ECLI:NL:GHAMS:2005:AT8541
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.H.M. Possen
- M.E. van Hilten
- A.J. Roke
- Rechtspraak.nl
Indeling van minitracs onder douanepost 8704 10 19 en de geldigheid van verordening (EEG) nr. 396/92
In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de indeling van de ingevoerde minitracs onder douanepost 8704 10 19 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). De zaak is voortgekomen uit een beroepschrift van de vennootschap B. te Y, ingediend door W van A te X, Duitsland, tegen een uitspraak van de inspecteur van het Douanedistrict Y. De Douanekamer heeft de zaak beoordeeld met inachtneming van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 september 2004, waarin werd geoordeeld dat de indeling van voertuigen met een kiepfunctie als dumper niet wordt belemmerd door de verordening (EEG) nr. 396/92.
De Douanekamer heeft vastgesteld dat de minitracs, die zijn ontworpen voor gebruik in het terrein, moeten worden ingedeeld onder post 8704 10 19 van het GDT, zoals door belanghebbende is gesteld. Het beroep van belanghebbende is gegrond verklaard, en de Douanekamer heeft de eerdere uitspraak van de inspecteur vernietigd. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 3.220, en is het griffierecht van € 68,07 aan belanghebbende vergoed.
De uitspraak is gedaan op 22 juni 2005 en is openbaar gemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De procedure omvatte meerdere zittingen en schriftelijke uitwisselingen tussen partijen, waarbij de inspecteur en de gemachtigden van belanghebbende hun standpunten hebben toegelicht. De Douanekamer heeft in haar overwegingen de relevante Europese regelgeving en eerdere jurisprudentie betrokken, en heeft geconcludeerd dat de indeling van de minitracs onder de genoemde post gerechtvaardigd is.