ECLI:NL:GHAMS:2005:AT9834

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
684-2004 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.A.M. Schipper
  • A.L.G.A. Stille
  • P.J.N. van Os
  • C.P. Boodt
  • A.R. van der Winkel
  • G. van Eerden
  • J.E. Huisman
  • W. Meijling
  • H.W.C. Spijkerboer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen van de notaris in de afhandeling van een nalatenschap

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen notaris mr. [X] over de afhandeling van de nalatenschap van haar vader, die op 18 augustus 2001 is overleden. Klaagster verwijt de notaris onzorgvuldig handelen, omdat hij niet of pas na herhaald aandringen heeft gereageerd op haar brieven en omdat hij een foutieve aangifte voor het recht van successie heeft ingediend. De notaris heeft zich verweerd door te stellen dat de communicatie met klaagster via haar gemachtigde, notaris mr. [T], naar behoren verliep en dat de inhoud van de successieaangifte bij alle erfgenamen bekend was. Het hof heeft de klacht van klaagster deels gegrond verklaard, met name wat betreft het niet tijdig reageren op brieven en het foutief adresseren van correspondentie. Het hof oordeelt dat de notaris in zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld, wat leidt tot de oplegging van een waarschuwing. De beslissing van de Kamer van Toezicht, die de klacht ongegrond had verklaard, is vernietigd, behoudens de vaststelling van de feiten. Het hof heeft de notaris aangesproken op zijn tekortkomingen en de maatregel van waarschuwing opgelegd, terwijl het overige deel van de klacht ongegrond is verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 31maart 2005 in de zaak onder rekestnummer 684/2004 NOT van:
[appellant],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
t e g e n
[geintimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 3 juni 2004 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 3 mei 2004. Bij deze beslissing is de klacht van klaagster tegen de geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 28 juni 2004 een brief ingekomen waarin de notaris aangeeft dat hij niets heeft toe te voegen aan hetgeen hij destijds aan de kamer heeft geschreven. Tevens verzoekt de notaris niet in persoon ter zitting van het hof te hoeven verschijnen. Klaagster heeft op 13 oktober 2004 een aanvullend appèlschrift met bijlagen ter griffie ingediend. Op 16 februari 2005 is van de zijde van de notaris alsnog een verweerschrift ter griffie ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2005. Verschenen is klaagster, zij heeft het woord gevoerd. De notaris is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Het standpunt van klaagster
3.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klaagster, verder te noemen de erflater, onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij niet of pas na herhaald aandringen heeft gereageerd op brieven van klaagster en haar gemachtigde. Het stelselmatig niet beantwoorden van deze brieven heeft financiële consequenties gehad voor klaagster.
3.2. Klaagster verwijt de notaris bovendien dat hij voor haar bestemde brieven onjuist heeft geadresseerd.
3.3. Bovendien heeft de notaris een foutieve aangifte voor het recht van successie gedaan. Door dit handelen van de notaris is klaagster door één van de mede-erfgenamen verweten dat zij de uitbetaling van de erfenis frustreert.
3.4. Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat zij niet het bedrag heeft ontvangen waar zij recht op heeft.
4. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris wijst de verwijten van klaagster van de hand en verweert zich als volgt.
Klaagster heeft zich laten bijstaan door notaris mr. [T]; deze heeft haar belangen bij de afwikkeling van de boedel behartigd. De contacten met mr. [T] liepen naar behoren. De inhoud van de successieaangifte was bij alle erfgenamen bekend.
5. De beoordeling
5.1. In de onderhavige zaak acht het hof zich onvoldoende voorgelicht van de zijde van de notaris. Dit is redengevend om de behandeling van de zaak aan te houden en de griffier te verzoeken de notaris op te roepen ten einde de notaris in de gelegenheid te stellen alsnog ter zitting te verschijnen. Het hof verzoekt de notaris ter gelegenheid daarvan het dossier waarop de klacht betrekking heeft mede te nemen.
5.2. Klaagster zal door de griffier eveneens worden opgeroepen. Het is aan klaagster om al dan niet ter zitting te verschijnen.
5.3. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- houdt iedere beslissing aan;
- verzoekt de griffier klaagster en de notaris op te roepen voor de openbare terechtzitting van deze kamer van 12 mei 2005 te 13.45 uur, de notaris onder het verzoek tot mede brenging van het dossier waarop de klacht betrekking heeft, ten einde aan het hof de nodige inlichtingen te verstrekken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 31maart 2005.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 14 juli 2005 in de zaak onder rekestnummer 684/2004 NOT van:
[appellant],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
t e g e n
[geintimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Bij tussenbeslissing van 31 maart 2005, waarnaar het hof verwijst voor het verloop van het geding tot die datum, heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de notaris op te roepen voor de behandeling ter openbare terechtzitting van 12 mei 2005 in verband met het verstrekken van de benodigde inlichtingen.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2005. Verschenen zijn klaagster en de notaris. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 3 mei 2004 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
3. De standpunten van partijen
Het hof neemt hierover hetgeen in de tussenbeslissing van 12 mei 2005 hieromtrent is overwogen. Het hof voegt hier aan toe dat klaagster eveneens als klacht naar voren heeft gebracht dat zij door haar zuster is verweten dat zij – klaagster – de uitbetaling van de erfenis ophoudt.
4. De beoordeling
4.1. Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt dat de notaris niet of pas na herhaald aandringen van klaagster heeft gereageerd op brieven van klaagster en haar gemachtigde. Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel terecht door klaagster is voorgesteld. De notaris heeft wat betreft dit klachtonderdeel geen verweer gevoerd en de zienswijze van klaagster beaamt. Dit leidt er toe dat dit klachtonderdeel gegrond is.
4.2. Dit geldt evenzeer voor het klachtonderdeel met betrekking tot het foutief adresseren van de voor klaagster bestemde brieven. Uit de stukken is gebleken dat de brieven gericht aan de zuster van klaagster voorzien zijn van het adres van klaagster. Ook dit klachtonderdeel is terecht door klaagster voorgesteld en het hof acht dit klachtonderdeel gegrond.
4.3. Wat betreft het verwijt van klaagster ter zake van een foutieve aangifte voor het recht van successie ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klaagster, is het hof van oordeel dat ook dit klachtonderdeel doel treft. De notaris heeft in de concept-aangifte opgegeven dat het registergoed aan [adres] te [plaats] als vrije verkeerswaarde aangemerkt diende te worden, terwijl de moeder van klaagster het registergoed nog bewoonde. De aangifte was op dat punt onjuist geredigeerd.
Aangezien klaagster bij brief van haar gemachtigde gedateerd 11 september 2002 de notaris op deze omissie heeft gewezen, heeft klaagster van dit handelen van de notaris geen nadeel ondervonden. Het geen echter onverlet laat dat de handelwijze van de notaris, de notaris valt te verwijten, zodat ook dit klachtonderdeel gegrond is.
4.4. Het hof kan klaagster echter niet volgen in haar klacht met betrekking tot het verwijt hetgeen haar zuster haar gemaakt zou hebben. Klaagster heeft dit klachtonderdeel onvoldoende gemotiveerd, dan wel niet met feiten gestaafd. Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond.
4.5. Ten slotte is het hof van oordeel dat ook het verwijt van klaagster dat zij niet ontvangen heeft uit de nalatenschap waar zij recht op heeft terecht door klaagster is voorgesteld. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat de notaris een verdelingsoverzicht heeft gemaakt. De notaris heeft verklaard – daarnaar gevraagd – dat hij aan klaagster een betaling ad € 25.000,-- heeft gedaan, alsmede dat hij de aanslag ingevolge de successieaangifte heeft voldaan. Voor het overige heeft de notaris naar de bank verwezen ter verdere uitvoering van de opdracht tot uitbetaling. De notaris heeft dit vervolgens niet meer gecontroleerd. De handelwijze van de notaris leidt er toe dat klaagster in het ongewisse blijft van hetgeen zij had behoren te ontvangen. Het hof is van oordeel dat bij de afwikkeling van een boedel een overzicht hoort van hetgeen aan ieder der deelgenoten toegescheiden dient te worden. Nu een dergelijk overzicht is uitgebleven, heeft klaagster niet kunnen constateren of zij uit de nalatenschap heeft gekregen waar zij recht op heeft. Dit klachtonderdeel is terecht door klaagster voorgesteld. Het hof acht het klachtonderdeel gegrond.
4.6. Het bovenvermelde is redengevend voor het oordeel dat de notaris in voege als voormeld bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld en dat deze tekortkomingen dusdanig verwijtbaar zijn dat een maatregel op zijn plaats is. Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen, behoudens de vaststelling van de feiten en de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaren onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris
4.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
4.8. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 3 mei 2004 behoudens voor wat betreft de daarin vervatte vaststelling van de feiten, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de onderdelen van klacht zoals genoemd in 4.1., 4.2. ,.4.3. en 4.5. gegrond en legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bepaalt dat de maatregel zal worden ten uitvoergelegd ter terechtzitting van het hof van donderdag 22 september 2005 te 13.30 uur;
- bepaalt dat de griffier de notaris daarvoor zal oproepen;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en C.P. Boodt, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 14 juli 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaak: 09 03 Wna
UITSPRAAK
inzake: [G],
wonende te [plaats],
klaagster;
tegen:
mr. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 2 juni 2003 heeft klaagster een klacht ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.
De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 23 september 2003. Daarbij is verwezen naar een brief van 30 januari 2003 waarin de notaris verweer heeft geleverd in de klachtzaak (kenmerk 13 02 Wna) van de moeder van klaagster. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 31 oktober 2003 met bijlagen gerepliceerd. Van de notaris is geen dupliek ontvangen. De notaris heeft de Kamer bij brief van 19 februari 2004 meegedeeld dat hij een gesprek heeft gehad met klaagster.
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 8 april 2004 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen. De notaris is niet verschenen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
3 Feiten
3.1 Op 18 augustus 2001 is de vader van klaagster overleden. Door de erflater is een testament opgemaakt waarin aan de moeder van klaagster het vruchtgebruik van zijn nalatenschap is gelegateerd. Drie dochters, waaronder klaagster, zijn door de erflater benoemd tot zijn enige erfgenamen. Over de verdeling is zowel schriftelijk als mondeling gecommuniceerd. De notaris heeft in een brief van 4 december 2001 algemene informatie verstrekt en aangegeven hoe stap voor stap kan worden gehandeld. Klaagster en haar zusters hebben niet rechtstreeks met elkaar gesproken maar hun standpunten bij de notaris neergelegd, al dan niet door gebruik te maken van een tussenpersoon of gemachtigde. In een brief van de notaris van 25 februari 2002 is de stand van zaken weergegeven. Onder meer is daarin het standpunt van de moeder van klaagster genoemd ten aanzien van uitbetaling van 1/6 deel van het vermogen. Op 16 mei 2002 heeft de notaris een concept successie-aangifte naar klaagster gezonden. De namens klaagster voorgestane correctie van de waarde van een woning is door de notaris gevolgd en door de belastingdienst geaccepteerd.
In augustus 2002 heeft een zuster van klaagster tezamen met haar adviseur gesproken met de notaris over de door moeder gewenste afhandeling. In een brief van 16 augustus 2002 heeft de notaris dit weergegeven. Blijkens reacties namens moeder is echter in genoemde brief iets anders weergegeven dan moeder heeft bedoeld. Dit heeft geleid tot een brief van de notaris van 15 oktober 2002 en een verdelingsvoorstel in een brief van 8 november 2002.
3.2 Van op 29 november 2001, 11 februari 2002, 4 maart 2002, 5 augustus 2002, 4 oktober 2002 en 29 november 2002 naar de notaris gezonden brieven heeft klaagster de Kamer afschriften doen toekomen.
4 Standpunten
4.1 De klacht komt op het volgende neer. Klaagster verwijt de notaris dat hij niet of niet tijdig heeft gereageerd op brieven. Ook is aan klaagster correspondentie toegezonden met daarop de naam van een andere erfgenaam. Verder heeft de notaris een foutieve successie-aangifte ingediend en heeft het handelen van de notaris er toe geleid dat klaagster door haar zuster is verweten dat zij de uitbetaling van de erfenis ophoudt. Met betrekking tot het uiteindelijk uitbetaalde bedrag heeft klaagster aangegeven dat zij daarmee niet heeft ontvangen waar zij recht op heeft.
4.2 De notaris heeft aangegeven dat klaagster in de boedelafwikkeling notaris [T] heeft ingeschakeld om haar belangen te behartigen. In de beleving van de notaris liep het contact met de gemachtigde van klaagster naar behoren. Voor het overige heeft de notaris gewezen op hetgeen hij naar voren heeft gebracht in de klachtzaak van de moeder van klaagster. Kort samengevat komt dat er op neer dat de notaris in eerste instantie contact heeft gehad met moeder en globaal de afwikkeling van de nalatenschap heeft besproken. Er bestonden spanningen in de familieverhoudingen. Onder meer werd de inbreng van dochter [M] niet geaccepteerd door de andere dochters. Met moeder werd afgesproken dat getracht zou worden stap voor stap te werk te gaan. Daarbij was levering van het verkochte woonhuis de eerste stap. Voor die levering waren volmachten nodig van de dochters. Om die te verkrijgen werden voorwaarden gesteld, waaronder dat een bedrag ad euro 181.000,- in depot zou worden gehouden.
Met moeder was afgesproken dat na de verkoop van de woning zou worden overgegaan tot uitkeren van het erfdeel aan de dochters. Na de verkoop is de onderlinge verstandhouding opnieuw onder druk komen te staan hetgeen er toe heeft geleid dat moeder haar toezegging weer heeft ingetrokken. Dit had weer gevolgen voor hetgeen de dochters inmiddels was toegezegd. Na de akte van levering zijn er verschillende gesprekken geweest.
Moeder heeft aangegeven dat zij geen afstand heeft gedaan van vruchtgebruik, echter een instemmen met uitkeren van de erfdelen houdt in dat die afstand wordt gedaan.
De achtergehouden waarborgsom was een voorwaarde van klaagster. De verkoopprijs en de successieaangifte was bij allen bekend.
Met betrekking tot hetgeen in de brief van 16 augustus 2002 is weergegeven over compensatie van de waardedaling van de aandelen deelt de notaris mee dat dit niet door hem is bedacht. Wellicht is sprake geweest van onbegrip en misverstand.
5 Overwegingen
5.1 Uit de beschikbare informatie blijkt dat de uitvoering van het testament en de verkoop van de woning stap voor stap moest worden afgehandeld. Uit de omstandigheid dat niet alle familieleden rechtstreeks met elkaar communiceerden mag worden geconcludeerd dat dit weer heeft geleid tot tussenstappen binnen het stappenplan. Dat deze handelswijze vertragend werkt en omslachtig is, is in de praktijk gebleken. Naar het oordeel van de Kamer is dit niet een door de notaris gemaakte keuze.
De notaris is in deze toch in grote mate afhankelijk van de wijze waarop de erfgenamen met elkaar willen en kunnen omgaan.
Met betrekking tot het verwijt dat klaagster kennelijk is gemaakt door één van haar zusters is de Kamer van oordeel dat niet is gebleken dat dit verwijt door handelen van de notaris is veroorzaakt.
Met betrekking tot de omstandigheid dat de notaris niet of niet snel genoeg heeft gereageerd op brieven van de gemachtigde van klaagster is de Kamer van oordeel dat dit geen schoonheidsprijs verdient. Het is weliswaar onjuist en ongewenst dat niet is gereageerd, echter naar het oordeel van de Kamer is dit de notaris niet zodanig aan te rekenen dat het klachtwaardig is. Van door de notaris veroorzaakt nadeel is niet gebleken nu uit de feiten blijkt dat in die periode vooral werd gewacht op een definitief standpunt van moeder.
Met betrekking tot de successieaangifte is de Kamer van oordeel dat de notaris ook hierin niet klachtwaardig heeft gehandeld. De notaris heeft een keuze gemaakt inzake de waarde van een woning en heeft de aangifte in concept naar partijen gezonden. Vervolgens heeft de notaris de namens klaagster voorgestelde correctie gevolgd en daarmee het nodige gedaan. Niet is gebleken van enig nadeel voor klaagster.
Voor zover het gaat om hetgeen de notaris heeft weergegeven in de brief van 25 februari 2002 is de Kamer van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat dit geen weergave is van hetgeen in eerste instantie is besproken met de moeder van klaagster. De weergave ligt in de lijn van hetgeen is aangegeven in een brief van 4 december 2001 en ook in de lijn van de wensen die moeder in de verdere loop van het jaar 2002 heeft aangegeven. Dat de uiteindelijke uitbetaling niet op de aanvankelijk weergegeven wijze heeft plaatsgevonden betreft geen keuze van de notaris maar van moeder. De notaris heeft daarin geen enkel belang en heeft niet onjuist gehandeld. Tevens bracht de door moeder gemaakte keuze omtrent de wijze waarop zij wilde uitbalen met zich dat er voor de notaris geen aanleiding meer bestond om de door klaagster voorgestane waarborgsom nog in depot te houden. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat de notaris de juiste opdrachten aan de bank heeft gegeven. Daarbij zijn geen werkzaamheden blijven liggen. De door moeder gekozen verdeling en de gewijzigde waarde van de aandelen brengt geen wijziging in de vermogensopstelling per 18 augustus 2001.
5.2 De klacht is, gelet op het vorenstaande, ongegrond.
6 BESLISSING
De Kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo, verklaart de klacht ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. van Eerden, J.E. Huisman, mr. W. Meijling en mr. H.W.C. Spijkerboer, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2004.
Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.