2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende heeft op 7 juni 2002 een vergunning “behandeling onder douanetoezicht”aangevraagd. De aanvraag is door de inspecteur bij beschikking van 11 juni 2002 afgewezen. Na bezwaar is die afwijzing bij uitspraak van de inspecteur van 19 juli 2002 gehandhaafd. Op het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep heeft de Douanekamer bij uitspraak van 24 december 2002, nr. 02/4611, de uitspraak van de inspecteur en de beschikking op het verzoek vernietigd, en de inspecteur gelast een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag met inachtneming van de uitspraak.
2.2. Op 28 januari 2003 heeft de inspecteur aan belanghebbende een vergunning verstrekt. De vergunning heeft betrekking op de behandeling van rollen aluminiumdraad, welke behandeling inhoudt dat draad van aluminium (post 7605 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT)) wordt verwerkt tot resten en afval van aluminium (post 7602 van het GDT).
In de vergunning is de aard van de te verrichten behandeling omschreven als “rollen (aluminium)draad worden aan weerszijden voorzien van een zaagsnede van minimaal 7,5 cm”.
2.3. Tot de vergunning behoort een bijlage waarin “werkafspraken” zijn vermeld.
In een als “onderdeel 16” aangeduide passage is onder het hoofd “Aanvullende inlichtingen” vermeld:
“Opmerking: De met de douaneautoriteiten gemaakte werkafspraken vormen een integraal onderdeel van deze vergunning.
De afgifte van deze vergunning en de daarin uitgevoerde behandeling (de indeling van het eindproduct) zijn onderwerp geweest van een bezwaarprocedure en een beroepsprocedure. Middels de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (zaaknummer 02/4611 DK) is de belastingdienst in het ongelijk gesteld. De belastingdienst zal cassatie aantekenen tegen deze uitspraak. Als de belastingdienst door de Hoge Raad in het gelijk gesteld wordt, zal de vergunning met onmiddellijke ingang ingetrokken worden. Er zal geen overgangstermijn worden toegepast voor voorraden onbehandeld aluminiumdraad of voor lopende contracten.
Als in cassatie de uitspraak van het gerechtshof vernietigd wordt en het ingesneden aluminiumdraad onder een andere tariefpost moet worden ingedeeld, dan zal voor het in de periode van drie jaar voorafgaand aan de uitspraak van de Hoge Raad in het vrije verkeer gebrachte behandelde product alsnog het tarief worden toegepast dat van toepassing is op de betreffende tariefpost.
Als na afgifte van de vergunning een indelingsverordening van kracht wordt op de
goederen waarop deze vergunning betrekking heeft die als gevolg heeft dat het
behandelde product onder een andere goederencode moet worden ingedeeld, dan
zal de vergunning met onmiddellijke ingang ingetrokken worden. Er zal geen
overgangstermijn worden toegepast voor voorraden onbehandeld aluminiumdraad
of voor lopende contracten. Indien mogelijk zal voor het reeds in het vrije verkeer
gebrachte behandelde product alsnog het tarief worden toegepast dat van
toepassing is op de in de indelingsverordening genoemde tariefpost.”.
Vrijwel dezelfde tekst is opgenomen in de begeleidende brief bij de vergunning, die de inspecteur op 28 januari 2003 aan belanghebbende heeft verzonden.
2.4. Tegen de onder 2.2. vermelde vergunning heeft belanghebbende bezwaar gemaakt, welk bezwaar in het bijzonder betrekking heeft op de in punt 16 van de vergunning - na de opmerking inzake de “werkafspraken” - opgenomen passage als aangehaald onder 2.3.
De inspecteur heeft belanghebbende op 7 augustus 2003 niet-ontvankelijk in haar bezwaar verklaard omdat - kort weergegeven – hetgeen vermeld staat in punt 16 zijns inziens geen onderdeel uitmaakt van de vergunning en geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is.
2.5. Bij arrest van 26 november 2004, nr. 39 193, DR 2005/15*, heeft de Hoge Raad het tegen de sub 2.1. genoemde uitspraak van de Douanekamer gerichte beroep in cassatie van de Staatssecretaris en het door belanghebbende ingestelde incidentele beroep in cassatie, verworpen.
2.6. Op 16 december 2004 is voor onder meer “draad van niet-gelegeerd aluminium” een indelingsverordening met nummer 2147/2004 van kracht geworden.
Op grond van artikel 9 van het Communautair douanewetboek (CDW) heeft de inspecteur daarop de sub 2.2. vermelde vergunning ingetrokken. Tegen die intrekking heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.