ECLI:NL:GHAMS:2005:AU1504
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. van Asperen
- A. de Winter
- M. Wagenmakers
- Rechtspraak.nl
Uitleg over de toepassing van artikel 16a lid 1 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in het kader van voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot gevangenhouding van een verdachte, die van 10 juni 2005 tot 23 juni 2005 in een politiecel verbleef. De rechtbank te Haarlem had eerder op 23 juni 2005 de vordering tot gevangenhouding afgewezen. Het hof heeft de feiten en de rechtsgang beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het bepaalde in artikel 16a lid 1 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen ten aanzien van de verdachte is geschonden. Dit artikel bepaalt dat een persoon die in een politiecel verblijft, daar maximaal tien dagen kan verblijven, gerekend vanaf het eerste moment van verblijf. Het hof oordeelt echter dat deze enkele omstandigheid, behoudens bijzondere gevallen, niet met zich meebrengt dat geen gevangenhouding kan worden bevolen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vordering tot gevangenhouding toegewezen. De verdachte zal voor een termijn van 30 dagen in voorlopige hechtenis worden genomen, maar het hof heeft besloten om het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang te schorsen onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, zich zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering en zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten.
De advocaat-generaal heeft kennis genomen van deze beschikking en deze ter kennis van de verdachte gebracht. De uitspraak van het hof is van belang voor de interpretatie van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de toepassing van voorlopige hechtenis in gevallen waarin de verdachte in een politiecel verblijft.