Na onderzoek bij de transporteur W B.V. en A B.V. is uit de vervoersdossiers (onder meer de Master Bill’s of lading, correspondentie en dergelijke) gebleken, dat de goederen in containers vanuit Hong-Kong naar Rotterdam werden verscheept.
(…)
Uit de gegevens (scheepsbewegingen) van SEADAT-system van Lloyds is gebleken dat de op de House-connossementen van T... Ltd. genoemde schepen niet op of omstreeks de aangegeven laadtijd in Honduras zijn geweest, maar in de haven van Hong Kong en zogenaamde container-lijndienstschepen betreffen voor vervoer tussen het verre oosten en West Europa.
(...)
Naar aanleiding van genoemde feiten is in het kader van een Gerechtelijk Vooronderzoek bij GEKA huiszoeking ter inbeslagneming verricht.
Aan de hand van de diverse bescheiden, verkregen tijdens het verdere onderzoek, wordt hieronder de door Geka gevolgde werkwijze uiteengezet met betrekking tot de door haar als Hondurese oorsprong ten invoer aangegeven textielprodukten.
(...)
J Ltd. heeft (…) de orders, op papier, uitgezet bij twee zogenaamde fabrikanten in Honduras, doch in werkelijkheid zijn de orders geplaatst bij één of meerdere producenten in vermoedelijk de v.r. China. Deze producenten zijn tot dusver onbekend gebleven.
(…)
In de administratie van T BV werden voor dezelfde orders/leveringen verschillende facturen aangetroffen, namelijk:
1) facturen van J Ltd. en S Ltd. te Taiwan, al naar gelang op wie door T BV geordend was en waarop overeenkomstig de orders de oorspronkelijke orderprijs was vermeld;
2) facturen van T... L... en/of T... A..., welke bij de aangiften ten invoer waren overgelegd en waarop met betrekking tot deze zelfde orders beduidend lagere factuurbedragen waren vermeld dan op de facturen van S Ltd. en/of J Ltd.
De genoemde facturen van:
- J Ltd. te Taiwan
- S Ltd. (een 100% deelneming van T BV)
- T... L... te Honduras
- T... A... te Honduras
en gericht aan T BV zijn qua lay-out en inhoud, met uitzondering van het factuurbedrag, aan elkaar gelijk.
De facturen van:
- J Ltd. en
- S Taiwan Ltd.
zijn uiteindelijk in de meeste gevallen in de financiële administratie van T BV verwerkt en aan hen betaald, maar de voor dezelfde orders en/of leveringen aangetroffen facturen van:
- T... L... en
- T... A...,
met beduidend lagere factuurbedragen, tot ongeveer 10%, werden bij de aangiften ten invoer ingediend.
(...)
HOOFDSTUK 7: ONDERZOEK ADMINISTRATIE T B.V.
(...)
Op 28 juni 1995 en latere data is deze administratie onderzocht, waarbij wij aan de hand van de in deze administratie aanwezige relevante bescheiden de volgende onderwerpen hebben samengesteld:
(...)
ONDERWERP 2: ITALIË ZENDINGEN
Uit deze dossiers is gebleken, dat “T BV” heeft getracht om medio 1992 diverse zendingen in Italië in te voeren, doch dat uiteindelijk de aangiften ten invoer hebben plaatsgevonden in Nederland:
(...)
Doordat er - douanetechnisch gezien - problemen ontstonden, waardoor kennelijk kans op
ontdekking van de omleidingsroute bestond, zijn deze zendingen alsnog in Nederland
ingevoerd.
De kern van deze problematiek bestond uit het feit, dat:
A) de Italiaanse douane kennelijk alleen de door de rederij gestempelde (echte) Ocean Bill of Lading (vervoer v.r. China - Hong Kong – Italië) accepteerde en niet de vermoedelijk valse House- of expediteurs Bill of Lading, waaruit het vervoer vanuit Honduras zou moeten blijken;
B) bij de eerste “Italiaanse zending” de douane de overgelegde certificaten van oorsprong GSP Form A niet accepteerde, omdat deze waren voorzien van inmiddels vervallen Hondurese-stempels uit 1991.
Teneinde deze problemen op te lossen heeft fax-correspondentie plaatsgevonden, waarin met kennelijk het oogpunt om ontdekking van de omleidingsroute te voorkomen, onder meer met betrekking tot de opmaak van de House/expediteurs Bill’s of Lading de volgende afspraken gemaakt worden:
- de plaats, waar de Bill of Lading is afgegeven, TAIPEI, wordt niet meer vermeld. Dit vak wordt blank gelaten;
- als plaats van betaling van de vracht wordt in plaats van TAIPEI, in het vervolg op de Bill of lading HONDURAS vermeld.
- De naam van het schip wordt niet meer op de factuur vermeld, omdat het schip namelijk alleen diensten verleend tussen Taipei en Europa.
- De certificaten van oorsprong GSP Form A zullen in het vervolg een progressieve nummering van de invoices vermelden.
- Om problemen te voorkomen moet de Bill of Lading de laadhaven in H. En de lossingshaven Livorno in Italië vermelden, zonder de vermelding “VIA HK”.
Met H. Wordt vermoedelijk Honduras bedoeld en met Via HK vermoedelijk via Hong Kong.
Uit de aanwezige dossiers van de eerste vier Italië zendingen blijkt, dat vanaf de tweede zending deze afspraken nageleefd worden.
Ook voor de verschepingen, die qua data hierna volgen, wordt overeenkomstig deze afspraken gehandeld.
Verder vermeldt K in een nota aan J onder meer de reden, waarom T BV de MAERSK-scheepslijn wil gebruiken, omdat deze scheepslijn de zendingen via Marseille Frankrijk of via zuid Spanje naar Italië doorvoert.
Hierdoor zal, aldus K, de douane nooit achter de exacte scheepsroute en containerverloop komen.
Onder het hoofdstukje “TOO RISKY” wordt in een faxbericht van T Italy aan T BV gevraagd attent te zijn op vermeldingen als: import dalla Cina. (vertaling: import vanuit China).
Als een dergelijk bericht de douane onder ogen komt, kan een vlotte oplossing van affaire wel vergeten worden.
Verder zijn er problemen ontstaan, omdat bij het vrij krijgen van de eerste container van de rederij de originele Bill of Lading, aangevende het vervoer vanuit vanuit de v.r. China - Hong Kong - Italië, ontvangen wordt
Volgens de correspondentie blijkt deze Bill of Lading aan de douane getoond te zijn, hetgeen K “deep shit” vindt.
K deelt J mee, dat hij zich moet voorstellen, hoe de douane zal reageren, omdat deze Bill of Lading de route CHINA/HONG KONG/ GENUA vermeld, terwijl de documenten aantonen, “je weet wat ik bedoel” << GEVANGENIS>>
Verder deelt hij mee, dat geprobeerd wordt om ’s nachts de Transtar Bill of Lading (aangevende de route vanuit Honduras) door de douane gestempeld te krijgen.
Dit lukt kennelijk, doch nu doet het volgende probleem zich voor, omdat naar het blijkt het certificaat van oorsprong GSP Form A voorzien is van een Hondurese-stempel uit 1991, zodat de douane dit certificaat niet accepteert.
P en K verzoeken aan J om de certificaten in “H” te laten stempelen met de 1992 stempel en ze direct terug te faxen naar Italië, zodat de inklaring door kan gaan.
Gevraagd wordt om “Please find your man in H, stamping the documents today and sent the faxes to us.”.
Het faxbericht wordt beëindigd met 44 maal de kreet “HELP”.
Deze noodkreet helpt, want J deelt vervolgens na enige tijd mee, dat hij eindelijk na veel pogingen 28 certificaten van oorsprong GSP Form A heeft gekregen met de juiste - 1992 - stempel.
Dit betreffen de certificaten, behorende bij de scheepszendingen.
Uiteindelijk zijn, om vermoedelijk verdere problemen te voorkomen, onder overlegging van deze certificaten de betreffende textielzendingen niet in Italië, doch bij de douane te Sittard aangegeven als zijnde producten, oorsprong uit HONDURAS.
ONDERWERP 3: FAXVERKEER DIVERSE ORDERS
Dit onderwerp heeft betrekking op de diverse aangetroffen faxcorrespondentie tussen onder meer T BV en J Ltd., waaruit blijkt, dat de daarin genoemde orders verscheept (en vermoedelijk ook geproduceerd) worden vanuit de v.r. China, via Hong Kong, naar Rotterdam.
Subproces-verbaal 3. AH. 01
Uit een d.d. 12 februari 1991 aan P (vermoedelijk P) gericht faxbericht wordt vermeld, dat:
1) de orders 2804 en 2795 alsmede de eerste levering van de orders 2828, 2803, 2806, 2810, 2823 en 2824 onder het “Honduras quota” worden geleverd en dat hierdoor het L/C moet worden aangepast. Hoe het moet gebeuren wordt aan T BV overgelaten
2) Daarnaast worden de orders 2925 t/m 2929, 3170 t/m 3172, 3288 en 3289 onder het “Taiwan quota” geleverd. Hiervan zijn de Letter of Credit wel O.K.
Uit de vervoersdocumenten is gebleken dat zowel de orders onder 1 als onder 2 met hetzelfde schip Cho Yang Glory, reisnr. V WF 109 vanuit Hong Kong naar Rotterdam zijn vervoerd.
Bij de aangifte ten invoer worden m.b.t. deze orders de volgende bescheiden overgelegd:
ad 1) drie facturen van T... L..., negen certificaten van oorsprong GSP Form A met de oorsprong Honduras,
drie connossementen ten name van Transtar Express, aangevende de verlading op 15 februari 1991 te Honduras op het schip Cho Yang Glory, reisnr. V WF 109.
ad 2) één factuur van J Ltd,
één certificaat van oorsprong GSP Form A met de oorsprong v.r. China,
één connossement ten name van Transtar Express, aangevende de verlading eveneens op 15 februari 1991 te Keelung te Taiwan op het schip Cho Yang Glory, reisnr. V WF 109.
(...)
Subproces-verbaal 3. AH. 02
Uit een door “J” d.d. 27 februari 1992 aan “T B.V.” gericht faxbericht met als aanhef “Dear L”, blijkt, dat met betrekking tot de orders 4177 tot en met 4182 de goederen vanuit “Hong Kong” met het schip “Regina Maersk” naar Rotterdam zouden worden vervoerd.
Door een vergissing echter zijn de goederen in Singapore gelost.
De goederen worden nu met de “Lars Maersk” naar Rotterdam vervoerd.
Op de als kopie bij dit faxbericht bijgevoegde Combined Transport Bill of Lading staat als plaats van ontvangst en laden “Hong Kong”.
Ook uit de vervoersdocumenten blijkt, dat deze goederen vanuit “China”, via “Hong Kong”, naar “Rotterdam” zijn verscheept.
De betreffende orders 4177 tot en met 4182 worden uiteindelijk als textielprodukten, zijnde van oorsprong uit “Honduras”, bij de douane te S ten invoer aangegeven.
Subproces-verbaal 3. AH. 03
Uit een door “J” d.d. 6 maart 1992 aan “T B.V.” gericht faxbericht, met als aanhef “Dear L”, blijkt, dat met betrekking tot de orders 4390, 4399, 4452, 4453, 4462, 4463 en 4544 deze textielgoederen in “Hong Kong” gereed staan, dan wel onderweg zijn, om verscheept te worden.
Op het T1 document staat vermeld dat de goederen vanuit “Hong Kong” zijn verzonden.
De betreffende orders 4390, 4399, 4452, 4453, 4462, 4463 en 4544 worden uiteindelijk als textielprodukten, zijnde van oorsprong uit “Honduras”, bij de douane te S ten invoer aangegeven.
Subproces-verbaal 3. AH. 04
Uit een door “J” d.d. 20 maart 1992 aan “T B.V.” gericht faxbericht met als aanhef “Dear L”, blijkt, dat met betrekking tot de produktie van order 4640 de fabriek een fout heeft gemaakt, doch dat de goederen gereed zijn en per vrachtauto onderweg zijn naar de grens van “Hong Kong”.
Ook uit de vervoersdocumenten blijkt, dat deze goederen vanuit “China”, via “Hong Kong” naar “Rotterdam” zijn verscheept.
De betreffende order 4640 wordt uiteindelijk als textielprodukten, zijnde van oorsprong uit “Honduras”, bij de douane te S ten invoer aangegeven.
ONDERWERP 5: DISCREPANTIES IN OORSPRONGCERTIFICATEN HONDURAS
Dit onderwerp beschrijft een aantal discrepanties in de door “T BV” overgelegde certificaten van oorsprong “GSP Form A”.
1) Van een aantal aangetroffen certificaten van oorsprong GSP Form A waren de daarop vermelde referentienummers qua progressie niet in overeenstemming met de data van afgifte.
Certificaten, voorzien van hogere nummers waren qua data in een vroeger stadium uitgegeven dan certificaten, voorzien van lagere nummers.
2) Uit het onderzoek bleek, dat 29 certificaten van oorsprong GSP Form A ten opzichte van 29 andere certificaten waren voorzien van hetzelfde referentienummer, doch betrekking hadden op geheel andere ordernummers en/of data van afgifte.
In een paar gevallen werden certificaten aangetroffen, welke ten opzichte van elkaar driemaal waren voorzien van hetzelfde referentienummer.
In enkele gevallen weren certificaten van oorsprong GSP Form A met hetzelfde referentienummer en dezelfde datum van afgifte gelijktijdig bij de aangifte ten invoer overgelegd.
3) Uit het onderwerp dossier Italië is gebleken, dat de certificaten van oorsprong GSP Form A en bestemd voor T Italy met betrekking tot de Italië-zendingen waren ondertekend door M.
Omdat de Italiaanse douane deze certificaten niet accepteerde, kennelijk doordat de certificaten voorzien waren van een verouderde stempel uit 1991, werden middels J/J deze certificaten omgeruild voor andere, welke wel waren voorzien van de geldige stempels, doch nu ondertekend door R.
Met uitzondering van lettertype en stempels waren de beide type certificaten qua referentienummers en data van afgifte aan elkaar gelijk, ondanks, dat tussen de feitelijke afgifte van de beide type certificaten een tijdsbestek van enkele maanden lag.
Deze systematiek was van toepassing op 33 aangetroffen certificaten.
4) Bij faxberichten van J Ltd. en gericht aan T B.V. ten aanzien van Dear R waren met betrekking tot een aantal orders kopieën van certificaten van oorsprong GSP Form A gevoegd.
Deze certificaten kwamen echter niet overeen met de uiteindelijke originele certificaten, die met betrekking tot dezelfde orders bij de betreffende aangifte ten invoer bij de douane te S waren overgelegd.
De verschillen bestonden uit geheel andere en soms dubbele referentienummers, andere aantallen textielprodukten, andere ordernummers en factuurnummers.
5) Bij een aangifte ten invoer medio april 1992 werden 2 certificaten van oorsprong GSP Form A ten name van T... L... gevoegd, terwijl volgens de bijgevoegde factuur deze zouden zijn geleverd door T... A....
ONDERWERP 7: DIVERSEN
In dit onderwerp worden bescheiden besproken, die niet op een bepaalde zending of orders refereren, doch in het algemeen betrekking hebben op een verwijzing naar textielfraude.
(...)
ad 4: Blanco facturen
In de administratie van “T BV” werden van een aantal ondernemingen blanco facturen aangetroffen.
Het betreffen hier de volgende ondernemingen:
- T... L... uit “Honduras”;
- S Ltd. uit “Taiwan”;
(…)
Van “S Ltd.” werden naast blanco facturen ook blanco paklijsten en orderformulieren aangetroffen.
Op de blanco facturen van
“T... L...”, (…) zijn bedrijfsstempels met ondertekeningen geplaatst.
ad 7) Douanevervoersdocumenten T-1
Op de door W B.V. en A B.V. opgemaakte Douane-vervoersdocumenten T1 voor het vervoer vanuit de haven Rotterdam naar T BV is met betrekking tot de textielzendingen als land van verzending/uitvoer Hong Kong vermeld.
(…)
Uit deze vervoersdocumenten T1 en gericht aan T BV, hetgeen ook bij T BV dan wel K bekend moest zijn, bleek dus, dat de feitelijke verzending/uitvoer plaats vond uit Hong Kong.
Ondanks deze gegevens - verzending/uitvoer Hong Kong - zijn door de aangever K uit naam van T BV onder overlegging van de facturen en certificaten van oorsprong GSP Form A de diverse textielzendingen als zijnde land van verzending/ uitvoer en oorsprong HONDURAS ten invoer aangegeven.”.
2.11. Tot de gedingstukken behoort een brief van W, werkzaam bij de ECD, aan de inspecteur van de Belastingdienst/Douane te R van 8 februari 1999, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(…)
Reeds in 1991 waren de ECD-collega’s K en R op verzoek van de Noorse autoriteiten al belast met een controle-onderzoek m.b.t. de export van textielprodukten naar Noorwegen. Het ging hierbij om de exporteur T BV.
Dergelijke onderzoeken kunnen qua tijd zeer langdurig zijn, (…). Zodoende heeft dit “Noorse” onderzoek, hoewel niet aanéénsluitend doch wel in het tijdpad lang geduurd en werd pas medio 1992 afgesloten.
In het najaar van 1992 heeft K omtrent het “Noorse” onderzoek een afrondend gesprek gehad met T BV.
De AM-melding 66/92, vanuit Brussel gedateerd de eerste oktober 1992, kwam beging oktober bij de ECD binnen en werd als werkvoorraad op de plank gelegd om de simpele en eenvoudige reden, dat in die tijd het te behandelend team om prioriteitsredenen “vol” zat.
Pas door een interne ECD-reorganisatie medio 1994 kwam er binnen dit team meer speelruimte en kon er ook aandacht besteed worden aan de “al wat oudere werkvoorraad”.
Een van deze onderzoeken was in december 1994 de opstart vanuit de melding 66/92, waarbij na analyse van de daarna opgevraagde archiefstukken pas bleek, dat hoofdzakelijk T BV hierbij betrokken was.
Bovenstaande betekent, dat zowel K als R ten tijde van hun “Noorse” onderzoek niet op de hoogte waren van de AM melding 66/92 c.q. mogelijke frauduleuze textielimporten ex-Honduras en betrokkenheid van T BV.
Oud-collega K onderstreept dit in bijgevoegde verklaring d.d.
5-2-1999.”.
Evengenoemde K heeft in een brief van 5 februari 1999 onder meer het volgende verklaard:
“Ten tijde van mijn bezoeken aan T BV in 1992 omtrent het Noorse onderzoek en mijn gesprekken met P was ik absoluut niet op de hoogte van de AM melding 66/92.”.
2.12. Tot de stukken van het geding behoren de volgende verklaringen van K:
“Ik werk onder verantwoordelijkheid van de directie en uiteraard onder toezicht van de directie. Van elke aangifte bij de douane van goederen was de directie op de hoogte. Dat betrof dan de soort goederen die werden aangegeven. Ik krijg de documenten die nodig zijn voor de aangifte ten invoer van de inkoop en de directeur. De directie wist dus wat er gebeurde en droeg kennis van de zendingen. Zij was ook op de hoogte welke soort documenten er bij de invoer nodig waren (...)”.
“De facturen, paklijsten en de certificaten van oorsprong GSP Form A heb ik van de directeur P ontvangen. Van wie P deze bescheiden heeft ontvangen weet ik niet.”.
2.13. Op grond van de onder 2.7. vermelde brief van het Secretaria de Economia y Comercio heeft de inspecteur besloten dat voor de ingevoerde goederen niet het preferentieel tarief van 0%, maar het algemene tarief van 13% respectievelijk 14% van toepassing moet zijn, en heeft hij de onder 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling aan belanghebbende uitgereikt. Van deze uitnodigingen tot betaling heeft een bedrag van fl. 3.043.026,52 (€ 1.380.864) betrekking op aangiften voor het vrije verkeer welke minder dan drie jaar vóór het vaststellen daarvan aan belanghebbende zijn uitgereikt. Een bedrag van fl. 1.789.379,91 (€ 811.985) heeft betrekking op aangiften ten invoer voor het vrije verkeer welke langer dan drie, maar minder dan vijf jaren vóór het vaststellen van de uitnodigingen tot betaling zijn gedaan.