunt dat zijn werkzaamheden binnen de stichting niet notarieel van aard zijn. Hij behandelt geen notariële zaken van de stichting en ook is er geen sprake van extra betaling aan de maatschap waarvan hij deel uitmaakt. Bij afwikkeling van de nalatenschap van de oprichtster van de stichting is door de notaris geen werk als notaris verricht. Voor het overige heeft de notaris gereageerd op hetgeen klager over de discussie binnen het bestuur van de stichting en het handelen van de bestuursleden heeft opgemerkt.
5 Overwegingen
5.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
5.2 De Kamer stelt voorop dat artikel 98 Wna met name ziet op werkzaamheden van de notaris in het ambt van notaris. Dit brengt echter niet met zich dat gedragingen of werkzaamheden van de notaris, welke niet notarieel van aard zijn, geheel buiten de beoordeling van de Kamer liggen. Het is mogelijk dat de notaris buiten zijn ambtswerkzaamheden zodanig handelt dat dit tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen oplevert.
5.3 Anders dan klager is de Kamer van oordeel dat de notaris als bestuurslid van de stichting niet handelt in zijn ambt van notaris. De wel voor de stichting verrichte notariële werkzaamheden zijn door andere notarissen verricht. Het testament van de oprichtster van de stichting is niet door de notaris afgewikkeld. Ook zijn geen (andere) aktes waarin de stichting partij is door de notaris gepasseerd en is niet gebleken dat de notaris andere werkzaamheden in het ambt van notaris voor de stichting heeft verricht.
De omstandigheid dat door de notaris als secretaris uren zijn geschreven en gedeclareerd maakt dit niet anders. Het bestuur van de stichting heeft besloten wat wel en wat niet kan worden gedeclareerd door de notaris als secretaris en van welke vergoedingen verder sprake is.
5.4 Met betrekking tot de vraag of de notaris zich als bestuurslid van de stichting zodanig gedragen heeft dat dit in strijd is met de waardigheid van het notarisambt overweegt de Kamer het volgende.
Het is duidelijk dat klager en de notaris verschillen van inzicht over het al dan niet verlenen van een volmacht en over het al dan niet wijzigen van de statuten. Het is echter niet aan de Kamer om daar een inhoudelijk oordeel over te geven. Het bestuur heeft een voorzitter en is onderling in gesprek over te maken keuzes. Daarbij is gebleken dat inmiddels met betrekking tot die inhoudelijke discussie een civielrechtelijke weg is ingeslagen.
Voor de beperkte toets die de Kamer in dit geheel heeft is van belang dat niet is gebleken dat de notaris de binnen de stichting gemaakte afspraken niet respecteert en op die wijze klachtwaardig handelt. Enkel het verschillen van inzicht is dat in ieder geval niet. Ook is niet gebleken dat de notaris binnen die discussie op zodanige wijze naar buiten is getreden dat dit in strijd is met de waardigheid van het notarisambt.
Dit geldt ook voor contacten die zijn gelegd en afspraken die zijn gemaakt met het Rijksmuseum Twenthe. Bovendien is met betrekking tot die contacten en afspraken ter zitting niet weersproken dat dit alles de instemming van klager heeft gehad.
5.5 De klacht is, gelet op het vorenstaande, ongegrond.
6 BESLISSING
De Kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo, verklaart de klacht ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. van Eerden, J.E. Huisman, mr. W. Meijling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2004.
Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Afschrift verzonden: 12 mei 2004