arrestnummer:
rolnummer: 23-002833-04
datum uitspraak: 24 januari 2005
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 20 juli 2004 in de strafzaak onder parketnummer 15-030026-04 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 juli 2004 en in hoger beroep van 10 januari 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof overweegt ten aanzien van feit 1 het volgende.
Om redenen die noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep ook maar enige contouren hebben kunnen verkrijgen is de verdachte met een doorgeladen pistool afgelopen op een vechtpartij tussen twee vrouwen. Het pistool heeft hij, aangekomen bij de vechtenden, althans enkele ogenblikken, gericht gehouden op deze vrouwen en/of de omstanders. Tijdens een van deze momenten heeft de verdachte, om al evenzeer onduidelijk gebleven motieven, de trekker van het pistool overgehaald en hiermede een kogel afgevuurd, waardoor [slachtoffer] ernstig is getroffen. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat het pistool als het ware buiten hem om is afgegaan toen hij het wilde opbergen komt het hof, mede gelet op de resultaten van het aan het pistool verrichtte technische onderzoek, volstrekt onaannemelijk voor.
Onder voormelde omstandigheden heeft de verdachte, handelend als hij heeft gedaan, in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één van de toen aldaar aanwezige personen -waaronder [slachtoffer] door de afgevuurde kogel dodelijk zou kunnen worden getroffen. Aldus houdt het hof het ervoor dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op voornoemde [slachtoffer].
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
hij op 12 januari 2004 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de buik, te weten een nier en de lever, van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij op 12 januari 2004 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie II, sub 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
hij op 12 januari 2004 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool, merk IM-METAL model HS 2000, met valse inscriptie "Glock 19 Austria", kaliber 9mm x 19, serienummer 47140, en munitie van categorie III, te weten tien patronen, kaliber 9mm x 19, firma Leader, "LE 9mm LUGER" en vier patronen, kaliber 9mm x 19, firma Giulio Fiocchi Lecco, "G.F.L. 9 mm LUGER", voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank te Haarlem heeft de verdachte veroordeeld voor feit 1 primair, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en zijn er enkele goederen onttrokken aan het verkeer verklaard.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor feit 1 primair (poging doodslag), 2 en 3, tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, dat het beslag wordt afgedaan conform het vonnis van de rechtbank en dat de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt en waardoor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig is geschonden. Het slachtoffer heeft tengevolge van het schietincident enkele dagen in coma gelegen en diverse lichamelijke verwondingen, deels van blijvende aard opgelopen. Ook geestelijk heeft een dergelijk incident voor slachtoffers ervan grote gevolgen.
De verdachte heeft daarnaast een doorgeladen vuurwapen en een op scherp staande handgranaat in zijn auto voorhanden gehad. De verdachte heeft zijn vrouw en kind, terwijl deze wapens in de auto aanwezig waren, vervoerd in de auto. Het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen en een op scherp staande handgranaat in een auto is uiterst laakbaar en kan een buitengewoon ernstig risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Het hof heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport inzake de verdachte van 18 juni 2004 van M.F. Raven, psycholoog te Amsterdam, een voorlichtingsrapport van 23 maart 2004 van M.E. Broere, reclasseringswerker te Amsterdam en een aanvullend voorlichtingsrapport van 30 november 2004 van M.E. Broere, reclasseringswerker te Amsterdam.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatiedienst van 30 november 2004, is verdachte eerder terzake van misdrijven veroordeeld.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van de door de advocaat-generaal gevorderde duur passend en geboden is.
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de huls, de volmantel, het pistool, de handgranaat, de dolk in foedraal, het kogelvrije vest en de bivakmuts dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 primair bewezen geachte feit met behulp van het pistool alsmede de huls en de volmantel is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet. Met betrekking tot de handgranaat is het onder 2 bewezen geachte feit begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is eveneens in strijd met de wet.
Het ongecontroleerde bezit van de dolk in foedraal, het kogelvrije vest, waarvan de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard het bij de aankoop van het vuurwapen te hebben gekregen, en de bivakmuts, deze laatste in combinatie met de overige voorwerpen, al welke voorwerpen aan de verdachte toebehoren, is -in aanmerking genomen dat de verdachte die voorwerpen in zijn auto op de openbare weg aanwezig heeft gehad- in strijd met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 huls, G.F.L. 9 mm;
1 projectiel, volmantel;
1 pistool, IM METAL, hs2000, 47140;
1 handgranaat, JOEGOSLAVIE, m50P3;
1 dolk, UNITED HOLLAND, uc 212, in foedraal;
1 kogelvrijvest;
1 bivakmuts.
Dit arrest is gewezen door de 9e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Wildenburg, Van Wijnen-Vergeer en Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. Van Oirschot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2005.