GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
de uitspraak met dagtekening 8 oktober 2004 van de stadsdeelsecretaris van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid, verweerder, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting d.d. 17 september 2004.
Het beroep is behandeld ter zitting van 7 juli 2005.
Het Hof:
? verklaart het beroep gegrond;
? vernietigt de uitspraak van verweerder;
? vernietigt de naheffingsaanslag en
? gelast de gemeente Amsterdam het gestorte griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden.
1.1. Artikel 25 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) luidt als volgt:
1. Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan, indien het motorvoertuig overeenkomstig het door Onze Minister bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken.
3. Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, geldt het tweede lid slechts gedurende die dagen of uren.
1.2. De in de gemeente Amsterdam geldende Parkeerverordening 2002 (tekst 2004, gepubli-ceerd in Gemeenteblad 2002, afd. 3A, volgnr. 1, hierna de Parkeerverordening) bevat onder meer de volgende bepalingen:
1. Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van deze verordening door middel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen en parkeerkaarten.
2. Indien tot enige vorm van regulering van het gebruik van parkeerplaatsen wordt besloten, geschiedt dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en de krachtens deze verordening vastge-stelde regelingen.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 kan slechts dan voor een bepaald gebied tot invoering van een parkeerschijfzone als regulering van het gebruik van parkeerplaatsen worden overgegaan, indien een als zodanig aan te wijzen gebied niet wordt begrensd door gebieden waar het parkeren wordt geregeld op basis van deze verordening.
1. Burgemeester en Wethouders stellen met inachtneming van het bepaalde in deze verordening nadere regels vast aangaande:
a de indeling in vergunninggebieden en de grenzen daarvan;
b (...)
c gedurende welke bloktijden er voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven;
d (...)
1.3. Het Uitwerkingsbesluit parkeren Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid 2004 heeft aan het bepaalde in artikel 3 van de Parkeerverordening 2002 uitvoering gegeven. Dit besluit bevat onder meer de volgende bepalingen:
Dit uitwerkingsbesluit vindt zijn grondslag in artikel 3, lid 1, van de Parkeerverordening 2002 (...)
Artikel 2
Vergunninggebieden
In het stadsdeel bestaan de volgende vergunninggebieden:
(...)
Vergunninggebied Oud Zuid 2, waarvan de grens wordt gevormd door:
(1) het midden van de Amstel, (2) het midden van het Amstelkanaal, (3) het midden van
de Boerenwetering en (4) het midden van de Singelgracht;
(...)
Artikel 4
Bloktijden betaald parkeren
Op grond van de Verordening Parkeerbelastingen dient voor het parkeren parkeerbelasting te worden voldaan:
(...)
(...)
In het gebied Oud Zuid 2 als bedoeld in artikel 2 van dit besluit: op maandag tot en met zaterdag, van 09.00 tot 24.00 uur.
(...)
1.4. De in de gemeente Amsterdam geldende Verordening parkeerbelastingen 2004 (tekst 2004, verder ook de Parkeerbelastingverordening) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het College van Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
(...)
Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing.
Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
1. Voor een naheffingsaanslag voor de belasting als bedoeld in artikel 1, onderdeel a (...) worden kosten in rekening gebracht. De hoogte van het daarvoor in rekening te brengen bedrag is opgenomen in hoofdstuk 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(...)
1.5. In de tarieventabel 2004 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2004, is, ter uitvoering van de artikelen 5 en 9 van de Verordening parkeerbelastingen 2004, onder meer het volgende bepaald:
Hoofdstuk 4. Kosten van naheffingsaanslag en wielklem.
De kosten van:
de naheffingsaanslag voor de belasting, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, bedragen € 42
(...)
Hoofdstuk 5. Tarieven bij parkeerapparatuur.
Het uurtarief in de tariefgebieden A, B en C, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, voor het parkeren als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen, bedraagt:
in tariefgebied A: € 3,20 per uur,
in tariefgebied B: € 1,90 per uur,
in tariefgebied C: € 1,00 per uur.
2.1. De Van Woustraat te Amsterdam ligt in een gebied waar een parkeerder van maandag tot en met zaterdag tussen 09.00 en 24.00 uur ingevolge de Parkeerbelastingverordening parkeerbelasting is verschuldigd voor het op een parkeerapparatuurplaats parkeren van een voertuig.
2.2. In de Van Woustraat is met verkeersborden (in bijlage 1 van het RVV aangeduid als bord E10) aangegeven dat deze straat in een parkeerschijfzone ligt waar maximaal 1 uur met een parkeerschijf geparkeerd mag worden (zie 1.1). Tevens is met verkeersborden (in bijlage 1 van het RVV aangeduid als bord E2) aangegeven dat op bepaalde tijdstippen in de Van Woustraat een verbod om stil te staan geldt.
2.3. Op vrijdag 17 september 2004 omstreeks 21:27 uur constateerde een medewerker van Parkeer Combinatie Holland B.V. (PCH) dat de auto van belanghebbende, merk Volkswagen met kenteken AA-BB-00, in de Van Woustraat op een parkeerapparatuurplaats geparkeerd stond. Genoemde straat ligt in het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid. In de auto lag geen geldig parkeerkaartje. Om die reden is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd. De naheffingsaanslag bedraagt € 43,90, bestaande uit € 1,90 aan belasting en € 42 aan kosten.
2.4. In het verweerschrift schrijft verweerder onder meer:
In de Van Woustraat (…) dient er (…) gedurende de periode van maandag tot en met zaterdag gedurende het tijdvak van 9 tot 24 uur voor het parkeren te worden betaald. Hierop is echter een uitzondering gemaakt middels het instellen van de blauwe zone. Dit betekent dat er maximaal 1 uur kan worden geparkeerd met toepassing van de blauwe parkeerschijf. Dit is van toepassing van maandag tot en met vrijdag gedurende het tijdvak 09.00 uur - 16.00 uur en zaterdag van 09.00 uur - 19.00 uur. Daarnaast is er een stopverbod van toepassing van maandag tot en met vrijdag gedurende het tijdvak 07.30 uur - 09.00 uur en van 16.00 uur - 19.00 uur. Wanneer vorengenoemde parkeerregels van toepassing zijn, wordt middels de aanwezige bebording in de Van Woustraat aangegeven
2.5. Bij brief van 6 juli 2005 (per fax omstreeks 14.20 uur verzonden) heeft verweerder het Hof het volgende meegedeeld:
In antwoord op uw uitnodigingen van 13 juni 2005, kan ik u meedelen dat wij, door omstandigheden, niet aanwezig zullen zijn bij de mondelinge behandeling op 7 juli 2005 van de hieronder genoemde zaken:
1. BK/BK-05/00238 (...)
2. BK/BK-05/00078 (...)
3. BK/BK-04/04840 (...)
4. BK/BK-04/04216 (...)
5. BK/BK-05/00220 (...)
6. BK/BK-04/04828 (...)
7. BK/BK-04/04829 (...)
Middels deze brief verzoeken wij geen uitstel van behandeling maar handhaven wij hetgeen door ons in de gezonden verweerschriften is gesteld.
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de heer A.
Toen de griffier in de middag van 6 juli 2005 met verweerder telefonisch contact zocht om een toelichting op deze brief te ontvangen, antwoordde de desbetreffende ambtenaar dat onvoorzien opdoemende werkzaamheden noodzaakten tot het stellen van prioriteiten en dat dit inhield dat geen gelegenheid voor verweerder bestond om de zitting van 7 juli 2005 bij te wonen. Ondanks enig aandringen van de griffier gaf verweerder geen nadere toelichting.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4.1. Een parkeerder is ingevolge de Parkeerbelastingverordening parkeerbelasting verschuldigd indien de auto op een in een tariefgebied gelegen parkeerapparatuurplaats staat, tenzij er een vrijstelling van toepassing is. De bewijslast voor het eerste (betreffende het belastbare feit) ligt bij verweerder, die van het tweede (betreffende de vrijstelling) bij belanghebbende.
4.2. Vaststaat dat voor het parkeren in de Van Woustraat ingevolge de Verordening ten tijde van belanghebbendes parkeren op 17 september 2004 parkeerbelasting was verschuldigd. Ook staat vast dat de Van Woustraat - in ieder geval de parkeerplaats waar belanghebbende parkeerde - in een zogenoemde parkeerschijf-zone ligt. Uit het verweerschrift leidt het Hof af dat op parkeerplaatsen die liggen in een parkeerschijf-zone gedurende maximaal één uur geen parkeerbelasting is verschuldigd (verder ook: de parkeerbelastingvrijstelling) en dat, indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, de vrijstelling slechts gedurende die dagen of uren geldt. Een en ander onder de voorwaarde dat het geparkeerde voertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken.
4.3. Nu de Parkeerbelastingverordening, noch de Parkeerverordening de parkeerbelastingvrijstelling kent en gelet op hetgeen verweerder in zijn verweerschrift hieromtrent schrijft, gaat het Hof ervan uit dat deze vrijstelling op begunstigend niet-gepubliceerd beleid van het voornoemde Stadsdeel, dan wel van de Gemeente Amsterdam berust. Het zorgvuldigheidsbeginsel verlangt alsdan van het Stadsdeel, respectievelijk de Gemeente dat het in een parkeerschijf-zone dusdanig duidelijk aangeeft op welke data en tijden de vrijstelling geldt, dat het voor een parkeerder voldoende duidelijk is (vgl. HR 22 november 1995, nr. 30 141, BNB 1996/27) dat de parkeerbelastingvrijstelling ten tijde van zijn parkeren op zijn - in een parkeerschijfzone gelegen - parkeerplaats niet geldt. In geval bij een parkeerder redelijkerwijs het misverstand kan ontstaan dat de parkeervrijstelling ten tijde van zijn parkeren wel van toepassing is, dient de naheffingsaanslag wegens strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, te worden vernietigd.
4.4. Het Hof acht door verweerder aannemelijk gemaakt dat op 17 september 2004 de parkeervrijstelling niet na 19.00 uur gold, zodat belanghebbende ten tijde van diens parkeren in de Van Woustraat parkeerbelasting verschuldigd was.
4.5. Gelet op het voorgaande zal het Hof onderzoeken of bij belanghebbende redelijkerwijs het misverstand kon ontstaan dat ten tijde van zijn parkeren de parkeerbelastingvrijstelling toch gold.
5.1. In de gedingstukken en ter zitting heeft belanghebbende – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Bij het op 17 september 2004 inrijden van de Van Woustraat heb ik een verkeersbord gezien dat aangaf dat deze straat in een parkeerschijfzone lag. Er was geen onderbord aanwezig dat een beperking aangaf in de dagen en/of tijden waarop het is toegestaan om met een parkeerschijf te parkeren. Tevens zag ik een bord dat, tezamen met een onderbord, een verbod tot stilstaan op bepaalde tijden aangaf. Ik heb buiten de tijden waarin een verbod om stil te staan geldt, geparkeerd met een parkeerschijf en deze voldoende zichtbaar boven het stuurpaneel gelegd. Omdat de situatie mij niet duidelijk was heb ik aan een plaatselijke middenstander gevraagd of je in de Van Woustraat met een parkeerschijf 1 uur gratis mocht parkeren. Volgens de middenstander was dit toegestaan. De situatie in de Van Woustraat was, voor mij als niet-inwoner van Amsterdam, zeer onduidelijk en ik ben ook niet bekend met alle zones waar betaald parkeren geldt of waar de parkeerbelastingvrijstelling geldt.
De foto die verweerder bij zijn verweerschrift heeft gevoegd betreft de situatie Van Woustraat / hoek Ceintuurbaan. Op de foto is een verkeersbord te zien dat een parkeerschijfzone aanduidt. Volgens de foto is er onder dat verkeersbord een onderbord aangebracht waarop de dagen en tijden zijn aangegeven waarop het toegestaan is met een parkeerschijf maximaal 1 uur
te parkeren. Ik weet zeker dat dat onderbord op 17 september 2004 niet aanwezig was waar ik de Van Woustraat ben ingereden. Volgens mij gold de parkeerbelastingvrijstelling dus ook ’s avonds toen ik parkeerde.
5.2. Verweerder heeft als bijlage bij het verweerschrift de onder 5.1 genoemde foto ingebracht. De foto is gedateerd op 1 september 2004.
6.1. Het Hof acht belanghebbendes verklaring dat onder het verkeersbord, dat aangaf dat de Van Woustraat in een parkeerschijfzone lag, niet een onderbord - met daarop de dagen en tijden waarop het toegestaan was met een parkeerschijf maximaal 1 uur te parkeren - was aangebracht, geloofwaardig. Daaraan doet de door verweerder ingebrachte foto niet af, nu belanghebbende verklaard heeft - en het Hof aannemelijk acht - dat hij op een andere wijze de Van Woustraat is ingereden (en aldaar dergelijke onderborden ontbraken).
6.2. Op grond van het voorgaande concludeert het Hof dat bij belanghebbende redelijkerwijs het misverstand kon ontstaan dat ten tijde van zijn parkeren de parkeerbelastingvrijstelling gold.
6.3. Nu verweerder niet bestrijdt dat ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag in de auto een duidelijk zichtbare parkeerschijf lag, waarvan de toegestane parkeerduur op dat moment niet verstreken was, dient de naheffingsaanslag wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel te worden vernietigd.
7. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is vastgesteld op 21 juli 2005 door mr. P.F. Goes in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.